Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 10: tijd van televisie en computer

Beoordeling 7.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 4393 woorden
  • 7 maart 2016
  • 25 keer beoordeeld
Cijfer 7.6
25 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Geschiedenis – Hoofdstuk 10 – Tijd van televisie en computer

 

Kenmerkende Aspecten:

  1. De dekolonisatie die een eind maakt aan de westerse hegemonie in de wereld.

Vb.: oprichting NAVO, Trumandoctrine, Warschaupact.

  1. De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog.

              Vb.: Apartheid Zuid-Afrika, Onafhankelijkheid Indonesië.

  1. De eenwording van Europa.

Vb.: Val Berlijnse Muur, EGKS, EEG, EU, euro.

  1. De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen.

              Vb.: Provo’s, ontzuiling, secularisatie.

  1. De ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen.

Vb.: Onafhankelijkheid Suriname, gastarbeiders, dekolonisatie, integratie, nieuwe partijen.

Inleiding:

Peter en Claudia: de Koude Oorlog bepaalde het leven van deze moedige jonge Duitsers. Peter moest de poging van zijn vlucht over de Berlijnse muur (van oost naar west) in 1962 met de dood bekopen. Claudia was van een generatie later mocht, dankzij de val van de Berlijnse Muur, na lang zwijgen vrijuit spreken en haar eigen toekomst bepalen.

Oriëntatie:

De VS en de Sovjet-Unie waren na 1945 de nieuwe grootmachten. Tussen deze staten ontstond een race om bezit van de meeste kernwapens, en hiermee de Koude Oorlog: er waren constante dreigingen van een atoomoorlog en er waren gewapende conflicten in Azië waarbij miljoenen doden vielen. Na 1945 verloren Frankrijk en GB hun macht, en daarmee ook hun overzeese koloniën, net als Nederland en Portugal. Tientallen koloniën werden onafhankelijk, tijdens deze dekolonisatie kwamen westerse machten in conflict met antiwesterse bewegingen van nationalisten.

Na een aantal oorlogen tussen de Duitsers en de Fransen (binnen 100 jaar), besloten ze met andere landen om op Europees niveau meer te gaan samenwerken. Hieruit is uiteindelijk de EU ontstaan. De val van de Berlijnse Muur maakte mogelijk dat ook Oost-Europese landen lid konden worden, deze landen maakten ook kennis met de westerse waarden vrijheid en democratie. Door de toegenomen welvaart in West-Europese landen, konden de jongeren kiezen voor een losse levensstijl, dit zorgde voor veel ingrijpende sociaal-culturele veranderingen. De West-Europese samenlevingen veranderden enorm, er kwamen ook mensen uit andere landen op zoek naar een beter bestaan.

 

Paragraaf 1 – De Koude Oorlog: 1945-1963.

President Roosevelt van Amerika kwam na WOII met het idee om de Verenigde Naties (VN) op te richten. Roosevelt wist Stalin over te halen ook mee te werken en bijna alle landen van de wereld werden lid, dit betekende dat ze hun geschillen in vervolg via de VN zouden oplossen. Maar in praktijk kwam er niet veel van terecht, onder de voormalige Geallieerden bestond nog veel onderling wantrouwen en de politiek die westerse leiders voerden was erg anders dan de politiek van de Sovjet-Unie. à Blokvorming:

Westblok (aanvoerder Amerika)

Oostblok (aanvoerder Rusland/Sovjet-Unie)

Kapitalisme: - vrije markt economie

                       - the invisible hand

Communisme: - fabrieken staatseigendom

                            - kolchozen

                            - meerjarenplannen regering

Democratische besluitvorming

Dictatuur

Meerpartijenstelsel

Eenpartijstelsel

Vrije verkiezingen

Censuur + geheime politie

Vrijheid van meningsuiting en persvrijheid

Gratis sociale voorzieningen

Grote verschillen tussen arm en rijk

(Karl Marx is voorbeeld)

Deze blokvorming ontstond uit de situatie na de Tweede Wereldoorlog. Duitsland was verslagen en de militaire hegemonie en overheersing van de SU in Oost-Europa was een feit. Dit bleek bij de Conferentie van Jalta (februari 1945). Stalin, Roosevelt en Churchill kwamen overeen dat West-Europese landen in de toekomst democratisch zouden worden. Volgens Stalin moesten deze landen echter ‘bevriend’ blijven met de Sovjet-Unie, en na WOII maakt Stalin van deze staten al snel satellietstaten (afhankelijke staten). Deze staten kregen een communistische regering met twee redenen, zij moesten ook van de ‘zegeningen’ van het communisme profiteren, en de kwetsbare Westgrenzen van de SU moesten bovendien beschermt worden. Met propaganda oefende men invloed uit in de Oost-Europese landen, Duitsland was niet te vertrouwen volgens de SU. Het Oostblok ontstond. 

Het Westen vertrouwde de bedoelingen van de SU niet en al gauw werd de term Koude Oorlog gebruikt voor de gespannen situatie tussen oost en west. Het woord koud geeft aan dat het geen rechtstreekse gewapende aanvallen waren, maar dat men zich wel gedroeg alsof ze op voet van oorlog stonden. Er werden almaar wapens aangeschaft, bondgenoten gesloten, spionnen gestuurd en er werd een propagandaoorlog gevoerd.

Voor de bewoners van de satellietstaten werd de invloed van Moskou steeds meer voelbaar, en wie anders dacht, kon zijn toekomst vergeten.

1947: president Truman kondigd nieuwe beleidslijn aan: Trumandoctrine, elk land dat zich bedreigd voelt kan rekenen op Amerikaanse steun. Dit is een voorbeeld van containmentpolitiek. Als aansluiting kwam de VS met het Marshallplan, landen die getroffen waren door WOII kregen geld van Amerika voor economisch herstel, een economisch hersteld West-Europa zou een afzetgebied kunnen worden voor Amerikaanse producten. Maar Russische leiders wezen het Marshallplan af, en onder Russische druk moesten andere Oostbloklanden dit ook doen. De tegenstelling tussen oost en west verscherpte zich.

Juli 1945: Conferentie van Potsdam, Duitsland én Berlijn worden verdeeld in 4 bezettingzones: een Amerikaanse, een Britse, een Franse en een Russische. Van gezamenlijk bestuur was al snel geen sprake meer. Terwijl Amerika, GB en Frankrijk op economische schaal veel hulp boden, namen de Russen in hun zone juist alles in beslag voor herstelbetalingen. Toen er in 1948 in de Amerikaanse, Britse en Franse zones een gemeenschappelijke munt kwam, de D-mark, reageerden de Russen met een blokkade van Berlijn. West-Berlijn kon over land niet meer worden bevoorraad. Maar Amerika organiseerde een luchtbrug om voorraden aan te voeren in West-Berlijn (containmentpolitiek). In 1949 hief Stalin de blokkade weer op.

De spanningen tussen oost en west waren overigens weer toegenomen. In deze sfeer werd in 1949 de NAVO (Noord-Atlantische Verdragsorganisatie) opgericht, dit was een militair bondgenootschap van de VS, Canada en enkele Europese landen. Bovendien werden in 1949 de drie westelijke zones samengevoegd tot Bundesrepubliek Deutsland (BDR). De Russen riepen daarop de Oostzone uit tot Deutsche Demokratische Republik (DDR). In Duitsland waren nu twee hoofdsteden, Bonn en Oost-Berlijn.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

In 1955 trad West-Duitsland toe tot de NAVO, waarop de SU kwam met het Warschaupact. Alle Oostbloklanden traden toe tot dit bondgenootschap. De tweedeling was een feit. Maar veel inwoners in de Oostbloklanden waren erg ontevreden over de beperkte vrijheid en vluchten via de doorgang van Oost naar West-Berlijn, maar om de leegloop te stoppen kwam hier in 1961 een zwaarbewaakte muur. De Berlijnse Muur zou hét symbool van de Koude Oorlog worden.

De Oost-Europese landen kwamen onder een communistische politiek terecht. Er was nog maar weinig vrijheid en geheime diensten, zoals de Stasi in de DDR, hielden burgers scherp in de gaten. Er was sprake van een totalitair systeem in Oost-Europa.

Chinese Revolutie:

  • Wie: regering van president Chiang Kai-shek tegenover de Chinese Communistische  Partij van guerrillaleider Mao Zedong.
  • Wat: burgeroorlog, die Mao Zedong wint. Daarop roept hij de ‘Chinese Volksrepubliek’ uit. China werd communistisch, en Mao was fel anti-Amerikaans. Er kwam een streng communistisch beleid waar veel arbeiders onder moesten lijden. ‘De Grote Sprong Voorwaarts’ zou uitlopen op een economische ramp.
  • Wanneer: 1949
  • Oorzaak: burgeroorlog
  • Gevolg: communistische regering, die het volk slavenarbeid oplegde zonder enige logische planning. Het liep uit op een economische ramp.

Koreaoorlog:

  • Wie: Noord-Korea met bondgenoten Stalin en Mao tegenover Zuid-Korea met bondgenoot Amerika.
  • Wat: oorlog, eerst besloot Amerika Zuid-Korea bij te  staan. Later kwam China Noord-Korea te hulp. Amerika wou het atoomwapen gaan inzetten op het heetst van de strijd, maar Truman zorgde voor het voorkomen  van een atoomoorlog, omdat de Sovjet-Unie ook een atoomwapen had. Er werd uiteindelijk een wapenstilstand bereikt, maar nog steeds bestaan de spanningen tussen Noord- en Zuid-Korea.
  • Wanneer: Oorlog in 1950, wapenstilstand sinds 1953.
  • Oorzaak: troepen van Noord-Korea overschrijden grens tussen beide Korea’s.
  • Gevolg: ‘hete’ oorlog, met nu nog steeds verdeeldheid in Korea.

Cubacrisis:

  • Wie: Cuba met als leider Castro en de SU met als leider Chroesjtsjov tegenover Amerika met als president Kennedy.
  • Wat: Castro was in Amerikaans ogen een pion van Moskou. Kennedy gaf bevel Cuba binnen te vallen. Het liep uit op een mislukking. Chroesjtsjov installeerde daarop langeafstandsrakketten met kernkoppen op Cuba, zo beschermde hij Cuba en zette de VS onder druk. De installaties waren echter te zien op Amerikaanse spionagefoto’s. Kennedy blokkeerde de zee rondom Cuba en dreigde te bombarderen wanneer de rakketten niet werden ontmanteld. Er dreigde een nieuwe atoomoorlog toen Russische schepen de blokkade naderden. Op het laatste moment keerden de schepen om, liet Chroesjtsjov de rakketten weghalen en beloofden de Amerikanen Castro met rust te laten.
  • Wanneer: 1961-1962
  • Oorzaak: Castro kwam aan de macht op Cuba.
  • Gevolg: Cubacrisis, een derde wereldoorlog was bijna een feit geweest.

De Cubacrisis leidde uiteindelijk tot een periode van relatieve ontspanning tussen Oost en West. De rivaliteit bleef echter bestaan, dit bleek het duidelijkst uit de ruimtevaart.

  • Verenigde Naties (VN): organisatie van vrijwel alle landen ter wereld, bedoeld om de wereldvrede te handhaven.
  • Blokvorming: Soort van bondgenootschap. Tijdens de Koude Oorlog stond het communistische Oost-Europa (‘het Oostblok’) tegenover de kapitalistische westerse wereld.
  • Hegemonie: overheersing van de ene staat over de andere.
  • Overheersing: machtiger zijn dan iets of iemand anders en die macht gebruiken om de ander te onderdrukken.
  • Oostblok: naam voor de landen die in de Koude Oorlog onder de invloedssfeer van de SU vielen en lid waren van het Warschaupact.
  • Koude Oorlog: Periode van grote spanning tussen de VS en de Sovjet-Unie. (1947-1987)
  • Trumandoctrine: beleid van de Amerikaanse president Truman in 1947 om landen te steunen die bedreigd werden door gewapende minderheden of door druk van buitenaf.
  • Containmentpolitiek: streven van de VS om het communisme in de wereld in te dammen. Kern van de Trumandoctrine uit 1947.
  • Marshallplan: Naam voor de economische hul van de VS aan Europese landen na de WOII.
  • Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO): Militair bondgenootschap tussen de VS, Canada en enkele Europese landen, in 1949 opgericht om het communisme in te dammen.
  • IJzeren Gordijn: bijnaam voor de vrijwel volledig gesloten grenzen tussen het Westen en het Oostblok tijdens de Koude Oorlog.
  • Warschaupact: bondgenootschap tussen 1955 en 1991 van de SU en enkele Oost-Europese landen. Het Warschaupact was de tegenhanger van de NAVO.
  • Atoomoorlog: oorlog met atoomwapens.

 

Paragraaf 2 – Koloniën worden afhankelijk.

Na de Tweede Wereldoorlog werden bijna alle Aziatische en Afrikaanse koloniën onafhankelijk. Er was sprake van dekolonisatie. Westerse landen konden dit maar moeilijk accepteren. Ze raakten immers zo hun overzeese grondstoffen kwijt en de koloniën dienden als afzetmarkt voor Europese  producten. Voor het beheer van de koloniën hadden de koloniale mogendheden echter de hulp van inheemse bevolking nodig. ‘Rijke’ mensen van de inheemse bevolking kregen de kans om te studeren, soms zelfs in Europa. Zo kwam de inheemse bevolking ook in aanraking met de westerse denkbeelden. Vrijheid, gelijkheid, nationalisme en democratie kregen voor hen ook waarde en men ging verlangen naar zelfbestuur. Het ene na het andere land streed voor onafhankelijkheid.

In perioden van oorlogen namen nationalistische gevoelens in koloniën toe, want:

  • Inheemse bevolking moest meevechten in loopgraven (voor hun overheersers). Men zag waartoe de zogenaamde ‘superieure’ westerse beschaving kon leiden: tot geweld en dood.
  • Aziatische nationalisten werden gemotiveerd door nederlagen van hun overheersers tegen Japan.
  • VS en SU kwamen na 1945 aan de macht, op slechts één punt waren ze het eens: kolonialisme is een verwerpelijk punt.

Dekolonisatie India/Pakistan:

  • Wie: Brits-Indië stond onder Brits gezag.
  • Wat: de leider van de nationalistische Congrespartij, Gandhi, toonde al vanaf 1920 geweldloos verzet en burgerlijke ongehoorzaamheid tegenover de Britten. Nehroe, Gandhi’s medestander onderhandelde met de Britten, deze waren uiteindelijk bereid India onafhankelijkheid te gunnen. Maar er was een diepe kloof tussen hindoes en moslims en er braken bloedige gevechten uit. Daardoor ontstonden er twee staten uit Brits-Indië: India en Pakistan.
  • Wanneer: 1945/1947

Dekolonisatie Noord-Afrika:

  • Wie: Noord-Afrika dat onder gezag van Fransen en Britten stond.
  • Wat: Fransen en Britten zouden zich na WOII uit Noord-Afrika terugtrekken. Noord-Afrika liep in dekolonisatie van Afrika voorop. Egypte was al afhankelijke, maar Britten wilden hier invloed niet kwijt vanwege Suezkanaal. Maar in 1956 werd het kanaal genationaliseerd door de Egyptische president Nasser.

De Fransen wilden Algerije behouden, hier woonden immers veel Fransen. Dit liep uit op een openlijk oorlog tussen het Franse leger en Franse kolonisten tegenover het Arabische Front de Libération Nationale. Dit kwam in 1962 door optreden van de Franse president tot een akkoord.  Woedende kolonisten trekken naar moederland en Algerije wordt afhankelijk.

  • Wanneer: 1962, onafhankelijkheid Algerije. (oorlog Fransen/Arabieren: 1954-1962)

Vietnam: Na de nederlaag van Japan wilde de Vietnamese bevolking geen Franse koloniale overheersing meer, de nationalist en communist Ho Chi Minh riep de onafhankelijke ‘Democratische Republiek Vietnam’ uit. Tevergeefs vochten de Fransen met de VS aan hun zijde tegen de Vietminh, de beweging van Ho Chi Mihn. De Sovjet-Unie en China steunden Ho Chi Mihn in deze oorlog, een oorlog die steeds meer in teken kwam te staan van de Koude Oorlog.

Amerikanen waren bang voor dominotheorie (landen worden communistisch, waarop buurlanden volgen), dit was een gevolg van containmentpolitiek.

Er kwamen onderhandelingen waarin Vietnam gesplitst zou worden in Noord en Zuid. Noord-Vietnam kwam onder leiding van Ho Chi Mihn en Zuid-Vietnam kreeg een prowesters regime. In Zuid-Vietnam kwam een guerrillabeweging (de Vietcong) op tegen de corrupte president Diem. De Amerikanen kwamen Diem te hulp. Na het Tonkin-incident ging Amerika zich steeds openlijker met de strijd in Vietnam bemoeien. Er kwamen veel Amerikanen naar Zuid-Vietnam om de strijd tegen de Vietcong te ondersteunen. Ondertussen werd Noord-Vietnam vrijwel permanent gebombardeerd. Hoe langer het duurde, des te luider kwam het geroep uit Amerika om de oorlog in Vietnam te stoppen, de ‘live’-beelden waren schokkend en de massa moord op 500 burgers door Amerikaanse soldaten in My Lai maakte enorm veel indruk. In 1969 droeg de Amerikaanse president Nixon de oorlogvoering over aan het Zuid-Vietnamese regeringsleger. In 1973 kwam er eindelijk een akkoord.

Amerikanen trokken zich terug uit Vietnam en na twee jaar vielen Noord-Vietnamese troepen Zuid-Vietnam binnen, Noord en Zuid werden herenigd onder een communistisch systeem. De Vietnamoorlog is de eerste oorlog die de VS heeft verloren, een trauma.

Burgeroorlog Angola: 1975-2002. Angola is in 1975 onafhankelijk geworden. maar wie kreeg de macht?

  • Wie: marxistische beweging MPLA (gesteund door Sovjet-Unie) tegenover westers georiënteerde bewegingen FNLA en UNITA (gesteund door Amerika).
  • De strijd tussen deze bewegingen duurde 27 jaar, in 2002 vond de leider van UNITA de dood toen hij in een hinderlaag van de MPLA liep. Er kwam een eind aan de strijd, MPLA kreeg de totale macht en het land werd weer opgebouwd.

Apartheid in Zuid-Afrika:

In 1960 hield de Britse premier MacMillan in Kaapstad een belangrijke toespraak, ook wel ‘The wind of change’ genoemd. MacMillan erkende het recht van de Afrikanen op zelfbestuur, de Britse regering zag samenlevingen voor ogen waarin de rechten van het individu centraal zouden staan. Het doel was om de afhankelijke naties van Afrika met het Westen te verbinden (i.p.v. met het communisme).  

De regering van Zuid-Afrika wou van dit alles echter niks weten. De blanken kenden daar sinds 1948 het regime van apartheid. Verzet tegen deze apartheid werd bloedig neergeslagen. De leider van de nationalisten, Nelson Mandela, werd tientallen jaren vastgezet omdat hij werd beschuldigd van gewelddadige actievoering. Het verzet tegen de apartheid werd steeds sterker, in 1985 moest de regering de noodtoestand uitroepen en Zuid-Afrika kwam internationaal geïsoleerd te staan. Onder druk van omstandigheden werd uiteindelijk het roer omgegooid, en de partij van verzet werd gelegaliseerd. Nelson Mandela kwam vrij, er kwam een nieuwe grondwet en in 1944 verkiezingen op basis van one man, one vote. Iedereen mocht stemmen en Nelson Mandela werd de eerste zwarte president. Een langdurig proces van nationale verzoening kon beginnen.

Nieuwe landen probeerden economische steun te krijgen van West (Eerste wereld) of Oost (Tweede wereld) zonder zich bij een van de machtsblokken aan te moeten sluiten. Het begrip ‘derde wereld’ ontstond zo, het zou al snel een synoniem worden voor ‘onderontwikkeld’. Het Westen had vaak veel invloed op de schijnbaar onafhankelijke staten in Afrika.

Koloniale grenzen leidden tot uitbarstingen van ethische haat en stammenoorlogen tussen verschillende bevolkingsgroepen.

  • Dekolonisatie: de omvorming van gekoloniseerde gebieden tot zelfstandige, soevereine staten.
  • Apartheid: Wetten in Zuid-Afrika (1948-1990) die ervoor zorgden dat de levenssferen van blanke en niet-blanke inwoners (‘zwarten’ en ‘kleurlingen’) gescheiden waren.

 

Paragraaf 3 – Europa: van verdeeld naar één.

Kort na 1945: verlangen van veel West-Europeanen naar Europese integratie:

  • Herhaling van wereldoorlog voorkomen.
  • Economische crisis voorkomen.
  • Bedreigd voelen door communisme.
  • Amerikanen stimuleerden Europese samenwerking op economisch gebied via Marshallplan.

1950: Franse minister Schuman wil kolen- en staalproductie van Frankrijk en Duitsland onder gemeenschappelijk bestuur. (kolen en staal zijn basis voor wapenindustrie).

1951: Frankrijk, West-Duitsland, Italië, België, Nederland en Luxemburg ondertekenen verdrag van Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS).

1957: samenwerking wordt uitgebreid met Verdragen van Rome. Europese Economische Gemeenschap (EEG) wordt opgericht voor een gemeenschappelijke markt en economische expansie, ook wordt het Euratom, een samenwerkingsverband dat het vreedzame gebruik van kernenergie moet stimuleren, opgericht.

1967: EGKS en EEG en Euratom worden samengevoegd tot EG, Europese Gemeenschap. Bestuur kwam in handen van Europese Commissie in Brussel. Belangrijkste doelen: afschaffen invoerrechten en een gemeenschappelijk landbouwbeleid.

1973: Groot-Brittannië, Ierland en Denemarken treden toe tot de EG.

1981: Griekenland treed toe tot de EG, enkele jaren later ook Spanje en Portugal.

1985: Europese Commissie (EC) kwam met voorstel dat alle grensbelemmeringen in 1992 opgeheven zouden zijn. Met het akkoord van Schengen (1985) werd ook persoonscontrole afgeschaft.

Het verdrag van Maastricht kondigde de invoering van een Europese munt aan, in 2002 is het een wettig betaalmiddel geworden, de euro. Sinds 1993 spreekt men van de Europese Unie (EU), in 1995 telde de EU 15 leden, in 2005 kwamen er 10 bij en in 2007 kwamen er nog 2 bij.

Dankzij de gemeenschappelijk markt steeg het welvaartspeil in de lidstaten, achtergebleven staten konden rekenen op steun uit Brussel. Er zijn meningsverschillen over de vraag in welke mate de soevereiniteit van de lidstaten mag woorden aangetast. Nederland wees in 2005 het ontwerp over een Europese Grondwet af.

Terwijl West-Europa in vrijheid en welvaart leefde, leefde men in Oost-Europa nog onder strenge communistische dictaturen. Er werd steeds meer gestreefd naar destalinisatie. In 1956 gingen Hongaren massaal de straat op, maar ze werden bloedig neergeslagen.

In Tsjecho-Slowakije begonnen de communistische leiders in 1968 op eigen initiatief hervormingen door te voeren, maar deze ‘Praagse Lente’’ eindigde toen in augustus vijf landen van het Warschaupact met een leger binnenvielen. De Russische leider liet de regels van zijn Brezjnev-doctrine duidelijk blijken. Er werden bovendien weer nieuwe leiders in Praag geïnstalleerd.

In 1980 kreeg Amerika een nieuwe president, Ronald Reagan. Hij was geschokt dat de VS niet beschermt was tegen binnenkomende rakketten. Reagan lanceerde plannen voor de opbouw van een beschermend ruimteschild: het Stragetic Defence Initiative (SDI, Star Wars). Hij durfde met dit plan te komen omdat hij wist dat de Russen zich zoiets niet konden veroorloven. Maar voordat het plan tot uitvoer werd gebracht kwam er in 1985 in de Sovjet-Unie een nieuwe leider, Grobatsjov. Hij verklaarde dat er perestrojka, herstructurering van de economie, meer efficiëntie en eigen initiatief, moest komen. Tegelijk beloofde hij ook glasnost, openheid van zaken.

In 1987 sloten president Reagan en Gorbatsjov een akkoord over de middellangeafstandsrakketten. Dit leidde tot veel onrust en er dreigde weer een wapenwedloop. Maar dit werd voorkomen. In het Westen had men bewondering voor Gorbatsjovs politiek, maar met perestrojka bereikte hij maar weinig. De economie functioneerde nauwelijks meer en bleek niet zomaar vervangen te kunnen worden door een vrijemarkteconomie.

Val van het communisme:

  1. Deelrepublieken gebruikten vrijheid om zelfbestuur op te eisen.
  2. In Polen kwam het katholieke geloof op, en daarmee de vakbond Solidariteit. De positie van de communistische partij werd ondermijnd. Na een tijd van ondergronds bestaan van ‘Solidariteit’, kwamen er vrije verkiezingen in Polen. Solidariteit kwam in de regering.
  3. Vrijheidsdrang sloeg over naar o.a. Hongarije, daar werd een doorgang geknipt in het IJzeren Gordijn.
  4. DDR-burgers vluchten naar het Westen.
  5. DDR-burgers gaan de straat op om te demonstreren voor vrijheid en democratie.
  6. Op 9 november 1989 wordt er een opening gemaakt in de Berlijnse Muur. Dit betekende de val van het communisme.

Roemenië was het enige land waar bloed vloeide om de val van het communisme, er braken felle gevechten uit tussen de geheime politie en het volk.

Na de val van het communisme werd de Sovjet-Unie ontbonden. Er kwamen vijf soevereine staten. Waaronder de Baltische staten, Oekraïne, Wit-Rusland en Rusland. Het Warschaupact werd ontbonden en Oost-Europese staten streefden naar aansluiting bij de NAVO en vooral bij de EU.

Het nationalisme kwam bij veel mensen weer op, dit leidde ertoe dat Tsjecho-Slowakije werd opgedeeld in Tsjechië en Slowakije. Minder vreedzaam werd de eenheid van het multi-ethische Joegoslavië verbroken. Het nationalisme leidde daar tot een reeks van bloedige oorlogen.

  • Europese Unie (EU): organisatie van 27 Europese landen die samenwerken op politiek en economisch gebied.
  • Brezjnev-doctrine: beleidslijn van de Sovjet-Unie (1968) om in te grijpen wanneer een lidstaat van het Warschaupact een afwijkende politieke koers zou kiezen.
  • Perestrojka: politiek van staatkundige en economische hervormingen van Gorbatsjov vanaf 1985.
  • Glasnost: politiek van Gorbatsjov om meer openheid in de SU toe te staan (1985).

 

Paragraaf 4 – Van verzuild naar veelkleurig.

Na de Tweede Wereldoorlog kon de wederopbouw van Nederland beginnen dankzij het Marshallplan en economische welvaart. Al gauw verschenen in de huishoudens nieuwe artikelen. Nederland trad de Tijd van televisie en computer binnen, samen met de rest van het Westen.

Het streven naar onafhankelijkheid in Nederlands-Indië liep uit op oorlog tussen Nederland en de Indonesische nationalisten. Na de capitulatie van Japan in 1945 riepen Soekarno en Hatta de Republik Indonesia uit. Nederland nam dit echter niet serieus. Nederland stuurde troepen naar Nederlands-Indië en met twee politionele acties kregen ze grote delen van de eilanden Java en Sumatra weer onder controle. Internationaal kreeg Nederland echter geen steun en de Britten gingen de Indonesische nationalisten helpen. Nederland werd onder druk gezet doordat Washington de Marshallhulp dreigde stil te zetten. Nederland moest gaan onderhandelen, in 1949 lag er een akkoord, waarin Nederland Indonesië erkende als een onafhankelijke staat.

Wie als Nederland of Indo nog in Indonesië of Nieuw-Guinea woonde werd daar als ongewenst persoon verklaard. Noodgedwongen vertrok een groot aantal van hen naar Nederland. Nieuw-Guinea kwam in 1962 ook onder Indonesisch bestuur.

In 1951 was ook al een grote groep Molukkers naar Nederland gekomen, veel van hen hadden vroeger in het koloniale leger gediend en voelden zich nu bedreigd door Soekarno. Men stelde Nederland verantwoordelijk voor hun veiligheid en kwam daarnaartoe voor ‘tijdelijk’ verblijf.

1948-1958: premierschap van PvdA-politicus Willem ‘vadertje’ Drees. Politieke partijen werkten eendrachtig samen onder de leus van soberheid en zuinigheid. Lonen van arbeiders werden laag gehouden en ondernemers werden gelokt met gunstige voorwaarden. Nederlandse producten stonden als snel bekend als goed en goedkoop. De export, en daarmee ook de Rotterdamse haven, groeide enorm. Overal (vooral in de Randstad) werden nieuwe fabrieken en woningen gebouwd. Er was ook sprake van urbanisatie. De kabinetten zorgden voor een uitgebreid pakket van sociale voorzieningen. De verzorgingsstaat was daarmee vrijwel volledig voltooid.

De vondst van een enorm aardgasveld bij het Groningse Slochteren zorgde ervoor dat Nederland werd voorzien van aardgasleidingen. Verkoop van aardgas aan het buitenland gaf de economie bovendien een sterke impuls.

Vanaf 1960 accepteerden arbeiders de lage lonen niet langer, in 1964 gaf de regering lonen vrij en de lonen stegen binnen een aantal jaar enorm. Men sprak van een loonexplosie. Dit betekende dat Nederlandse producten duurder werden, maar de koopkracht van Nederlanders nam toe en producten kon men nu ook kwijt op de binnenlandse markt.

Veranderingen jaren ‘60/’70:

  • Ontzuiling, (verzuiling: verdeeldheid op grond van levens- of wereldbeschouwing)
  • Door de televisie maakten mensen kennis met andere ideeën.
  • Secularisering: kerk wordt steeds minder belangrijk in het dagelijks leven.
  • Individualisering: mensen wensen zelf uit te maken hoe ze hun leven inrichten.
  • Met name jongeren bouwden een nieuwe cultuur op.
  • Actievoeren werd een vanzelfsprekende protestvorm.
  • Amsterdamse provo’s: gezag op creatieve wijze provoceren.
  • Feministen: opkomen voor gelijke rechten van man en vrouw.

Veranderingen jaren ‘60/’70:

  • Ontzuiling, (verzuiling: verdeeldheid op grond van levens- of wereldbeschouwing)
  • Door de televisie maakten mensen kennis met andere ideeën.
  • Secularisering: kerk wordt steeds minder belangrijk in het dagelijks leven.
  • Individualisering: mensen wensen zelf uit te maken hoe ze hun leven inrichten.
  • Met name jongeren bouwden een nieuwe cultuur op.
  • Actievoeren werd een vanzelfsprekende protestvorm.
  • Amsterdamse provo’s: gezag op creatieve wijze provoceren.
  • Feministen: opkomen voor gelijke rechten van man en vrouw.

Door de stortvloed van sociaal-culturele veranderingen was de sobere, verzuilde, gezagsgetrouwe en homogene maatschappij van de jaren ’50 verleden tijd, Nederland werd een pluriforme samenleving.

Na 1950 veranderde de samenstelling van de Nederlandse bevolking sterk.

  • Veel autochtone Nederlanders emigreerden.
  • Nederland werd de eindbestemming en vaderland voor groepen instromers:
    • Opvang Indische Nederlanders.
    • Zuid-Molukkers, die ooit hoopten op een eigen staat, moesten accepteren dat zij onmogelijk in Indonesië een eigen staat konden stichten. Dit zorgde voor een pijnlijk proces voor Molukkers. Met hulp van de overheid richtten ze een bestaan in NL op.
    • Vanaf 1960 kwamen er veel gastarbeiders (Italianen en Grieken), er volgde en immigratie van Turken en Marokkanen, vanaf 1970 werd gezinshereniging toegestaan zodat het aantal allochtonen uit Turkije en Marokko sterk steeg.
    • Surinamers die geen vertrouwen hadden in het onafhankelijke Suriname.
    • Rijksgenoten uit de Nederlandse Antillen en Aruba.
    • Asielzoekers en illegalen uit delen van de wereld die geteisterd werden door armoede en oorlog.
    • Na val van Berlijnse muur kwamen arbeiders voor werk naar NL.

De overheid wil de inwoners die van buitenlandse herkomst zijn graag helpen met integreren. Een tijd werd het ideaal van de multiculturele samenleving gepropageerd. Maar culturele minderheden zouden niet snel deelnemen aan een volwaardig lidmaatschap aan de maatschappij.  Veel culturele minderheden konden of wilden niet zomaar opgaan in de westerse samenleving. (schotelantenne, lange vakanties naar moederland). Zo kreeg ook de islam een plaats in de Nederlandse samenleving.

Bovendien bleven veel mensen uit allochtone milieus onder aan de maatschappelijke ladder hangen.

Nederland is na dit alles soms best bang voor ‘islamisering’ van het land. De schrik voor moslimfundamentalisten werd versterkt door de aanslagen van Al-Qaida op 11 september 2001.

  • Wederopbouw: de periode na de Tweede Wereldoorlog waarin de oorlogsschade werd hersteld.
  • Sociaal-culturele veranderingen: veranderingen in de manier waarop een samenleving is opgebouwd en de wijze waarop mensen in die samenleving met elkaar omgaan.
  • Pluriforme samenleving: samenleving van groepen mensen van verschillende afkomst en culturen.
  • Gastarbeiders: benaming voor werknemers uit andere landen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.