Hoofdstuk 1: Ontmoetingen in verre streken

Beoordeling 8.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 2883 woorden
  • 26 juli 2007
  • 14 keer beoordeeld
Cijfer 8.1
14 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Hoofdstuk 1 Ontmoetingen in verre streken
§ 1 Europese expansie (1500-1800)

1.1 Europa ontdekt de wereld
De Europese invloed en westerse cultuur heeft zich uitgebreid na 1500. Dit wordt Europese expansie genoemd. Dit begon in de 15e eeuw toen de Portugezen stap voor stap de kust van Afrika verkenden. In 1492 gingen de Spaanse zeelieden; Christoffel Columbus uit Genua probeerde geld voor een ontdekkingsreis te krijgen bij de Spaanse koning Ferdinand. Hij wilde met drie schepen naar Indië. Columbus ontdekte echter Amerika.

Er waren drie motieven voor ontdekkingsreizen:
*nieuwsgierigheid -> Door de Arabieren, Renaissance en wetenschap. (ook voor rijkdom)
*verspreiding van christelijk geloof -> Veel Europese missionarissen wilde het christendom prediken. Dit was volgens hen een opdracht van God.
*handel -> Handel drijven ging altijd gepaard met de Arabieren. Zij wilde echter directe handel. Dat was dan ook goedkoper. Maar de tussenhandel verdween niet helemaal.
Spanjaarden en Portugezen stichtten kolonies in hun ontdekte gebieden. Ze bestuurde hun stuk land en gingen er wonen. Rond 1600 kwamen er ook particuliere ondernemingen en die bereidde zich uit tot handelsondernemingen of compagnieën. Deze waren gericht op winst. Hun starttarief kwamen uit aandelen die ze aan andere ondernemers verkochten. Dit alles ging gepaard met zelfstandige economische, politieke en militaire eenheden.
Aan het einde van de 16e eeuw kwamen de Engelsen, Fransen en Nederlanders in beweging. In 1602 werd de VOC opgericht (Verenigde Oost-Indische Compagnie) die mocht verdragen sluiten, forten bouwen en ambtenaren aanstellen zonder dat de Nederlandse regering zich ermee mocht bemoeien.
Door de ontdekkingen en koloniseringen ontstonden er nieuwe handelsnetwerken en communicatiekanalen. Zo werden producten en mensen naar andere werelddelen vervoerd.
Tussen Europa, Amerika en Afrika ontstond de driehoekshandel. Hierbij werden slaven en goederen met elkaar verhandeld. Vooral de WIC (West- Indische Compagnie) hield zich hiermee bezig.
1.2 Drie vormen van Europese aanwezigheid
*Handelsposten -> Deze gebieden waren interessant voor de handel. Hier hadden de plaatselijke machthebbers de macht in handen, zodat de Europeanen zich er niet konden vestigen. Voor een handelspost moest er flink voor onderhandeld en gevochten worden. Ze werden gesticht aan de kusten van West-Afrika, Midden-Oosten, India, Indonesië, Japan en China. Deze invloed wordt imperialisme genoemd. In Indonesië sloten Nederlanders verdragen om de machthebbers bij te staan in oorlogen. Deze verdeel- en heerspolitiek werd een succes. De Nederlanders hadden uiteindelijk hun invloed uitgebreid tot overheersing van het lokale bestuur en gaat een periode van nieuw imperialisme in.
*Vestigingskolonies -> Begin van de 16e eeuw werden ze gesticht door de Spanjaarden in Latijns-Amerika. Zij migreerden daar om daar voor langere tijd of altijd te wonen.
*Plantagekolonies -> Zij betaalden belasting en waren ook verantwoording schuldig aan het moederland. De kolonisten vestigden zich hier permanent. Vanaf de 18e eeuw wilde de kolonies onafhankelijk worden. Wanneer ze onafhankelijk werden, werden de autochtonen bevolking uitgemoord of in reservaten gestopt.
Plantagekolonies werden gesticht om (sub) tropische gewassen te verbouwen en te verhandelen. Anders als vestigingskolonies konden de plantagekolonies zich zelf niet voorzien van geld en waren erg afhankelijk van de export. Zij hadden wel arbeidskrachten nodig, dit waren in eerste instantie indianen en later ook slaven.
§ 2 De Spaanse koloniën

2.1 De vergissing van Columbus
In 1492 ontdekte Columbus Amerika, maar dacht dat hij Afrika; Indië had ontdekt. Vandaar de namen indianen. Zelf wist hij nooit van deze vergissing af. Hij heeft dus eigenlijk de ‘Nieuwe Wereld’ ontdekt. Velen ontdekkingsreizigers hadden Indië zich heel anders voorgesteld. De kaartenmaker Amerigo Verspucci (uit Florence) onderzocht tussen 1499 en 1502 de kusten van Zuid-Amerika. Hij ontdekte dat Amerika een ander continent was. Van Amerika is dan ook naar Amerigo vernoemd.

2.2 De oude Nieuwe Wereld
In Amerika leefden al heel lang andere mensen. Daar hadden ook bevolkingsgroepen de macht in handen. Zij overheerste voor korte of langere duur de omringde volkeren. Zij hadden ook allemaal hun eigen cultuur die in uiting kwam dmv bouwstijlen en religieuze ceremonies. Het oudste aan ons bekende centrum is gebouwd in 1500 v. Ch.
De mayacultuur had zijn bloei periode tussen 500 v. Ch. en 900 n. Ch. Zij waren goede beeldhouders en pottenbakkers, maar hun cultuur raakte al lang voor de komst van de Spanjaarden in verval. In 1500 ging hun rijk ten onder, maar hoe is een raadsel.
De ontdekkingsreizigers hebben beetje bij beetje Latijns-Amerika ontdekt. Bij het verdrag van Tordesillas werd het land tussen Portugal en Spanje verdeeld. Portugal kreeg Brazilië en Spanje de andere grote delen van L-A.
In 1519 vertrok Hernán Cortéz de arme Spaanse edelman, naar Amerika en heeft daar de Azteken ontdekt. Door middel van Dona Marina of La Malinche als tolk en zijn vriendin kon hij daar met deze mensen spreken. (zij was een slaaf)
2.3 De Azteken ontmoeten de Spaanse conquistadores
Rond 1500 hadden de Azteken en de Inca’s in L-A de macht. Azteken deden dit dmv militair machtsoverwicht en de Inca’s dmv bondgenootschappen. Begin 16e eeuw was het Azteekse rijk de overheersing over Atlantische Oceaan tot de Stille Oceaan en tot aan de grenzen van Guatemala.
Azteken leefden met rangen en standen.
*koning
*machtige religieuze en militaire leiders-> grote zeggenschap, volk belasting betalen voor bescherming
*ambachtslieden -> goed in aardewerk, weven/verven van stoffen. Bewerken van koper/goud
*Lastdragers -> uitgebreid handelsnetwerk betaald met cacaobonen.
Cortéz werd met onzag verwelkomd. Het begon op een oorlog uit te komen. Alle vijanden deden van de Azteken deden mee. De Spaanse conquistadores (veroveraars) wisten in 1521 hun gezag te vestigen. Dit werd Nieuw-Spanje genoemd. Dit alles had 3 oorzaken:
*De Spanjaarden kregen hulp van onderworpen volken. (voor benadering en troepen)
*Ze kwamen tijdens de religieuze ontreddering. Ze werden gezien als terugkerende goden.
*De Spanjaarden namen ook allerlei ziektekiemen mee. (griep, waterpokken en de pest)
Vanuit de Azteken hoofdstad werd hun macht uitbereid tot Midden-Amerika. 10jaar na verovering van Mexico werd ook het Incarijk in Peru(ontdekt in 1513) onder Spaans gezag gebracht. In 1520 hadden ze Vuurland tot hun beschikking.
2.4 Indiaans wereldbeeld en historisch bewustzijn
Bij de Azteken in Inca’s speelde astronomie een grote rol. Ze maakte kalenders door sterrenkundige berekeningen, ze waren zeer nauwkeurig. De Azteken hadden een historisch bewustzijn waardoor ze de toekomst konden voorspellen.
Azteken geloofden in een regengod en een zonnegod. Er werden daarom ook veel mensenoffers gebracht. Na de dood gingen ze naar het verblijf van de zon.
De indianen moesten van de veroveraars hun geloof afzweren en in het christendom bekeren.
§3 Koloniaal Mexico

3.1 Het bestuur van Nieuw-Spanje: de encomienda
Rond 1500 begon in L-A een periode van 300 jaar Spaanse koloniaal bewind. Er trokken vele Spaanse conquistadores en fortuinzoekers naar de Nieuwe Wereld. De Spaanse overheid steunden hen, zij gaven hen het recht om een stuk land te laten bewerken door indianen en belasting te laten innen. Dat in ruil voor bescherming. Dit wordt encomienda de veroveraars encomiendero. De overheid had regels opgesteld. Ze moesten een deel van de winst geven aan de Kroon en moesten het gebied verdedigen. Ook moesten ze de indianen onderwijzen en begeleiden zodat ze zich konden ontwikkelen tot staatsburgers. Hier kwam helaas niet veel van terecht. Waardoor er veel indianen vluchtten.

3.2 Een nieuw bestuursstelsel
In 1550 riep de Spaanse Kroon een nieuw bestuurssysteem uit, omdat ze bang waren dat de encomiendero te veel macht kregen. Daarom stelden ze de Raad van Indië in. De wetten van deze groep stelden een nieuwe basis. Er werden twee onderkoningen aangesteld. Een voor Peru en de andere voor Mexico. Dit werkte niet helemaal dus werd het land in 5 onderkoninkrijken gesplitst. Dit waren hoge adelen uit Spanje die elke zes jaar vervangen werden. Zij hadden grote macht. Zo waren zij opperbevelhebber van leger en vloot, ze mochten ook kerkelijke ambtenaren benoemen. Zij werden bijgestaan door raden en adviseurs deze hadden ook een controlerende functie.
De onderkoninkrijken waren verdeeld in provincies waar regionale ambtenaren aan het hoofd stonden. De indiaanse dorpen werden ook opgenomen in het bestuursstructuur, zij behielden echter wel hun eigen bestuur. Aan het hoofd van dat bestuur stonden indiaanse edelen die door de Spanjaarden caciques worden genoemd. Zij hadden ook het meeste land tot hun beschikking. De caciques werden aansprakelijk gesteld voor de belastingen die de dorpen moesten betalen aan de Kroon. De provinciale ambtenaren moesten om beurten ervoor zorgen dat de belasting daadwerkelijk naar de Kroon ging.
De indiaanse dorpen kregen ieder land tot hun beschikking, alleen werd deze wet soms verwaarloosd. Op dat moment protesteerde de caciques en leidde dat tot rechtspraken in het voordeel van de indianen. Hoe verder men afkwam van de steden, hoe minder het koloniale gezag telde. Hier heersten de grote Spaanse boeren, die hun boerenbedrijven (haciënda’s) zowel tegen de Spanjaarden als de indianen moesten verdedigen.
3.3 Twee republieken binnen de staat
De standen die de Spanjaarden invoerde in Amerika werden ‘republieken’ genoemd. De leden van de indiaanse republiek woonde in indiaanse dorpen. Zij konden grond en bescherming krijgen in ruil voor belasting. Iemand was indiaan, wanneer hij als inwoner van een indiaans dorp belasting betaalden. Wanneer hij uit het dorp trok was zijn status onduidelijk. Hij verliet juridisch gezien de indiaanse stand. Indianen hadden de mogelijk om klachten in te dienen bij het hof voor indiaanse zaken. De Spanjaarden hadden ook zo’n hof. Daar kwam soms een rechtspraak uit.
De Afrikanen in L-A hadden ook statusverschillen. Je had ambachtslieden (vrijgelaten slaven)en plantageslaven, zij hadden helemaal geen inspraak. Velen pleegde daarom zelfmoord of vluchtte. Ook zijn er officiële staatjes gesticht door hen.
3.4 De smeltkroes
Niet iedereen had dezelfde sociale status en economische positie. In de indiaanse stand bestonden grote verschillen tussen rijkdom en aanzien van de indiaanse edelen. Zij stonden dan ook dichter bij de Spanjaarden dan bij hun gewone volk. Zij spraken ook meestal Spaans.
Ook in de Spaanse stand waren verschillen te zien. Dit blijkt uit de beroepen. De meeste Spanjaarden waren middenstanders, slechts een klein deel had de economische touwtjes in handen. Deze elite bestond meestal uit Spanjaarden die rechtstreeks uit Spanje afkomstig was. Voor de creolen (nakomelingen van Spaanse migranten) was het moeilijk een hoge ambtelijke post te verwerven.
Er vonden soms ook huwelijke plaats tussen verschillende standen. Het aantal mensen van gemengde afkomst nam toe. De culturen begonnen zich dan ook te vermengen. (mestizering)
Er waren nu vier nieuwe hoofdstanden ontstaan:
*Europese Spanjaarden
*Amerikaanse Spanjaarden (creolen)
*Indianen
*Castas (alle nakomelingen van een gemengd huwelijk)
De groep had kledingsvoorschriften en Spanjaarden hadden het recht op wapens en paarden.
§4 Indianen en Spanjaarden

4.1 De koloniale economie
De Spanjaarden vonden in Ecuador de zilverberg Potosí. Deze opbrengst moest voor één vijfde deel naar de schatkist, hiermee konden ze oorlogen financieren.
Er waren ook veel handelsroutes die gewassen uitwisselde. Vanuit L-A kwamen maïs, cacao en aardappelen. Cacao kon niet in Europa worden verbouwd, maar de rest wel. Europa was een belangrijke handelspost voor export en import over de wereld.
De Spanjaarden hebben het vee naar Amerika gehaald, zodat er veel grotere hoeveelheden konden vervoerd worden.
Ondanks alles behielden de culturen zich goed. Alleen toen er te weinig grond was, kwamen er pas echte conflicten tussen de indianen en Spanjaarden.

4.2 De kerk als beschermer?
Doordat veel missionarissen het geloof van de indianen en Afrikanen wilde uitroeien, waren zij officieel (voor de wet) christen. Maar hun oude rituelen bleven bestaan. Zo stelden de Afrikaanse slaven hun goden gelijk aan de katholieke heiligen. De heiligen hebben in L-A dan ook veel meer betekenis.
In veel dorpen kwam ook een priester langs. Die had veel gezag en nam bestuurlijke taken op zich om de koloniale staat te ondersteunen.
De missionarissen hadden onderling andere meningen over het beleid van de indianen. Sommige vonden dat je ze met respect moest behandelen en de andere vonden dat ze als slaven geboren waren. Dit kwam vaak uit op ruzies.
4.3 De zwarte legende ter discussie
Bartolomé Las Casas (1474-1566) verzette zich fel tegen de behandeling van indianen. Hij schreef daar dan ook rapporten over, waar later een boek van is verschenen. Hij was tegen het beleid van encomiendero, maar vond wel dat het katholicisme uitgebreid moest worden.
Veel Europese landen schrokken van dit rapport. Het wordt dan ook de zwarte legende genoemd. Velen landen vonden Spanje nu een onverdraagzaam land.
Maar de historici van nu, bewijst dat het niet altijd zo geweest is. In 1542 werden de Nieuwe Wetten ingesteld, zo mochten de indianen niet meer mishandeld worden. (dat gebeurde niet altijd) Maar ook waren er rechters die altijd voor de bescherming van de indianen kozen.
§5 Het streven naar onafhankelijkheid

5.1 Onrust in koloniën
In het begin van de 19e eeuw begonnen er onafhankelijkheidsbewegingen. In 1810 werd in Argentinië de onafhankelijkheid uitgeroepen. Daarna volgde er nog meerdere. Rebellen slaagden erin om in Z/M-A (1810-1826) de onafhankelijkheid uit te roepen. Zij probeerden ook confederaties met de bevrijde landen te stichten maar dit kwam niet goed opgang. In 1839 viel onderkoninkrijken geheel uiteen. De opstanden werden veroorzaakt door ontwikkelingen op korte en lange termijn.

5.2 Achtergrond van de onafhankelijkheid: ontwikkelingen op lange termijn
De ontwikkelingen op lange termijn zijn: de economie, politiek en cultuur.
Sinds 1750 was de bevolking sterk gegroeid in de Spaanse koloniën waardoor de boeren extra landbouwgrond nodig hadden. Doordat de meeste grond werd bezet door de haciënda’s waardoor de boeren genoodzaakt waren zich daar aan te melden als arbeider. Doordat het aanbod van boeren steeg, daalde het loon. Hierdoor ontstonden opstanden.
De Spaanse overheid nam veel politieke beslissingen waar de creolen niets over te zeggen hadden. Ook dit leidde tot ergernis.
De cultuur van de creolen veranderde daardoor ook. Ze voelde zich meer Amerikaan dan Europeaan. Zij waren dan ook meestal de leiders van de rebellen.
5.3 Ontwikkelingen op de korte termijn
Na 1800 ging het met de economie niet goed. De oogsten mislukte en ze moesten extra belasting betalen om een oorlog voor Spanje met Napoleon te financieren. Dit versterkte het gevoel van onvrede onder de creoolse bevolking.
Spanje werd opgevolgd door Napoleon zijn broer(1808). Alleen weigerden de creolen belasting aan hem te betalen. Zij kwamen ook vaak in opstand, samen met de indianen en castas. Allemaal streden ze voor onafhankelijkheid en landhervorming.
In 1810 kwam de creools pastoor Miguel Hidalgo in opstand, samen met de indianen en Mexicanen. Één keer mislukte zijn poging. Maar daarna had hij in een stad velen Spanjaarden en creolen gedood. Zij schrokken hiervan en gingen toch weer samenzweren met de Spanjaarden. In 1821 werd Mexico onafhankelijk en in 1824 kregen zij hun eigen grondwet. Het werd een zelfstandig republiek.
5.4 Groeiende sociale ongelijkheid
Er veranderde na de revoluties weinig voor de boeren. Na de onafhankelijkheid kregen de boeren allemaal een stukje grond. Hierdoor konden ze weer meedelen aan de politiek. Maar alleen de grootgrondbezitters met veel geld hadden de grond in handen. Waardoor de boeren alsnog geen grond hadden. De boeren moesten nu alsnog voor de grootgrondbezitters werken. Slechts 5% had zelf een stukje land. De sociale verschillen zijn dus alleen maar toegenomen.
§6 Vrijheid in afhankelijkheid

6.1 Caudillos en dictators
Doordat het land in puin lag, probeerde de rebellenleiders, caudillos, het land te besturen. Zij waren lokale militaire machthebbers. Er was een sterke band tussen hun volgelingen, waardoor ze hen als een soort vader die zorgde voor allerlei gunsten zien. In ruil daarvoor volgen ze hem in elke strijd.
De caudillo zette een heel politiek netwerk uit door familieleden en vrienden hoog te benoemen. Zo ontstond er een piramidestructuur. Tussen 1825 en 1875 was hun macht het groots, daarna verminderde dat sterk. Dit kwam doordat er nationale legers werden gevormd, door modernere wapens en technieken. Ook werd er telegraaf ingevoerd en spoorlijnen aangelegd.
Alle staten kenden sinds 1800 een lange of korte dictatuur. Waarbij telkens, één dictator de andere wist uit te schakelen en de macht op zich nam. Het volk werd meestal met grote armoede en onderdrukking geconfronteerd.
Sinds 1980 waren er democratisch gekozen presidenten, alleen de sociale ongelijkheid en economische instabiliteit veranderde helaas niet.

6.2 Economische en politieke afhankelijkheid
Veel L-A landen vroegen om financiële hulp om hun land op te bouwen. Hierdoor konden ze weer mee doen aan de wereldeconomie. Maar de landen wilden hun geld wel snel terugzien wat tot invallen leidden. Frankrijk viel Mexico binnen en heeft enkele jaren Mexico in bewind gehouden.
De landen bleven invloed uitoefenen op economisch, politiek en militair terrein. Dit wordt neokolonialisme genoemd.

6.3 De achtertuin van de Verenigde Staten
De VS was nauwelijks afhankelijk van de Europees kapitaal, aangezien zij al 30jaar eerder onafhankelijk van Engeland waren geworden. Zij slaagde er ook in om industrieproducten op de markt te brengen. De Amerikaans president Monroe (1822) stelde de Monroe-doctrine in.
Waarbij zij de L-A staten erkenden. Zij hadden nu het recht om in de L-A in te grijpen, wanneer de belangen van de VS in de knel dreigden te komen.
De VS steunde de onafhankelijkheid van Panama. Hier werd het Panamakanaal gegraven wat vele invloed had op de wereldeconomie.

6.4 Een eigen koers
De VS had groten invloeden op L-A. L-A was dan ook afhankelijk van de VS. Maar veel industrie en grond werd dan ook van hen afgepakt. Hier was het volk niet mee eens. Het boeren verzet groeide dan ook olv Emiliano Zapata en Francisco (‘Pancho’) Villa. Uiteindelijk slaagden zij erin het regime omver te werpen. Er ontstond een nieuwe grondwet in 1917.
L-A was erg afhankelijk van de wereldhandel. Dat merkte ze doordat in 1929 de wereldcrisis was uitgebroken. Ze wilden hun afhankelijkheid minderen door de eigen industrie voor te zetten. Dit wordt importsubstitutie genoemd. Alle mijnbouw en grond werden genationaliseerd, zodat sommige opbrengsten in de staatskas zouden komen. Eerst ging het goed, alleen ze merkten dat ze alsnog investeringen nodig hadden. Ze zijn dus nu nog alsnog afhankelijk, alleen heeft het een ander gezicht gekregen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.