Hoofdpunten Geschiedenis per hoofdstuk
H1 De levenswijze van jagers-verzamelaars.
Jagers en verzamelaars waren nomaden van ongeveer 10-25 mensen per groep. Ze trokken verder als er niet meer genoeg eten te vinden was. De jagers, mannen, jaagden op herten, kleine zoogdieren, vissen en vogels. Hiervoor hadden ze allerlei werktuigen. De verzamelaars, vrouwen en kinderen, verzamelden bessen, knollen en eetbare paddenstoelen. De vrouwen letten ook op de kinderen.
Belangrijk persoon: Ötzi.
Het ontstaan van de landbouw en landbouwsamenlevingen.
De landbouwrevolutie begon in de Vruchtbare Halvemaan. Granen groeiden daar in het wild en werden verzameld door de nomaden. Met de kennis die ze opdeden gingen ze zelf zaden planten. Eerst was dit een aanvulling, maar later werd dit de belangrijkste voedselbron. Ze gingen ook aan veeteelt doen. Zo ontstond de eerste landbouwsamenleving. De landbouw stimuleerden uitvindingen en ontdekkingen. Belangrijk persoon: Bandkeramiekers.
Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen.
Ieder jaar gaan de Eufraat en de Tigris buiten hun oevers (door smeltwater). Dit laat een vruchtbare slip achter, daarom zijn boeren zich daar gaan vestigen. Ze gebruikten irrigatiesystemen voor verder liggende akkers en maakten dijken om het onder controle te krijgen. Ze gingen steeds meer produceren waardoor een deel van de bewoners vrijgesteld waren. Een deel ging zich specialiseren in gereedschap, kleding of aardewerk. Het andere deel ging handeldrijven. Steeds meer mensen konden wonen in een klein gebied -> eerste steden. Bij deze samenleving hoorden ook priesters die in een tempel religieuze rituelen deden. Zo ontstond een aparte laag van geestelijken en bestuurders. Belangrijk persoon:Toetanchamon.
H2 De ontwikkeling van het wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat.
Hellas, leefwereld Grieken, was een lappendeken van stadstaten (poleis). Deze hadden een eigen leger, munt en onafhankelijk bestuur. Dit was dus een landbouwstedelijke samenleving. Regeringsvormen wisselden af. Monarchie = koning, tirannie = tiran, oligarchie = weinigen, aristocratie = beste (rijke familie).
Tot Kleistenes de macht greep, hij veranderde Hellas in een democratie met volksvergaderingen (ekklesia) als belangrijkste macht. Mannen hadden stemrecht en kon deelnemen aan de vergaderingen (burgerschap). De ekklesia besliste over wetten, koos de militaire commandant en andere leiders en controleerde de ambtenaren en bestuurders. Voor een besluit moesten er 6000 mensen aanwezig zijn. Daar had je goede sprekers voor nodig, die gingen onder de leer van een sofist (rondtrekkende filosoof) en hadden daardoor kennis van zaken. Dit hield bijna 200 jaar stand, het was niet de beste politiek bestuurssysteem. Sparta, een strak georganiseerde, militaire aristocratie, was het alternatief. De grote filosofen zagen weinig goeds in de democratie. Er moesten verstandige mensen aan de macht komen (volgens Socrates). Plato vond dat ook, maar hij had liever een republiek waarin filosofen de totale macht hadden. Ondanks de kritiek werd Athene het culturele centrum van Hellas. Plato stichtte er de Academie waarin hij les gaf en Socrates deed hetzelfde in zijn Lyceum. Toch ontstond de filosofie buiten Athene. In Ionië gingen filosofen op een wetenschappelijk manier nadenken over de natuur. Zo werden belangrijke natuurkundige wetten wiskundige stellingen vastgesteld door Archimedes en Pythagoras en Hippokrates legde de basis voor de medische wetenschap. Belangrijk persoon: Socrates, Kleistenes, Pythagoras enz.
De groei van het Romeins imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde.
Rome, gesticht 754 v.C., veroverde de Italië. Vanuit Italië begon de expansie. Ze veroverden op Chronologische volgorde Spanje en Portugal, Carthago (Tunesië), Macedonië en Griekenland, de Balkan (Turkije, Syrië, Israël, Palestina) en deel van Arabië, Egypte en Noord-Afrika, Gallië (Frankrijk, België), het Alpengebied tot ver in Beieren en Brittannië. Dit begon in 300 v.C. tot 46 n.C. Rome was eeuwenlang een republiek, waarin vooral de aristocratische senaat de dienst uitmaakte. Later kregen steeds meer krijgsheren de macht, zoals Caesar in 48 v.C. kreeg de alleenheerschappij. Zijn opvolger Augustus stichtte het keizerrijk, die alleen draaide voor het verdedigen van de grenzen en er was welvaart, rust en vrede: pax romana. Rome had militaire waarden en organisatiekracht. Er ontstond een Grieks-Romeinse mengcultuur. De Romeinen waren diep onder de indruk van de Griekse cultuur en bootsten de Grieken volledig na. Deze cultuur verspreidde zich en overal kwamen aquaducten, amfitheaters, bruggen en triomfbogen. De Romeinen waren tolerant tegenover andere culturen. Door veteranen in het leger was er romanisering. Belangrijk persoon: Julius Caesar, Augustus.
De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.
De Griekse architectuur en beeldhouwkunst is verfijnd en beweeglijker geworden. Het waren afbeeldingen van goden en die moesten perfect zijn. Deze overgang noemen we de klassieke periode. Het Atheense volk ging de tempels en gebouw, die verwoest waren door de Perzen, wederopbouwen. Hieronder was Parthenon er één van. In het Parthenon staat een beeld van de godin Athena Parthenos. De Romeinse kooplieden konden de vraag naar Griekse beelden nauwelijks aan. Na een periode van kopiëren ontwikkelden de Romeinen hun eigen stijl namelijk alles zo realistisch mogelijk neerzetten. De Griekse vormentaal (architectuur) wordt nog steeds gebruikt bij zuilen, architraven, kapitelen en friezen. In bijna iedere Nederlandse stad is wel een gebouw te vinden met een klassiek uiterlijk. Belangrijk persoon: Phidias.
De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur van Noordwest-Europa.
De Germaanse stammen in het noorden van Europa kregen in de 1e eeuw v.C. te maken met de Romeinen. Keizer Augustus wilde het rijk uitbreidde tot aan de Elbe, maar in 9 n.C. werden ze in de pan gehakt door Germaanse stammen. De Romeinen trokken zich terug en de Rijn bleef 400 jaar lang de grens. De Romeinen noemden de Germanen barbaren (volken waarvan ze de taal niet verstonden of de cultuur niet begrepen). Op den duur gingen Germaanse krijgsheren en hun volgelingen de grens over. Ze veroverden delen en gingen heersen. Ze hielden wel de Romaanse talen en de Romeinse gewoontes. Ze bewonderen de Romeinen en wilden hun cultuur overnemen. Belangrijk persoon: Julius Civilius, Julius Caesar.
De ontwikkeling van het Jodendom en het Christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
Chantal
Chantal
Is dit de derde editie klas 1?
7 maanden geleden
Antwoorden