Hoofdstuk 1

Beoordeling 0
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 498 woorden
  • 13 juni 2016
  • nog niet beoordeeld
Cijfer
nog niet beoordeeld

HOOFDSTUK 1

PARAGRAAF 1

De eerste mensen leefden van wat zie vonden in de natuur. Er was een duidelijke taakverdeling tussen mannen en vrouwen. De vrouwen die verzamelden vruchten, planten, zorgden voor eten en voor de kinderen. De mannen joegen op Wild. Ze leefden in groepen van enkele tientallen. Ze hadden geen vaste plek. Het waren Normaden, zodra het eten op was trokken ze verder. Doordat ze rondtrokken hadden ze weinig bezit want alles wat ze bezaten moesten ze ook weer meenemen.

De Europese jagers-verzamelaars leefden voor het grootste deel in de laatste ijstijd, die duurde tot 10.000 V.Chr. Voor 50.000 V.Chr kon de mens al vuur maken. Er zijn beeldjes

 met vrouwen met enorme borsten, buik en heupen die erop wijzen dat er een vorm van godsdienst hadden.

Waar nog geen geschreven bronnen over waren heet de Prehistorie (voorgeschiedenis). Het tijdvak Jagers en boeren eindigd rond 3000 V.Chr toen het het schrift werd uit

.

PARAGRAAF 2

Tarwe, gerst en erwten groeiden 10.000 jaar geleden volop in het wild. De nomaden kwamen erachter dat deze granen en pulvruchten gemakkelijk te kweken waren. Ze hoefden ze alleen maar in te zaaien en te planten. De landbouw is ontstaan in de vruchtbare halve maan bij Irak en Syrie.

Factoren van het ontstaan van landbouw:

Vruchtbare grond

Klimaatsveranderingen

Wild dat minder werd

Redenen on over te gaan op landbouw

Op 1 plek blijven

Meer eten

Meer mensen

De akkerbouw en de veeteeld werd steeds efficienter doordat ze de dieren gingen melken en ze de ploeg hadden uit

.

Door landbouw ontstond een nieuwe samenleving.

Agrarische landbouwsamenleving = Heeft te maken met landbouw

Landbouwsamenleving = maatschappij met landbouw als belangrijkste middel van bestaan.

De mens veranderde in de loop van de duizenden jaren van een natuurwezen (die zijn eigen eten verzameld) naar een cultuurwezen (die zijn eigen eten produceert).

Doordat de mens op 1 plek bleven konden ze bezit verzamelen.  Door klei te bakken maakten ze potten en kruiken.

In de vroege landbouwgebieden zijn ook graven

. De boeren gingen hun dooden bij hun huis begraven of cremeren. De graven laten zien dat ze in een leven na de dood geloofden en hun voorouders vereerden.

PARAGRAAF 3

Vanaf 5400 V.Chr woonden er mensen langs de Eufraat en de Tigris. Het smeltwater uit de bergen zorgden elk jaar voor overstromingen. Daarom bouwden ze dijken. De beloning was groot, de oevers werden vruchtbaar. In de hete zomers moesten de akkers niet droog komen en daarom bouwden ze dammen en kanalen. Hiervoor was een hele organisatie nodig en daarom was niet iedereen boer. Hierdoor groeiden vanaf 3500 V.Chr tientallen dorpen uit tot steden.

De Steden hadden Stadsmuren,tempels, bestuursgebouwen en pakhuizen. Niet iedereen hoefden boer te zijn. Er waren ambtenaren, kooplieden, priesters en miliaren. Er ontstonden sociale verschillen, sommigen werden rijk en sommigen werden arm. De rijkste man in de stad was de koning.

Rond 3300 V.Chr werd het spijkerschrift uit

. Abtenaren konden nu dingen bijhouden. Dankzij het schrift zijn de Soemeriers en de Egyptenaren de eerste volkeneren waarvan we de godsdienst kennen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.