Hoofdstuk 1 paragraaf 1
Middelen van bestaan: een manier om te overleven.
Taakverdeling: verdeling van werk tussen man en vrouw.
Archeologen: Onderzoekers die zoeken naar ongeschreven bronnen uit het verleden.
Magie: met toverkracht de natuur beheersen. De bestaansmiddelen van de eerste mensen waren jagen en verzamelen. Omdat ze hieraan deden moesten ze voortdurend rondtrekken. En de taakverdeling was: de man jagen en de vrouw deed verzamelen, het huishouden en lette op de kinderen. We weten weinig over de eerste mensen omdat ze toen het schrift nog niet kenden.
Hoofdstuk 1 paragraaf 2
Klimaatverandering: gigantische temperatuur wisselingen.
Geschiedenis: alles wat gebeurd is.
Prehistorie: voorgeschiedenis en de tijd dat de mensen nog niet konden schrijven.
Historie: geschiedenis is de tijd dat de mensen konden schrijven vanaf 3000 voor Christus.
Bronnen/sporen: overblijfselen uit het verleden die ons informatie geven over hoe de mensen vroeger leefden en dachten.
In 8000 voor Christus ging men over op de landbouw. Deze kan men verdelen in 2 groepen: de akkerbouw en de veeteelt.De mens ging over op de landbouw omdat er een gebrek aan voedsel ontstond. Dit kwam doordat een klimaatverandering het gebied steeds droger maakte. Ook ging men over op de landbouw doordat er steeds meer mensen kwamen waardoor er ook meer voedsel nodig was.De overgang van jagen/verzamelen naar de landbouw wordt ook wel de landbouwrevolutie of de neolithische revolutie genoemd.De landbouwrevolutie was geen plotselinge verandering maar,eerder een zeer geleidelijk proces.Maar omdat het hier om een zeer belangrijke verandering gaat spreken we toch van een revolutie.
Hoofdstuk 1 paragraaf 3
Nijldelta: rivierengebied in Egypte,waar de rivier de Nijl uitmond in de Middellandse Zee.
Natuurgodsdienst: het aanbidden van de krachten van de natuur.
In Egypte ging men gewoon door met de jacht en de visserij.
Zij konden wel doorgaan met deze bestaansmiddelen omdat door Egypte de rivier de Nijl stroomt.Deze bevloeide heel Egypte waardoor de grond vruchtbaar bleef.Veel mensen uit andere gebieden rondom Egypte trokken naar het gebied bij de Nijl.Hierdoor leerden de Egyptenaren de technieken van de landbouw kennen.Doordat er steeds meer mensen naar het gebied rond de Nijl kwamen,groeide de bevolking zodanig dat er alleen nog maar aan landbouw gedaan werd,omdat de vroegere bestaansmiddelen niet genoeg voedsel opbrachten.De overgang van het jagen tot de landbouw werd rond 4000 voor Christus voltooid.Als men overgaat op de landbouw betekent dit ook dat men moet gaan samenwerken.
Er ontstonden langs de Nijl kleine gebieden waar men ging samenwerken.In deze kleine gebieden nemen mensen de macht om alles in goede banen te leiden.Zo ontstonden er langs de Nijl allemaal gebieden met hun eigen leiders.Tussen deze rijkjes ontstaan oorlogen.Uiteindelijk bleven er 2 leiders over, 1 leider voor Opper-Egypte en 1 leider voor Neder-Egypte.Opper-Egypte besloeg het gebied van het Nijldal en Neder-Egypte besloeg het gebied van de Nijldelta.Egypte werd ongeveer rond 3000 voor Christus één rijk onder leiding van koning Menes,die de leider was van Opper-Egypte.
Hoofdstuk 1 paragraaf 4
Irrigatielandbouw: landbouw waarbij de velden bevloeid worden doormiddel van omleidingen en beekjes.De overgang van het jagen/verzamelen naar de landbouw had grote gevolgen:
· De landbouw dwong de mensen tot allerlei uitvindingen.
De belangrijkste hiervan was de irrigatielandbouw.
· Er kwam een bestuur met aan het hoofd de farao.Deze was tevens legeraanvoerder, de hoogste rechter en hij hield toezicht op de irrigatielandbouw.Er waren ook nog andere bestuursleden,dit waren de ambtenaren zij hielpen de farao met het bestuur.
Er was ook belasting in Egypte, deze werd met goederen door de boeren betaald en de farao gebruikt de belasting om zijn ambtenaren te betalen.
· Er kwamen nieuw beroepen,door de irrigatielandbouw waren de oogsten zo rijk dat er overschotten kwamen.Hierdoor hoefde niet iedereen boer te zijn en konden verschillende mensen zich gaan specialiseren in iets speciaals.
· Omdat er belasting was moest alles bijgehouden worden.Hierdoor ontstond het hiërogliefenschrift.Het hiërogliefenschrift was een beeldschrift.De schrijvers hadden een belangrijke taak in het bestuur,omdat ze bijhielden hoeveel de oogst had opgebracht en hoeveel graan er in de voorraadschuren lag.
Hoofdstuk 1 paragraaf 5
Boven-Egypte:het zuiden van Egypte,waar veel bergen zijn.
Onder-Egypte:het noorden van Egypte,bij de rivierdelta
Het zwarte land:het gebied waar een laag slib achterblijft na de jaarlijkse overstroming van de Nijl.Die slib zorgt voor zéér vruchtbare grond.
Het rode land:het woestijngebied van Egypte.
Sociale lagen:groepen mensen die verschillen in rijkdom en macht.
Door de overgang op de landbouw kwamen er grote verschillen in rijkdom en macht.
De farao stond aan het hoofd van Egypte en werd gezien als een goddelijke macht.Hij bezat een groot deel van het land.De farao’s lieten bij de rivierdelta grafmonumenten bouwen.
Dit werden de grote en mooie piramides.Het verschil tussen de jagers en de landbouwers:
1. Deden rond trekken | 1.Vaste woonplaats.
2. Weinig/geen verschil tussen arm/rijk | 2.Grote verschillen tussen arm/rijk
3.Man -> jagen | 3.Man -> werken
Vrouw -> huishouden, kinderen en verzamelen | Vrouw -> huishouden en kinderen
4.Kleine ruzies | 4.Oorlogen
REACTIES
1 seconde geleden
D.
D.
Van welke merk is dit?
Feniks mis ik hoop het wel en kan ik het ook op mavo havo gebruiken?
14 jaar geleden
AntwoordenN.
N.
Hoi, ik zit in 1 vwo en ik heb ook het `Memo` geschiedenisboek. ik moet in 30 woorden h2 uitleggen met alle belangrijke dingen erin. bij h1 lukte dat nog wel maar in h2 is er iets meer te vertellen en het lukt mij niet om het in 30 woorden te zeggen...
13 jaar geleden
AntwoordenN.
N.
Ik bedoel eigenlijk Hoofdstuk 1 paragraaf 2. en niet hoodstuk 2. =)
13 jaar geleden
AntwoordenG.
G.
is dit havo boek mavo boekf vwo
13 jaar geleden
AntwoordenD.
D.
@gaatjouniksaan: nee :(
7 jaar geleden