Deze samenvatting is gemaakt aan de hand van de videos van JORTgeschiedenis op YouTube. Buiten de deelvragen, kenmerkende aspecten en de begrippen zijn er nog meer woorden dikgedrukt, dit zijn de titels van de videos van JORTgeschiedenis. Mocht er iets onduidelijk zijn, zijn de desbetreffende videos gemakkelijker te vinden.
Historische context: China (1842-2001)
Deelvraag 1: Waardoor verloor China zijn positie als regionale grootmacht (1842-1911)?
Kenmerkende aspecten:
- Tijdvak 8: De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie
- Tijdvak 8: De opkomst van emancipatiebewegingen
- Tijdvak 8: De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme
- Tijdvak 9: Vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme
Introductie:
Westerse tijdrekening: 10 tijdvakken
Chinese tijdrekening: Dynastieën = Uitgebreide familie die over 2 of meer generaties invloed of macht uitoefent in een land (Prehistorie - Shang - Zhou - Qin)
Qin-dynastie: eerste dynastie met keizer = verheven boven andere vorsten, 'hemels mandaat' om te regeren.
China zag zichzelf als het 'Middenrijk'. Het echte centrum van China zijn de vruchtbare streken langs de kust en rondom de grote rivieren.
Confucianisme
Leer van de filosoof Confucius:
Een goed mens kent zijn plaats in de maatschappij en houdt zich aan de rituelen. Dat zorgt voor orde en harmonie.
Vijf belangrijke relaties:
- Een vorst is superieur aan zijn volk
- Een vader is superieur aan zijn zoon
- Een oudere broer is superieur aan een jongere broer
- Een echtgenoot is superieur aan zijn echtgenote
- Vrienden zijn elkaars gelijken en moeten elkaar respecteren
Hiërarchische verhouding in het bestuur. Voor een effectieve bureaucratie zijn betrouwbare ambtenaren noodzakelijk → rigide ambtenarenexamen:
- één keer per 3 jaar
- zeer grote kennis van Chinese literatuur
- slagingspercentage: 1%
Problemen in de 19e eeuw:
Regering van de Qing-dynastie. Centrale gezag verzwakt door:
- Hongersnoden als gevolg van natuurrampen en overbevolking
- Corruptie binnen het bestuur
- Politieke crises door opstanden om religieuze of sociaal-economische redenen
Er komt ook bemoeienis van het buitenland bij.
Opiumoorlogen:
China liep lang voorop maar werd arrogant en bleef uiteindelijk stil liggen, terwijl andere landen verder ontwikkelden door revoluties. 19e eeuw: Europa heeft technologische voorsprong op China. Europeanen (vaak Britten) smokkelen opium naar China via Kanton.
Gevolgen:
- miljoenen verslaafde Chinezen
- grote economische schade door negatieve handelsbalans
Chinese regering verbiedt opiumhandel, maar door corruptie groeit de handel toch → inbeslagname en vernietiging 1,5 miljoen kilo Britse opium.
Britten waren hier niet blij mee → eerste Opiumoorlog tussen Groot-Brittannië en China. De Britten waren veel verder ontwikkeld en China werd gemakkelijk verslagen. Einde in 1842.
Context begint in 1842 met het verdrag van Nanking
- schadevergoeding voor Britten
- Hongkong wordt Engelse factorij
- onbeperkte handel in 5 havensteden
Verdrag van Nanking is een voorbeeld van een ongelijk verdrag waarin de bepalingen veel gunstiger zijn voor westerse mogendheden dan voor China.
- verlies van zeggenschap over grondgebied van China
- mislopen van inkomen uit economische centra
Na de tweede opiumoorlog krijgen Groot-Brittannië, Frankrijk en de Verenigde Staten steeds meer invloed in steden als Shanghai en Hongkong in het oosten en zuidoosten. Ook andere westerse landen sluiten ongelijke verdragen met China, waarna China zich beseft dat zij in die industriële revolutie echt achter zijn gaan lopen.
Opstanden van de Taiping en Nian:
Na de opiumoorlogen en andere gewapende conflicten komen grote delen van China direct in handen van Japan, Frankrijk en Rusland → overname van sommige overheidstaken, zoals importheffingen. Toename van:
- binnenlands verzet tegen falende centrale gezag van de Qing-dynastie
- protesten tegen de buitenlandse inmenging en beïnvloeding
Grootste opstand is de christelijke Taiping: zij willen een einde maken aan de Qing-dynastie en aan de macht van westerse mogendheden over China. Doelen:
- afschaffing van het confucianisme
- afschaffing van privébezit
- gelijkstelling van mannen en vrouwen
- opheffing van ongelijke verdragen
Taiping nemen een groot deel zuidoosten en oosten van China in. Leider is charismatisch. Na 14 jaar worden Taiping verslagen met hulp van het westen.
Nian komen in het noorden in opstand na grote overstromingen. Zij willen voedsel en rijkdommen. Na het neerslaan van de Taiping lukt het de Qing-dynastie met grote moeite om de Nian zonder westerse hulp te verslaan.
De Zelfversterkingsbeweging:
Beweging in kringen van de Chinese regering om China sterk te maken met behulp van moderne technologie. Vasthouden aan confucianisme en modernisering naar westers en Japans voorbeeld van:
- industrie en spoorwegen
- leger en vloot
Problemen:
- tegenwerking van conservatieven
- gebrek aan kapitaal
- Chinese manier van werken en corruptie
Chinees-Japanse oorlog (jaren 90 van 19e eeuw) loopt uit op een grote nederlaag. Zelfversterkingsbeweging zet belangrijke stappen op weg naar modernisering, maar het blijkt niet voldoende te zijn.
Aan het keizerlijk hof zijn er veel pogingen om eeuwenoude bestuurspraktijken af te schaffen of te moderniseren:
- staken van rigide ambtenaren examens
- begin met opstellen van een grondwet
Hervormingen slagen niet, met name door tegenwerking van conservatieve krachten onder leiding van Cixi.
Cixi en de Bokseropstand:
1900: Bokseropstand
Nationalistische opstand van landloze boeren tegen de aanwezigheid van westerlingen en tegen de keizer. Cixi steunt de Boksers in de hoop dat de westerse mogendheden verdreven worden. Boksers blokkeren westerse ambassades in Peking. Internationaal leger beëindigt blokkade en de regering van Cixi geeft zich over.
Strafmaatregelen van buitenlandse mogendheden:
- betalen van schadevergoeding
- executie van belangrijke Boksers
- importverbod van wapens
- oprichting van monumenten voor het neerslaan van de opstand
Cixi wil het bestuur hervormen. Voorbeelden:
- modernisering van het onderwijs
- afschaffen van ambtenaren-examens
- invoering van een grondwet en parlement
Hervormingspogingen mislukken vanwege chaos, corruptie en lage belastinginkomsten → gevoelens van onvrede wordt versterkt.
Cixi sterft en wordt opgevolgd door kleuter Puyi → keizerlijk bestuur verliest steeds meer steun van de bevolking. Het landsbestuur functioneert niet meer → 1911: Revolutie onder leiding van Sun Yat-sen → einde aan het keizerrijk China.
Deelvraag 2: Waardoor ontstond de Volksrepubliek China (1912-1949)?
Kenmerkende aspecten:
- Tijdvak 8: De opkomst van emancipatiebewegingen
- Tijdvak 8: De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme
- Tijdvak 9: De rol van moderne propaganda en communicatiemiddelen en vormen van massa organisaties
- Tijdvak 9: Het in de praktijk brengen van de totalitair ideologieën: communisme en fascisme/nationaalsocialisme
- Tijdvak 9: Vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme
- Tijdvak 10: De verdeling van de wereld in 2 ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog
Sun Yat-sen en de Republiek China:
Hoofdrolspelers bij de revolutie van 1911:
- Sun Yat-sen, leider van de nationalistische revolutie
- Yuan Shikai, belangrijkste generaal van het Chinese leger
- Puyi, laatste keizer van China
Yuan Shikai maakte afspraken met de verschillende partijen (regering vs revolutie)
1912: Sun Yat-sen sticht de Republiek China. Zijn nationalistische partij wint de eerste parlementsverkiezingen. Partij zet zich in voor:
- nationalisme: eenheid in China en bevrijding van alle buitenlandse invloeden
- socialisme: hogere opbrengsten van de grondbelasting moet voor het hele volk zijn
- democratie: geleidelijke invoering van democratie en scheiding van de machten
Yuan Shikai grijpt de macht en zet president Sun Yat-sen af → China valt uiteen en wordt geregeerd door plaatselijke militaire machthebbers → burgeroorlog. Krijgsheren tegen elkaar en tegen de regering.
De 4 Mei Beweging:
Onvrede onder Chinese bevolking blijft. Redenen:
- invloed en bemoeienis van buitenlandse mogendheden blijft groot → Vrede van Versailles is nadelig voor China.
- uitblijven van veranderingen
Onvrede leidt tot het ontstaan van de 4 Meibeweging. 4 Meibeweging is tegen het westerse imperialisme. Geïnspireerd door westerse, Japanse en Chinese voorbeelden wil zij modernisering:
- bestuurlijk: modern bestuur dat China sterker maakt
- sociaal: vrouwenemancipatie en sociale rechtvaardigheid
- cultureel: minder invloed voor het Confucianisme en meer toegang tot onderwij
4 Meibeweging wordt gekenmerkt door:
- Vrede van Versailles zorgt voor afkeer voor het westen
- boodschap van communisme leidt tot toenadering tot de Sovjetunie
4 Meibeweging vormt de basis voor de Chinese Communistische Partij (CCP).
Nationalisten en communisten:
Steun van Sovjetunie (wapens, munitie, advies) voor:
- CCP om de communistische wereldrevolutie te verspreiden
- Nationalistische partij omdat CCP nog te zwak was om zelf de macht te veroveren
Partijen werken samen tegen binnenlandse verbrokkeling en buitenlandse invloeden.
Na de dood van Sun Yat-sen wordt Chiang Kaishek de nieuwe leider van de nationalisten. Chiang leidt de Noordelijke Veldtocht: militaire actie van nationalisten en communisten om de krijgsheren te verslaan. 1927: Chiang verovert grote delen van China, maar communisme krijgt steeds meer aanhangers → bloedige breuk tussen nationalisten en CCP & nationalisten herstellen het centrale gezag.
Autoritaire regering van Chiang zorgde voor:
- proces van industrialisatie
- verbetering van infrastructuur
- gedeeltelijk einde aan ongelijke verdragen
Corruptie blijft veel voorkomen en politieke tegenstanders worden vervolgd. Regering krijgt niet heel China onder controle.
Strijd tegen Japan:
1931: Japan bezet Mantsjoerije. Redenen:
- Grondstoffen in Mantsjoerije
- Uitvalbasis om nog meer van China te bezetten
Vestiging van een fascistisch geïnspireerd en wreed regime.
Marionettenstaat:
Om de Chinese bevolking tevreden te houden wordt de laatste keizer Puyi de symbolische heerser, maar Japan is de baas. Vanuit Japan worden verdere delen van China ingenomen.
Jaren 1930 en 1940: nationalisten en communisten bevechten elkaar en zijn gedwongen om samen te werken tegen Japan. Na capitulatie van Japan:
- China wordt beloond met plek in veiligheidsraad van Verenigde Naties
- burgeroorlog tussen nationalisten en communisten
Communistische revolutie:
Nationalistische regering lost economische en maatschappelijke problemen niet op:
- grote armoede op het platteland
- waardevermindering van het geld
- corruptie in het bestuur
Dit wordt versterkt door de gevolgen van de Japanse bezetting:
- zware militaire strijd met veel verliezen
- groeiende aanhang voor CCP
Redenen toenemende populariteit CCP:
- falen van nationalisten
- betere organisatie dan nationalisten
- landhervormingen voor arme boeren
- zorgen voor hoop op een betere toekomst
1949: CCP wint burgeroorlog. Mao Zedong roept de communistische Volksrepubliek uit. Chiang Kaishek vlucht met zijn volgelingen naar het eiland Taiwan. In de Verenigde Naties vertegenwoordigt Taiwan heel China.
China raakt betrokken bij de Koude Oorlog:
- Verenigde Staten steunen de nationalisten
- Sovjetunie steunt de communisten
Deelvraag 3: Waardoor heeft de Volksrepubliek China zich kunnen ontwikkelen tot een grootmacht (1949-2001)?
Kenmerkende aspecten:
- Tijdvak 8: De industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving
- Tijdvak 9: De rol van moderne propaganda en communicatiemiddelen en vormen van massa organisaties
- Tijdvak 9: Het in de praktijk brengen van de totalitair ideologieën: communisme en fascisme/nationaalsocialisme
- Tijdvak 10: De verdeling van de wereld in 2 ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog
- Tijdvak 10: Dekolonisatie die een eind maakte aan de westerse hegemonie in de wereld
- Tijdvak 10: De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren 60 van de 20e eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen
CCP aan de macht:
CCP herstelt het centrale gezag in China en buitenlandse invloed wordt geweerd. Uitzonderingen:
- Hongkong (Engeland)
- Macao (Portugal)
CCP verkondigt de klassenstrijd: strijd tussen de heersende en onderdrukte klasse om het bezit van de productiemiddelen. CCP richt zich hierbij op boeren en arbeiders. Hervormingen:
- herverdeling van de grond
- modernisering van landbouw en industrie naar voorbeeld van de Sovjetunie
De Grote Sprong Voorwaarts:
Na de dood van Stalin bekoelt de relatie tussen China en de Sovjetunie. CCP voert een eigen vorm van communisme door met de Grote Sprong Voorwaarts: in korte tijd moet China een industriële wereldmacht worden zonder ongelijkheid en privébezit.
- bevolking op het platteland wordt georganiseerd in zelfverzorgende volkscommunes
- verhoging staalproductie door gebruik van kleine staalovens
Grote Sprong Voorwaarts mislukt en zorgt voor een sterke daling van de landbouwproductie → enorme hongersnood.
1962: CCP kiest voor een pragmatisch economisch beleid:
- verkleining van volkscommunes en meer vrijheid voor boeren
- meer ruimte in industrie voor eigen inbreng
Dit leidt tot een breuk met de Sovjetunie en een internationaal isolement van China. China knoopt betrekkingen aan met andere niet-gebonden landen in Azië, Latijns-Amerika en Afrika door middel van leningen en arbeiders en managers.
De Culturele Revolutie:
Culturele Revolutie
is een nieuwe poging van de CCP om de samenleving en de economie ingrijpend te hervormen:
- creëren van een cultus rondom Mao als de Grote Roerganger (propaganda)
- zuivering van de CCP van vermeende tegenstanders van Mao (onderdrukking)
Rode Gardisten
nemen het voortouw in deze beweging.
Kenmerken van de Culturele Revolutie:
- antitraditioneel: vernietiging van confucianisme en historische gebouwen en monumenten
- anti-intellectueel: 'heropvoeding' en dwangarbeid van intellectuelen op het platteland
- xenofoob: verbod op en uitbanning van alle buitenlandse invloeden
Culturele Revolutie leidt tot miljoenen slachtoffers en ontwrichting van de samenleving.
- sterke daling landbouwproductie
- sterke daling industriële productie
- ontwrichting van het leven in de steden
Vier Moderniseringen:
Vroege jaren 1970: China in een internationaal isolement → toenadering tot de Verenigde Staten (pingpong).
Voor China was deze toenadering uit angst voor macht van de Sovjetunie.
Voor Amerika was deze toenadering uit nodig hebben van steun voor einde aan Vietnamoorlog.
China krijgt een eigen vertegenwoordiging bij de Verenigde Naties.
1976: dood Mao → China breekt met het gedachtegoed van de Culturele Revolutie:
- arrestatie van vertrouwelingen van Mao
- rehabilitatie van slachtoffers
Deng Xiaoping wordt de nieuwe leider van de CCP.
Liberalisering d.m.v. vier moderniseringen:
- landbouw: afzwakking volkscommunes en meer ruimtes voor de vrije markt
- wetenschap en technologie: internationale samenwerking en studeren in het buitenland
- industrie: meer ruimte voor de vrije markt en instellen van speciale economische zones
- defensie: moderner leger met modernere wapens
Plein van de Hemelse Vrede:
Geen politieke liberalisering door Deng Xiaoping. Machtspositie van de CCP blijft onaantastbaar. Onderdrukking van voorstanders van politieke hervormingen en democratisering.
Toenemende onvrede over dictatuur van de CCP. Reden: liberalisering van de economie leidt tot groeiende invloed van westerse gewoontes en ideeën → jongeren worden kritischer naar de gevestigde orde. Ze willen een einde maken aan de politieke onvrijheid en de corruptie in het bestuur.
1989: studentenprotest op het Plein van de Hemelse Vrede is de grootste demonstratie tegen CCP in China. Protest wordt neergeslagen. Demonstranten wordt het zwijgen opgelegd.
Economische en politieke wereldmacht:
Onder leiding van Jiang Zemin blijft de nadruk liggen op de economische ontwikkeling van China → relatie met het westen verandert. Eind jaren 1990: Hongkong en Macao worden overgedragen aan China onder voorwaarde dat zij nog 50 jaar zelfbestuur behouden.
2001: China treedt toe tot de Wereldhandelsorganisatie. China is uitgegroeid tot een politieke en economische wereldmacht met een communistisch bewind.
- Wel kapitalisme
- Geen democratie
Wel kritiek uit het westen op de Chinese politiek, maar niemand durft in te grijpen, omdat iedereen economisch verbonden is met China.
Einde Historische Context: China (1842-2001)
REACTIES
1 seconde geleden