Historisch Overzicht 20e eeuw

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 3980 woorden
  • 31 maart 2004
  • 44 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
44 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Geschiedenis ‘Historisch Overzicht van de 20e Eeuw’
Hoofdstuk 2

Europa:
Na de 1e wereldoorlog kwam Europa in zware financiële problemen. De kosten van de oorlog bedroegen ruim 600 miljard dollar, Duitsland ging gebukt onder herstelbetalingen en hield nauwelijks geld over voor herstel van de eigen economie, Engeland en Frankrijk hadden tijdens de oorlog geld van Amerika geleend, dat ze nu terug moesten betalen. Bovendien was het Europese marktaandeel met 10 procent afgenomen omdat de buitenlandse handel vier jaar lang was verwaarloosd.
Pas toen de betalingsregeling voor Duitsland soepeler werd gemaakt en Duitsland Amerikaanse leningen ontving, bloeide de Europese economie op.
Overal groeide de productiviteit ongekend snel. Tussen 1910 en 1940 werd per persoon per uur 50 tot 100% meer geproduceerd dan de periode ervoor. Hierdoor heerste er een sfeer van optimisme na 1925. Maar dit was van korte duur.
In 1929 brak een economische crisis uit, waardoor bijna de hele westerse wereld hard werd getroffen. Vele bedrijven gingen failliet en de werkloosheid steeg explosief. In 1932 was 43% van de Duitse beroepsbevolking werkloos. De regering wist zich geen raad. Ze namen maatregelen die soms averechts werkten. Importtarieven werden opgeschroefd om de eigen industrie en landbouw te beschermen.
Tijdens de snelle groei van de productiviteit in de jaren na de 1e wereldoorlog profiteerde een groot deel van de bevolking. Mensen kochten veel luxe artikelen. De industrie creëerde met reclame ook een behoefte aan die nieuwe producten. Om zoveel mogelijk te verkopen, lieten bedrijven klanten vaak op afbetaling kopen. Zo ontstond de westerse consumptiemaatschappij.
De toegenomen welvaart uitte zich ook in massavermaak. De productieverhoging had geleid tot hogere lonen en meer vrije tijd, zodat mensen meer tijd en geld overhielden voor leuke dingen. Hierdoor worden de jaren twintig ook wel de ‘roaring twenties’ of de ‘fabulous twenties’ genoemd.
Ook de kunstwereld onderging een vernieuwing. Er werd geëxperimenteerd met allerlei nieuwe vormen, technieken en materialen. De nadruk lag daarbij op originaliteit, individualisme en het (vaak op abstract) tot uiting brengen van gevoelens.
Toch betekenden deze jaren niet het einde van de armoede. Veel mensen moesten nog hard werken om de touwtjes aan elkaar te knopen. De economische crisis van 1929 maakte het leven nog zwaarder. De vele werklozen en hun gezinnen leefden in honger en ellende. Ze waren aangewezen op de gaarkeuken. Niet iedereen had veel last van de economische crisis; de meerderheid van de beroepsbevolking die haar baan behield, ging er in de jaren dertig (na een korte inzinking) nog steeds op vooruit.

Amerika:
Door de 1e wereldoorlog waren de VS rijker geworden dan ooit tevoren. De oorlog had de Amerikaanse industrie laten bloeien en de VS hadden de plaats van Groot-Brittannië als grootste geldschieter ter wereld overgenomen. Doordat Amerika buitenlands isolationisme voerde, leidde de nieuwe Amerikaanse rijkdom niet meteen tot een grotere invloed in de wereldpolitiek. In Amerika zelf heerste krachtig nationalisme dat zich richtte tegen alles dat ‘niet-Amerikaans’ was. Joden, katholieken, negers en arme immigranten uit Azië en Zuid- en Oost-Europa kregen te maken met haatgevoelens en discriminatie.
Op de consumptie van alcohol was Amerika bijzonder strijdlustig. In 1920 werd de productie en verkoop van alcoholhoudende drank bij wet verboden. Daarmee hoopte de regering verslaving, geldverkwisting en misdaad terug te dringen. Niets van dit alles werd bereikt. Wel betekende de ‘drooglegging’ een gouden tijd voor de georganiseerde misdaad.
Op economisch gebied ging het in de VS goed, alleen de boeren hadden het moeilijk. Tijdens de oorlog hadden de Amerikaanse boeren extra geproduceerd voor de Europese markt. Na de oorlog kwam de Europese productie weer op gang, waardoor de prijzen van landbouwproducten daalden en de Amerikaanse export van landbouwproducten stagneerde.
De economische crisis van 1929 bracht Amerika een zware klap toe. Meer dan 100.000 bedrijven gingen failliet. De regering deed eerst niets, maar de crisis duurde voort en rondom grote steden ontstonden ‘Hoovervilles’: krottenwijken waar slachtoffers van de crisis onderdak zochten.
Pas in 1932, toen de democraat Franklin Roosevelt president werd, kwam een einde aan de passieve houden van de overheid. Hij presenteerde de New Deal. Zo werd geprobeerd de agrarische en industriële productie terug te brengen en de prijzen te beheersen. Ook werden de banken onder scherpere controle gesteld en kwamen er verschillende sociale wetten. Kinderarbeid werd verboden, de 35-urige werkweek werd vastgesteld en er kwam een verplichte werkloosheidsverzekering en oudedagsvoorziening.
De New Deal zorgde voor veel ophef. Volgens traditionele Amerikaanse opvattingen was het ieder voor zich. Roosevelt werd door sommigen uitgemaakt voor revolutionair en communist. Door de armen werd Roosevelt massaal gesteund en tot drie keer toe werd hij herkozen. Toch slaagde Roosevelt er niet in Amerika uit de crisis te trekken. Sommigen vinden de 2e wereldoorlog de ‘echte’ New Deal. Toen bloeide de Amerikaanse economie op dankzij de oorlogsindustrie.
Rusland:
Op 25 oktober 1917 vond er een revolutie plaats die het leven in Rusland ingrijpend zou veranderen. Het meesterbrein achter deze revolutie was de bolsjewiek Vladimir Lenin. Hij wierp samen met Trotski en andere partijgenoten zonder veel moeite de zittende regering omver. Het was al de tweede revolutie van dat jaar. In februari 1917 was het regime van tsaar Nicolaas II in elkaar gestort. Door de oorlog waren er voortdurend wilde stakingen en demonstraties. Nicolaas was niet tegen de situatie opgewassen en liberale leden van de Doema (volksvertegenwoordiging) namen de macht over, maar ook zij konden de orde in het land niet herstellen en Lenin greep zijn kans.
Na de machtsovername trok Rusland zich onmiddellijk uit de oorlog terug en sloten met Duitsland de vrede van Brest-Litovsk, maar nog steeds kreeg de bevolking niet de vrede waar ze zo hard om riep. Er ontstond een bloedige burgeroorlog tussen het Rode Leger (bolsjewieken) en het Witte Leger (tegenstanders). In 1921 won het Rode Leger.
De nieuwe staat werd door de communisten met harde hand bestuurd; tegenstanders werden afgevoerd naar concentratiekampen. Na de dood van Lenin in 1924 volgde een machtsstrijd, die uiteindelijk gewonnen werd door Stalin, de partijsecretaris. Hij ontpopte zich tot een machtig dictator, die zijn vijanden meedogenloos uit de weg liet ruimen.
In 1928 maakte Stalin een strak vijfjarenplan om het land in versneld tempo te industrialiseren. Boeren moesten voor het geld zorgen door efficiënter te produceren en ze moesten een groot deel van de opbrengst tegen zeer lage prijzen aan de staat verkopen. Om dit te doen werden kolchozen (collectieve bedrijven) gemaakt. Na een tijd slaagde Stalin er in Rusland op te werken tot één van de meest geïndustrialiseerde landen ter wereld, maar jarenlang werd Rusland nog geteisterd door voedseltekorten.
Italië:
In Italië trokken eind oktober 1922 duizenden mannen, gekleed in zwarte hemden, naar Rome. Hun grote leider, de fascist Benito Mussolini, had opgeroepen tot deze demonstratieve mars. Hiermee wilde hij de regering onder druk zetten om de macht af te staan aan zijn fascistische partij. Op 28 oktober naderde de groep Rome in de stromende regen. Koning Victor-Emmanuel III raakte in paniek, en trad af. Geleidelijk aan brak Mussolini de parlementaire democratie af. Vanaf 1926 had hij alle macht in handen.
Duitsland:
Ook in Duitsland ontwikkelde zich in de jaren dertig een totalitair regime. Hier kwam in 1933 de Nationaal-Socialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP), onder leiding van Adolf Hitler aan de macht. Hitler beloofde van Duitsland een groot, machtig rijk te maken. Volgens Hitler was het Duitse, arische ras ver verheven boven alle ander rassen.
Pas halverwege de jaren twintig begonnen de politieke verhoudingen te verbeteren. Engeland, Frankrijk en Amerika besloten Duitsland iets vriendelijker te behandelen. In 1924 stelden zij het Dawes-plan op: de Duitse oorlogsschuld werd verlaagd, betalingen verspreid en Amerika ging Duitsland geld lenen. In 1925 werd het verdrag van Locarno afgesloten. Hierin bevestigde Duitsland nogmaals de nieuwe grenzen tussen Frankrijk-Duitsland en Duitsland-België. Duitsland werd lid van de Volkenbond.
De Amerikaanse minister van buitenlandse zaken (Kellog) deed een poging om de vrede voor altijd veilig te stellen. Hij stelde alle landen voor om lid te worden van het Briand-Kellog-pact en te beloven nooit meer oorlog te voeren.
In 1936 trok Hitler met zijn troepen het Rijnland binnen. Dit was in strijd met het Verdrag van Versailles. Frankrijk en Engeland deden niets. Mussolini veroverde Ethiopië, weer deden Frankrijk en Engeland niets. Hitler zocht toenadering met Italië, en sloten een bondgenootschap in 1936, de As Rome-Berlijn.
Ook in Spanje kwam er onrust. Het Volksfront (republikeinen, socialisten en communisten) kwamen in confrontatie met opstandelingen onder leiding van de fascistische generaal Franco. Een burgeroorlog was het gevolg. Italië en Duitsland steunden Franco, de Sovjetunie het Volksfront. En weer deden Frankrijk en Engeland niets à Appeasement-politiek
Ook bij de Anschluss (Oostenrijk bij Duitsland) op 13 maart 1938 deden Engeland en Frankrijk niets. Tijdens de conferentie van München in 1938 kreeg Hitler zijn zin toen hij vroeg om Tsjechië bij Duitsland te voegen. Hitler wou ook Polen bij Duitsland voegen, maar daar staken Frankrijk en Engeland een stokje voor, door Polen militaire steun te garanderen. Hitler sloot daarom een niet-aanvalsverdrag met Rusland.
Hoofdstuk 3

Op 1 september 1939 trokken Duitse troepen Polen binnen. Op 3 september 1939 verklaarden Engeland en Frankrijk de oorlog, maar gingen niet tot actie over. Rusland viel op 16 september 1939 Polen vanuit het oosten binnen.
In het voorjaar van 1940 ging Hitler verder met zijn strijd. Hij viel Denemarken, Noorwegen, België en Nederland binnen. Om deze landen snel tot overgave te dwingen, voerde Duitsland veel bombardementen uit. Rotterdam werd zo op 14 mei 1940 zwaar getroffen. Ongeveer 800 mensen stierven.
In de mei 1940 viel Duitsland met zwaar geschut Frankrijk binnen. In juni 1940 gaf Frankrijk zich over.
Nu stond Engeland er alleen voor, maar Winston Churchill, de Engelse premier was niet van plan op te geven. Engeland hield het ondanks zware luchtaanvallen een jaar lang in z’n eentje vol.
In 1941 kreeg Engeland er twee bondgenoten bij: Rusland en Amerika. Rusland werd in juni 1941 aangevallen door Duitsland, en Japan, de Duitse bondgenoot, voerde op 7 december 1941 een aanval uit op de Amerikaanse vlootbasis Pearl Harbor. Zo werden de Amerikanen ook bij de oorlog betrokken. Rusland, Engeland en Amerika vormden samen de Grote Alliantie.
Vanaf eind 1942 begon de Grote Alliantie gebied te winnen.
- In Noord-Afrika werden de Duitsers en Italianen verslagen bij El Alamein
- In de Sovjetunie liep de strijd om Stalingrad uit op een Duitse nederlaag
- In juli 1943 voerde de geallieerde een succesvolle invasie op Sicilië uit.

Redenen voor uiteindelijke overwinning op Duitsland:
- De Amerikaanse economische kracht
- De technische uitvindingen van de geallieerden op het gebied van decodering en communicatie
- De onophoudelijk toestroom van nieuwe Russische soldaten
Op 7 mei 1945 gaf Duitsland zich over. Japan bleef echter doorvechten. Eind 1942 beheerste Japan veel gebieden in Azië. In de jaren daarna werd Japan door het Amerikaanse leger steeds verder teruggedrongen. In augustus 1945 kwam Amerika met de atoombom, deze verwoestte de Japanse steden Nagasaki en Hiroshima, waarna Japan zich overgaf.
In de Tweede Wereldoorlog zijn ongeveer 6 miljoen Joden in concentratie kampen omgebracht. Toen de Duitsers Nederland binnendrongen was er weinig verzet, iedereen dacht hoe netter ze zich zouden gedragen, des te sneller ze het normale leven terug zouden krijgen. De Duitsers gedroegen zich op het begin ook netjes, maar na verloop van tijd werden ze steeds gemener.
- De persvrijheid werd afgeschaft (censuur)
- Politieke partijen werden verboden
- Artsen en kunstenaars moesten zich aansluiten bij nazi-organisaties
- Steeds meer mensen werden gedwongen om in Duitsland te gaan werken
Vooral dit laatste punt leidde tot groei van de georganiseerde verzetsbeweging. De Duitsers brachten duizenden verzetslieden om het leven. De verzetsbeweging bleef in verhouding klein, het deel dat de Duitsers steunden was veel groter. In september 1944 werd de toevoer van voedsel bijna helemaal stilgelegd, als antwoord op een spoorwegstaking. 20 000 Nederlanders kwamen in deze Hongerwinter om.
Tijdens de 2e wereldoorlog waren de Amerikanen en Russen ‘vriendjes’, maar na de oorlog kwamen de ideologische verschillen weer naar boven. De Russen waren nog steeds fel tegen het kapitalisme, en ze waren bang dat het Westen uitwas op de vernietiging van de communistische staat. Tijdens de WOII wilde Stalin een tweede front tegen Duitsland, om zo de strijd van de Russen aan het oostfront te verlichten. Stalin dacht dat de geallieerden expres niet deden wat hij wou, omdat zij hoopten dat de communisten en de fascisten elkaar zouden afmaken aan het oostfront.
De geallieerden op hun beurt beschouwden het communisme als een gevaarlijke totalitaire ideologie. De Westerse landen waren bang dat Rusland op hun beurt van de oorlog gebruik wilde maken om zijn invloed op Oost-Europa te versterken.
Na de oorlog werden Duitsland en de stad Berlijn in vieren gedeeld en bezet door Engeland, Amerika, Frankrijk en de Sovjetunie. De Russen wilden in hun deel het communisme invoeren, maar de Westerse landen wilden Duitsland op een kapitalistische wijze opbouwen. Het Westelijke en Oostelijke deel van Duitsland ontwikkelde zich apart: de Bondsrepubliek Duitsland en de Duitse Democratische Republiek. In 1961 bouwde de Sovjetunie om zijn deel van Berlijn een muur. Hierdoor waren oost en west Berlijn helemaal gescheiden.
De Sovjetunie had de grip op Oost-Europa verstevigd. Overal waren communistische regeringen aan de macht. West-Europa, Amerika en Canada gingen daarom nauwer samenwerken. Ze sloten in 1949 een militaire alliantie: de NATO. Als reactie daarop sloot de Sovjetunie met de Oost-Europese landen het militaire verdrag: het Warschaupact. De vijandige verhouding tussen de twee supermachten werd al gauw de Koude Oorlog genoemd. Langzamerhand werd heel de wereld erbij betrokken. Beide blokken gingen zich allebei steeds zwaarder bewapenen. In 1949 hadden de Russen ook een atoombom. Iedereen dacht aan een kernoorlog die nu kon ontstaan, daarom werden openlijke militaire confrontaties vermeden. Toch waren er wel militaire conflicten waarbij de spanning hoog opliep:
- In 1950 in Zuidoost-Azië toen Noord-Korea (bij de Russen) Zuid-Korea binnenviel. Amerika stuurden troepen om de Noord-Koreanen terug te dringen. Daarop kreeg Noord-Korea steun van de Sovjetunie en het communistische China. Pas in 1953 werd een wapenstilstand gesloten.
- Het gevaarlijkste moment in de Koude Oorlog vond plaats in 1962, toen bleek dat de Russen bezig waren om op Cuba kernraketten te installeren. President Kennedy beval dat er onmiddellijk een blokkade rondom Cuba moest worden aangelegd, zodat Russische schepen het eiland niet meer zouden kunnen bereiken. De Russische president Chroesjtsjov gaf toe en de crisis werd bezworen.
Dit was nog niet het einde van de Koude Oorlog. Door de Koude oorlog konden de Verenigde Naties niet meer zo goed functioneren. Deze hadden als doel de vrede te bevorderen. Bijna alle landen werden hier lid van in 1945. Om in geval van conflict snel te kunnen reageren werd de veiligheidsraad ingesteld, met als vaste leden de VS, Sovjetunie, Engeland, Frankrijk en China. Zij hadden ook vetorecht. Hierdoor werden vaak besluiten geblokkeerd omdat de VS en de Sovjetunie steeds tegen elkaar waren.
Door de WOII was in Amerika een sterke stimulans aan de oorlogsindustrie teweeggebracht, waardoor de economie tot bloei was gekomen.
In de Sovjetunie was het een puinzooi na de WOII, veel mensen arm en dakloos, en de boeren rouwden om het verlies van hun paarden en varkens. De Sovjetunie eiste van de Oost-Europese landen herstelbetalingen, dit kwam neer op regelrechte plunderingen van de toch al zeer arme landen. Alle industrieën in die landen werden overgebracht naar Rusland.
Nadat rond 1948 het communisme in de Oost-Europese landen was geïnstalleerd, kwam het politieke en culturele leven onder streng toezicht van Moskou te staan. De vrijheid werd enorm ingeperkt. Mensen met een andere mening werden naar strafkampen of psychiatrische inrichtingen gestuurd. Om een modern militair apparaat op te bouwen kreeg de zware industrie alle aandacht. Toch was Stalin onder grote delen van de bevolking heel populair. Door het regime werd hij verheerlijkt en voorgesteld als vader van het volk, als held en vriend van iedereen.
In 1953 stierf Stalin. In 1956 vond daardoor een bijzondere gebeurtenis plaats: Chroesjtsjov, de nieuwe leider, leverde kritiek op Stalin. In de periode van ‘destalinisatie’ die volgde werd de knellende greep van de staat losser. In 1986 wilde Hongarije zich echter losmaken uit het Oostblok, maar de opstandelingen werden hardhandig neergeslagen.
Niet alle communistische landen stonden onder controle van Moskou. Joegoslavië bijvoorbeeld, was onafhankelijk en gaf onder Tito een eigen invulling aan het communisme. Ook China weigerde zich te onderwerpen aan Rusland. China was in 1949 communistisch geworden. De Chinese Volksrepubliek werd bestuurd door de Chinese Communistische partij onder leiding van Mao Zedong. Net als Stalin werd Mao vereerd als een god, en hij was net zo meedogenloos. Tijdens zijn bewind werden miljoenen Chinezen gedood. Mao’s Grote Sprong Voorwaarts, een economisch ontwikkelingsprogramma dat in 1958 werd afgekondigd liep uit op een mislukking. Misoogsten en hongersnoden waren het gevolg. Ondanks de gemeenschappelijke ideologie verliep de relatie tussen China en Rusland vaak stroef. In 1960 kwam het zelf tot een breuk tussen beide landen.
West-Europa was verwoest door de WOII. Alles was kapot, we konden niet meer op eigen kracht de economie herstellen. Amerika bood hulp in 1947: het Marshall plan. Tussen 1948 en 1951 werd er bijna 12 miljard dollar naar West-Europa gestuurd. Het Marshallplan was niet alleen bedoeld om West-Europa weer op te bouwen, maar ook om te voorkomen dat de communisten in West-Europa de macht zouden grijpen. De Sovjetunie verbood Oost-Europa Marshallhulp aan te nemen.
In ruil voor de Marshallhulp moest Europa economisch wel samen gaan werken. Daardoor zou de wederopbouw sneller gaan en de kans op communisme kleiner worden. Ook veel politici vonden dat Europa meer samen moest gaan werken. Zij waren namelijk van mening dat nationalisme een van de belangrijkste oorzaken was voor het ontstaan van de afgelopen oorlog. In 1951 werd daarom de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGSK) opgericht. Dit was omdat kolen en staal de basis voor de oorlogsindustrie vormden, en daardoor kregen ze er meer zeggenschap over. Uit de EKSG ontstond in 1957 de Europese Economische Gemeenschap (EEG) van de 6 landen: de Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland België en Luxemburg. De economische samenwerking was zeer succesvol, maar de pogingen tot politieke samenwerking leverden weinig op. Na de WOI werd Duitsland niet geholpen. Na de WOII was dit wel het geval. Amerika begreep dat herstel van Europa alleen mogelijk was als Duitsland ook herstelde. Een groot deel van de Marshallhulp was dan ook bestemd voor het Duitse industriegebied.
Ook Japan kreeg economische steun en werd na z’n wederopbouw bezet door de Amerikanen. Japan beleefde een periode van grote bloei en werd een welvarend land. Het was voor Amerika ook belangrijk als basis, om vanuit daar het communisme in Azië te bestrijden.
Coca Cola werd wereldwijd het symbool van de ‘American Way of Life’. Kenmerkend aan de Amerikaanse stijl was de overvloed aan consumptiemiddelen. Na de oorlog kregen de VS een ongekende grote welvarendheid. Iedereen kon kopen wat hij wou. Het enige wat er nog aan ontbrak was gelijkheid tussen blanken en zwarten. De zwarten in de bevolking werden achtergesteld op de rest. In 1954 werd bepaald dat zwarten en blanken naar dezelfde scholen mochten. In 1957 moest het leger er echter nog aan te pas komen om dit daadwerkelijk te laten gebeuren.
Begin jaren ‘50 deed zich de jacht op communisme voor. Onder leiding van senator McCarthy gingen de mensen fel de strijd tegen het communisme aan. Talloze mensen die niets met het communisme te maken hadden werden slachtoffer van McCarthy’s vervolgingen.
In Europa nam het anti-communisme nooit zulke extreme vormen aan. In het begin bestond er zelfs nog sympathie tegenover het communisme, dit omdat de Sovjetunie aan de goede kant had gestaan in de oorlog. Vlak na 1945 konden de communistische partijen daardoor flink groeien.
Europa werd ook steeds welvarender à de verzorgingsstaat werd opgebouwd. In Nederland werden verschillende wetten ingesteld:
- Werkeloosheidswet (WW)
- Algemene Ouderdomswet (AOW)
- Algemene Weduwen- en Wezenverzekering (AWW)
De sociale voorzieningen waren niet overal hetzelfde maar hadden wel hetzelfde doel à het beschermen van de sociaalzwakken in de maatschappij.
Na de WOII werden alle koloniale rijken opgeheven. De oorzaken van de snelle aftocht van de koloniale rijken waren:
- Het sterke nationalisme dat in de koloniën heerste
- De VS en de Sovjetunie keurden het kolonialisme af
- De verdeeldheid binnen de Europese landen leidde ook tot dekolonisatie. Steeds meer mensen waren tegen het overheersen van een ander volk
Het dekolonisatieproces kwam in twee golven. Na de WOII kregen de koloniën rond Azië hun vrijheid. In de jaren ‘60 rolde de golf over Afrika. Sommige koloniën moesten vechten voor hun vrijheid, andere werden gewoon losgelaten.
Hoofdstuk 4

In jaren ‘60 waren er vaak rebelse acties door jongeren tegen:
- consumptiemaatschappij (anonimiteit, milieuvervuiling, prestatiegericht)
- houding van de oudere generatie
- weinig democratische verhouding
- macht van de kerk
- oorlog in Vietnam
Dit gebeurde door:
- ludieke acties
- demonstraties
- geweld 1968 (studentenopstand in Parijs)
- terrorisme
In Italië, Frankrijk en Duitsland ging protest steeds meer met Marxisme gepaard.
Tweede feministische golf à Vrouwen eisten volledige gelijkheid aan mannen op elk terrein, en eisten ook recht op abortus en tegen huwelijkswetgeving.
Direct na de 2e wereldoorlog waren conflicten ontstaan in Vietnam. Onder leiding van de communist Ho Chi Minh had de bevrijdingsbeweging Vietminh de Democratische Republiek Vietnam uitgeroepen. Frankrijk accepteerde dit niet en stuurde troepen naar Vietnam. Er braken gevechten uit die pas in 1954 beëindigd werden. De Vietminh zou zich terugtrekken ten noorden van de 17e breedtegraad en de Fransen ten zuiden hiervan. In 1956 zouden vrije verkiezingen gehouden worden om Vietnam te herenigen.
De regeringsleider van Zuid-Vietnam, Ngo Dinh Diem, weigerde in 1956 aan deze verkiezingen mee te werken. Amerika steunde hem, uit vrees voor een communistische overwinning. Noord-Korea besloot het zuiden te bevrijden. Onder leiding van communisten richtten de Zuid-Vietnamezen een eigen Bevrijdingsfront op: de Vietcong. Als reactie hierop stuurden de VS in 1962 4000 militairen naar Vietnam, een leger dat uiteindelijk uit zou groeien tot 500.000 manschappen. Bijna dagelijks werden bombardementen uitgevoerd. Toch slaagde Amerika er niet in de oorlog te winnen, en werd er via onderhandelingen een uitweg gezocht. In 1973 werd een akkoord bereikt en verlieten Amerikaanse troepen Vietnam. In 1975 werd Vietnam alsnog communistisch.
De Vietnam-oorlog had aan 2,5 miljoen Vietnamezen en 57.000 Amerikanen het leven gekost.
In de jaren ’60 vond een geweldige technische ontwikkeling plaats. Ook was er sprake van een enorme productiestijging. Nog nooit in de geschiedenis was de welvaart zo snel toegenomen. De na-oorlogse economische groei kwam begin jaren ’70 echter tot een razendsnelle stilstand. De oorzaak hiervan was de oliecrisis in 1973. In oktober 1973 hadden Syrië en Egypte een onverwachte aanval op Israël uitgevoerd. Israël won de oorlog, maar de strijd werd op politiek niveau voortgezet à olieboycot tegenover Amerika en Nederland wegens pro-Israëlische houding.
Behalve door de oliecrisis waren er nog andere redenen voor de economische achteruitgang. Bedrijven kregen te kampen met steeds hogere productiekosten doordat lonen, belastingen en premies in de afgelopen jaren waren gestegen. Daardoor daalden de winsten en investeringen. Ook kwam er concurrentie vanuit Azië. Niet alleen Japan, maar ook de ‘Aziatische Tijgers’ (Taiwan, Singapore, Z-Korea, Hong Kong) konden door lage lonen heel goedkoop produceren. Hierdoor ontstond overproductie in de westerse landen. Kosten werden gedrukt door:
· Productie inkrimping
· Automatisering
Hierdoor steeg de werkloosheid, maar dankzij de verzorgingsstaat bleef de ellende beperkt. De EG ging nauwer samenwerken om economisch sterker te staan. Meer landen werden lid, en de EG werd omgedoopt tot de EU, en streefde niet alleen naar economische eenwording, maar ook naar een grotere politieke integratie.
In 1989 kwam plotseling een eind aan de Koude Oorlog, zonder dat een kernraket was afgeschoten. Toen Reagan in november 1980 president van de VS werd, leek dat onmogelijk. Hij voerde de bewapening op en scheen niet bang te zijn voor de Russen.
In de Sovjetunie brak paniek uit. Rusland kon de bewapeningsrace niet langer bijhouden. Hoewel het voor het Westen niet zo zichtbaar was, verkeerde het Oostblok in een hopeloze toestand. De levensstandaard was erg laag en er heerste een grote verborgen werkloosheid.
In 1985 kwam Gorbatsjov aan de macht in de Sovjetunie. Hij riep op tot perestrojka (herstructurering) en glasnost (openheid). Burgers kregen meer vrijheid. Gorbatsjov deed dit niet om het communisme te eindigen, maar om het sovjetimperium van de ondergang te redden. Het bleek een spiraal te zijn die niet meer was te stoppen. In 1989 was het einde van de Breznjev-doctrine (recht Rusland militair ingrijpen in Oost-Europa) en overal in Oost-Europa kwamen demonstraties en protesten tegen het communisme
Op 9 november 1989 werd de Berlijnse Muur afgebroken.
Op 4 december 1989 ontmoetten Gorbatsjov en Bush (Reagan’s opvolger) elkaar in Malta, waar zij de Koude Oorlog officieel beëindigden.
Op 3 oktober 1990 waren West- en Oost-Duitsland officieel weer 1.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.