H2 Tijd van Grieken en Romeinen

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 1941 woorden
  • 2 januari 2018
  • 14 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
14 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

H2 Tijd van Grieken en Romeinen
3000-500 v. Chr.

Kenmerkende aspecten

4 De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat
5 De klassieke vormentaal in de Grieks-Romeinse cultuur
6 De groei van het Romeinse imperiom, waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde
7 De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa
8 De ontwikkeling van het jodendom en christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten

§2.1 De Griekse wereld

Het oudste Griekenland

  • Minoïsche en Myceense cultuur: 2000-12000 BC
  • Volksverhuizingen -> Dark Ages (1200-850 BC)
  • Griekenland vormde steeds meer een culturele eenheid met dezelfde goden, gewoontes en taal.

Polis en kolonisatie

  • Stadstaten (polis, poleis): stadjes met omringend platteland, bestuurd door edelen

    • Soorten staatsvormen: monarchie – tyrannie – aristocratie – oligarchie - democratie
  • Sterke bevolkingsgroei -> voedseltekorten -> bevolknig trok weg om ergens anders koloniën te stichten, maar de koloniën hielden contact met hun moederstad.
  • Einde kolonisatie:
    • het was niet meer nodig (vanwege de vruchtbaarheid aan de kust)
    • Door machtige rijken zoals het Perzische Rijk werd het stichten van koloniën moelijker

Twee oorlogen tegen de Perzen

  • 499 BC: Griekse poleis in Ionië kwamen in opstand tegen Perzisch bestuur, maar dat mislukte
  • 490 én 480-479 BC: Perzische koning wilde de Grieken straffen, maar hij werd twee keer verslagen
  • Gevolg: hieruit bleek hoe goed de verschillende Griekse poleis konden samenwerken, wat hun zelfbewustzijn versterkte.

Athene: centrum van cultuur

  • Na de Griekse overwinning bouwden de Atheners hun stad weer op, inclusief de agora, waar direct de beelden van Tirannendoders werden herplaatst.
  • Athene was sinds 447 BC het culturele centrum van de Griekse wereld
  • Klassieke kunst: van blijvende waarde -> Klassieke Oudheid

Denken over de natuur

  • Athene was ook het centrum van filosofie en wetenschap
  • Vroeger: men zocht de oorzaak van natuurverschijnselen bij de goden
  • Vanaf 6e eeuw BC: andere mogelijke oorzaken
    • Thales van Milete: water is een oorstof
    • Pythagoras: de hele wereld bestaat uit (verhoudingen tussen) getallen
    • Demokritos (5e eeuw BC): oerstof is een atoma (ondeelbaar)

Denken over gezondheid

  • Vroeger: zieke mensen gingen naar een kruidenvrouwtje, gebedsgenezer, toverdokter of naar de goden
  • Vanaf 600 BC: artsenscholen -> goden waren niet meer de veroorzakers van ziektes, maar er waren natuurlijke oorzaken
  • Hippokrates: 4 lichaamsvochten

Denken over de samenleving

  • Filosofen dachten dat er geen echte waarheid was, het ging erom dat je anderen van je standpunt kon overtuigen
  • Sokrates ondervroeg voortdurend allerlei mensen
  • Leerling Plato: alleen getrainde filosofen kunnen de basisbegrippen volledig bevatten -> polis moest bestuurd worden door een filosoof

Denken over politiek: democratie

  • Democratie: volksvergadering had veel macht
  • Burgers met burgerschap waren politiek actief en ook bijna alle politieke functies waren toegankelijk
  • Vrijheid en gelijkheid waren belangrijk:
    • Vrijheid: de mogelijkheid om politiek actief te zijn en vrij te kunnen spreken
    • Gelijkheid: iedereen (alleen mannen met burgerrecht) was voor de wet gelijk (voor functies werd geloot)
  • Directe democratie: meeblissen betekent persoonlijk aanwezig zijn in de volksvergadering

Tegenstanders van de democratie

  • Aristocratie: regering door de adel

Athene tegen Sparta

  • Twee Griekse grootmachten: Athene en Sparta
  • Spartaanse maatschappij
    • Hoplieten: burgers met alle rechten die niet werkten en in de kazerne leefden
    • Heloten: burgers die het werk deden voor de hoplieten
    • Macht verdeeld over twee koningen, een raad van oude wijze mannen en vijf eforen (bestuurders)
  • Peloponnesische oorlog (431-404 BC): Athene (met macht op zee en veel geld) tegen Sparta (gesteund door Griekse poleis van het vasteland)
    • Athene moest zich overgeven -> democratie werd ingeruild voor een Spartaansgezinde oligarchie (regering door een groepje rijken)
  • 403 BC: de Dertig werden verdreven en de democratie werd weer hersteld
  • 338 BC: Philippos van Macedonië versloeg Griekenland -> einde aan de zelfstandige Griekse poleis

§2.2 Het hellenisme

Alexander de Grote

  • 338 BC: Philippos had Griekenland verslagen en begon een grote oorlog tegen Perzië

    • Slimme zet: door samen te werken met de Grieken hij kon laten zien dat hij een echte Griek was, én de Grieken zouden niet snel weer tegen hém een oorlog beginnen
  • Philippos werd vermoord en Alexander de Grote.
  • 334 BC: Alexander versloeg Perzië en delen van Egypte en Mesopotamië, later ook Iran, Afghanistan en Pakistan
  • 324 BC: Alexander organiseerde een massale bruiloft tussen duizenden Grieken en Perzen (doel: laten zien dat hij bij de opbouw van zijn wereldrijk steunde op beide volken, zonder onderscheid)

Het hellenisme

  • Alexanders rijk viel uiteen in drie koninkrijken: in Egypte, Azië en Macedonië en Griekenland
  • Hellenisme: de Griekse cultuur verspreidde zich over het hele veroverde gebied
    • Doordat Grieken naar nieuwe gebieden trokken en vasthielden aan hun eigen cultuur
    • In Egypte: alleen als je Grieks sprak en de Griekse cultuur overnam kon je iets bereiken in de maatschappij -> steeds meer mensen gingen Grieks leren
    • Door nieuwe gebouwen en beelden

Alexandrië en de Pharos

  • 331 BC: Alexander stichtte Alexandrië, op een gunstige plaats aan de kust
  • Opvolger Ptolemaios I maakte Alexandrié tot de hoofdstad van zijn Ptolemaeënrijk
  • Op Pharos werd een vuurtoren gebouwd
    • Om schepen veilig naar de haven te leiden
    • Om rijkdom en macht van Alexandrië en Ptolemaios I te tonen

Griekse wetenschap in Alexandrië

  • Museion trok wetenschappers uit allerlei gebieden aan. Zij kregen veel salaris en hoefden geen belasting te betalen.
  • Geleerden kwamen samen om te studeren en te discussiëren over wiskunde, sterrenkunde en geneeskunde -> de wetenscahp bloeide

De joodse diaspora

  • Het jodendom is een monotheïstische godsdienst, die vanaf 586 BC in een diaspora leefden
  • In de hellenistische tijd trokken veel joden uit Palestina en Babylon naar Syrië, Klein-Azië en Egypte

§2.3 Imperium Romanum

Rome wordt een grootmacht

  • 31 BC: einde Ptolemaeïsche rijk en de hellenistische periode
  • 509 BC: Rome werd een republiek (einde koningstijd) en kreeg een nieuw bestuur:
    • Twee consuls, opperbevelhebbers van het leger
    • Senaat, het machtigste orgaan
    • Volksvergadering, kreeg pas later meer invloed
  • De Romeinen veroverden Zuid-Italië en kwamen in contact met de Griekse cultuur
  • Na twee oorlogen heeft Rome Carthago uiteindelijk verslagen -> begin van enorme gebiedsuitbreiding -> Imperium Romanum
  • 146 BC: Carthago werd definitief verslagen en volledig verwoest

Verspreiding van de Griekse cultuur

  • Griekse cultuur naar Rome:

    • Kunstvoorwerpen als oorlogsbuit werden nagemaakt en gebruikt als verfraaiing
    • Sommige slaven waren ontwikkelde Grieken, die hun cultuur meenamen
  • Romeinen keken tegen de Grieken op, maar voelden ook minachting voor hen

De Romeinse inbreng

  • Griekse beelden waren naakt / Romeinse nóóit
  • Griekse tempels hadden rondom trappen / Romeinse tempels stonden op een hoog podium en hadden een trap aan de voorkant
  • Verbeteringen in de architectuur: beton en boogconstructie

De generaals worden machtiger

  • Tijdens de groei van het Romeinse imperium werden generaals steeds belangrijker
  • Soldaten vochten niet meer voor de Romeinse Republiek, maar voor hun generaal, want die zorgde voor soldij, veiligheid en aandeel in de oorlogsbuit.
  • 1e eeuw BC: Eeuw van burgeroorlogen (generaals vochten tegen elkaar om macht)
  • De machtigste generaals waren Pompeius en Ceasar
    • Pompeius had de zee vrijgemaakt van zeerovers, het hellenistische Seleucidenrijk verslagen en orde op zaken gesteld
    • Ceasar had Gallië veroverd en kwam daardoor op gelijke hoogte
  • Gevolg: burgeroorlog, die Ceasar won. Hij werd echter vermoord omdat men vreesde dat hij de republiek wilde afschaffen.
  • Gevolg: heel veel burgeroorlogen, waarna Augustus de Verhevene overwinnaar werd. Hij wist orde te scheppen in de chaos -> begin Keizertijd (27 BC tot 476 AC)

Christenen in het Imperium Romanum

  • Na de dood van Jezus wilden Zijn volgelingen de boodschap over de hele hellenistische wereld verspreiden. Deze mensen noemen zich christenen.
  • Joden en christenen begonnen uit elkaar te groeien:
    • Christenen wilden anderen tot hun geloof bekeren, joden niet -> christenen vielen op (ook door hun monotheïsme)
  • 64: christenen kregen de schuld van de enorme brand in Rome
  • Gevolg: christenvervolging in Rome
  • Onder Trajanus (98-117) werd het minder, maar christen zijn bleef strafbaar
  • Het christendom groeide vooral ondder armen, vrouwen en slaven in steden, niet op het platteland
  • 2e eeuw: christelijke gemeenten werden beter georganiseerd en armen konden financiële steun krijgen

Romanisering

  • 106: onder keizer Trajanus was het Imperium Romanum op zijn grootst
  • 1e eeuw: Romeinen gingen limes aanleggen langs grote rivieren. Dit bood bescherming tegen Germaanse plundertochten
  • In een veroverd gebied
    • konden de edelen gewoon leiders blijven van hun stam, tenzij ze in opstand kwamen.
    • kregen de leiders die meewerkten allerlei luxe geschenken, waaronder het Romeinse burgerrecht
  • Het hele Romeinse gebied was/werd goed georganiseerd (romanisering):
    • Sommige Gallische stadjes werden hoofdstad gemaakt van een bestaand district (civitas)
    • Er werden nieuwe civitates gemaakt door de samenvoeging van stammen
    • Vanuit de hoofdsteden werd de belastinginning geregeld
    • Er was een uitgebreid wegennet
    • Een nieuwe stad had een forum, een centraal plein
  • De Kelten waren snel geromaniseerd en kregen hoge functies in de nieuwe steden
  • De Bataven hadden meegevochten met de Romeinen en hoefden geen belasting te betalen; ze werden vaak gebruikt als persoonlijke lijfwacht
  • Op het platteland ontstonden grote villae rusticae: landbouwbedrijven met een luxe villa op het terrein
  • De Romeinen namen ook dingen van de Germanen over: Germaanse godheden werden gekppeld aan een Grieks-Romeinse god

§2.4 De late Oudheid

De crisis van de derde eeuw

  • 3e eeuw: grote groepen Germanen vielen het Imperium Romanum binnen, voor de goede landbouwgrond en de Romeinse welvaart
  • Steeds meer Romeinse legeraanvoerders grepen de macht -> grote chaos, met te veel verschillende personen die veel macht hadden. Velen verhoogden hun soldij of gaven premies; er werd steeds maar verder verhoogd
  • De christenen kregen de schuld van dit alles

Christenvervolgingen

  • Het christendom groeide, ook onder de rijke mensen -> ruimte voor christelijke naastenliefde (voedseluitdelingen, hulp aan weduwen en wezen, financiële ondersteuning) -> het christendom groeide nog meer
  • 250: christenen en joden werden gedwongen aan de staatsgoden te offeren -> veel christenen werden gedood + veel ruzies tussen christenen onderling -> te veel onrust, dus de maatregel werd stopgezet -> de groei van het christendom ging door
  • Het christendom was een bedreiging voor de Romeinse machthebbers: de christenen waren goed georganiseerd, ze hielpen elkaar en waren zeker van hun zaak. Ook door hun angst niet te tonen tijdens de vervolgingen, had men respect voor hen.

Keizer Diocletianus

  • Keizer Diocletianus (284-305) maakte een eind aan de chaos van de 3e eeuw:

    • Het rijk werd in vieren gedeeld (tetrarchie)
    • Bovenaan stond een keizer Augustus met daaronder een Caesar
    • Scheiding tussen militair en burgerlijk bestuur
    • Grote, strak geregelde bureaucratie
    • Provincies werden opnieuw ingedeeld: 12 districten en 100 provincies
    • Meer soldaten, leger werd opgedeeld in vaste en mobiele troepen
    • Aanpassing belastingstelsel: grond ging tot familie behoren
    • Prijsedict (had weinig effect)

Het Romeinse recht

  • Het Romeinse recht: uitspraken van vroegere rechters, offciële uitspraken en antwoorden van rechters, opmerkingen van beroemde juristen uit de 2e eeuw
  • Al die uitspraken werden verzameld, maar het was nog geen wetboek
  • 6e eeuw: Justinianus (527-565) kwam met een wetsverzameling die overzichtelijk, uitgebreid en algemeen geldig was (vanaf 11e eeuw herontdekt)

Keize Constantijn de Grote

  • Het systeem met Augusti en Casesares werkte niet -> veel burgeroorlogen
  • 312: Constantijn won de slag bij de Milvische brug en werd keizer van het westelijke Romeinse rijk
  • 313: Edict van Milaan (het christendom kreeg gelijke rechten)
  • Constantijn was de eerste christelijke keizer en bemoeide zich volop met de Kerk (financiële steun, kerkbouw, etc.) -> christendom groeide sneller dan ooit
  • 391: het christendom werd de staatsgodsdienst
  • Na de dood van Theodosius werd de scheiding van het Romeinse Rijk definitief

Van oudheid naar Middeleeuwen

  • 5e en 6e eeuw: tijd van de Volksverhuizingen
  • Redenen:
    • Germanen leefden in het Romeinse Rijk
    • Germanen sloegen op de vlucht voor de Hunnen
  • Gevolgen:
    • De bevolking trok weg naar het platteland
    • Chaos, doordat de Germanen hun eigen bestuur hielden
    • Germanen werden steeds belangijker
  • 476: einde West-Romeinse Rijk -> begin Middeleeuwen
  • (1453: einde Oost-Romeinse Rijk)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.