H2 Landbouw, landschap en liberalisering |
|
De hoofdvraag in dit hoofdstuk is: Wat zijn de gevolgen van de toenemende vrijhandel in landbouwproducten voor de landbouw en het landschap in Europa? |
|
2.1 Op bezoek bij de boer |
|
Deelvragen 1 Hoe werkt een modern veehouderijbedrijf op de zandgronden? 2 Hoe is een veehouderij verbonden met de internationale economie? |
|
Het Nederlandse landbouwbedrijf u Een onderzoek bij de boer. ● Een gezinsbedrijf met een meewerkende zoon als bedrijfsopvolger. De boer is lid van een landbouworganisatie. |
|
Productiefactoren Voor- en nadelen van zandgrond Goed ondernemerschap vergt blijvend investeren en gericht zijn op efficiënte bedrijfsvoering |
De productiefactoren natuur, arbeid en kapitaal u In een agrarisch bedrijf zijn drie productiefactoren van belang: de input, namelijk grond/natuur, arbeid, kapitaal. ● Het bedrijfstype is veehouderij in een halfopen landschap op licht heuvelachtige zandgrond. ● Voordelen van de grondsoort zand: - goed doorlatend - gemakkelijk bewerkbaar. ● Nadelen zandgrond: - niet vruchtbaar, weinig natuurlijke voedingsstoffen - droogtegevoelig è verbruik van irrigatiewater is aan regels gebonden. ● Het voortbestaan van het bedrijf is alleen mogelijk door te blijven investeren: - uitbreiding/schaalvergroting - zo doelmatig mogelijk werken, o.a. door te mechaniseren. ● Bedrijfsdoelen zijn melk- en vleesproductie. ● Een probleem is de schaarse en dus dure grond. Ook arbeid is duur. Machines kunnen de arbeid deels vervangen, maar zijn ook duur in aanschaf (en onderhoud). Veel geld zit er ook in de bedrijfsgebouwen (ligboxenstallen). ● De ruilverkaveling was een oplossing voor de kleine en versnipperde landerijen. |
Zonder kunstmest geen melk |
Wat het boerenbedrijf in gaat u De aanschaf van kunstmest is nodig omdat de eigen mestproductie onvoldoende is om de zandgrond voldoende vruchtbaar te houden. Bestrijdingsmiddelen dienen om de productie te verhogen. |
Bereikbaarheid is een voorwaarde voor de commerciële, marktgerichte melkveehouderij |
Wat het boerenbedrijf uit gaat u De afzet van melk en vlees zorgt voor de inkomsten. ● Afval wordt gecontroleerd afgevoerd: de vervuiler betaalt. De bereikbaarheid is van groot belang, omdat het bedrijf gericht is op de (wereld)markt. |
Overheidssteun nodig |
Overheid en inkomen u Bedrijfstoeslagen zijn nodig om te kunnen voortbestaan als boer. Hoe groter het bedrijf, hoe hoger de inkomenssubsidie. De vroegere productsubsidie leidde tot overschotten. In een geliberaliseerde wereldmarkt zal een boer meer afhankelijk zijn van de marktprijzen dan nu. ● De wereldmelkprijs schommelt sterk, dus moet een boer voldoende financiële reserves hebben. Het geheim van overleven: samenwerken, kostenverlagend werken, goed geïnformeerd blijven, zaken op grotere schaal aanpakken, intensiever werken en kritisch blijven op je functioneren. ● De WTO is voor een Nederlandse veehouder belangrijk: vrije en eerlijke concurrentie biedt mogelijkheden om te overleven als boer. |
2.2 Landbouw en platteland in Europa |
|
Deelvragen 3 Waarom vonden er veranderingen plaats in het Europese landbouwbeleid? 4 Wat zijn de gevolgen van de toenemende vrijhandel voor landbouw en landschap in Nederland en in Europa? |
|
Interne markt: vrij verkeer van goederen, mensen en geld Binnen Fort Europa open grenzen en vrijhandel Concurrentie dwingt tot herstructurering van de verouderde Europese landbouw Protectionisme om invoer van buiten Europa tegen te gaan Productsubsidies leiden tot overproductie Hervorming van het landbouwbeleid door productiequota (melk) en inkomenssubsidies |
Van dorp naar Europa u Oprichting van de EEG in 1957 met zes lidstaten: Benelux, Duitsland, Frankrijk en Italië met hoofdstad Brussel. ● De Europese Commissie zet in op vrijhandel binnen de nieuwe Europese gemeenschap. De interne markt kent vrij verkeer van: - goederen - personen - kapitaalstromen. u De achterblijvende landbouw kon niet concurreren op de wereldmarkt. Bescherming tegen import zou op de lange duur averechts uitpakken. u Om de buitenlandse concurrentie het hoofd te kunnen bieden, wordt het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) uitgedacht. De vier basisbeginselen zijn: ● Een boer heeft recht op een redelijke levensstandaard. Daarmee is de leefbaarheid van het platteland ook verzekerd. ● De consument mag rekenen op redelijke prijzen en op beschikbaarheid van voldoende voedsel. ● Prijsschommelingen moeten beperkt blijven. De boer kan op die manier veilig investeren. ● ‘Europa’ moet zoveel mogelijk zelfvoorzienend zijn voor landbouwproducten. Hoge invoerrechten beschermen de Europese landbouw tegen goedkope importen. u Het GLB is een groot succes. Dankzij productsubsidies worden de vier basisdoelen bereikt. Maar het beleid schiet door: er ontstaan grote overschotten die door veel subsidie op export worden weggewerkt. ● Na de uitbreiding tot Europese Unie hadden ook de nieuwe lidstaten recht op dezelfde landbouwregelingen. Dit zou te duur worden. Een hervorming van het landbouwbeleid bleek noodzakelijk. De eerste stap daarin was het instellen van melkquota. Een volgende stap was het vervangen van de productsubsidies door inkomenstoeslagen. Die zijn hoger naarmate: - een bedrijf groter is - duurzamer, veiliger en diervriendelijker wordt gewerkt - de leefbaarheid van het platteland wordt versterkt. |
De economische dimensie van het nieuwe landbouwbeleid Invoertarieven en uitvoersubsidies worden beperkt om oneerlijke concurrentie te voorkomen |
Economische gevolgen van het Landbouwbeleid Nieuwe Stijl u Vanuit de economische dimensie gezien: ● gaan de geldstromen meer naar achterblijvende randgebieden in Europa ● wordt meer geconcurreerd met de wereldmarkt en verdwijnt het melkquotum ● wordt het proces van globalisering versneld volgens afspraken binnen de WTO. u WTO: subsidies zijn meestal een oneerlijke vorm van concurrentie. Invoertarieven en uitvoersubsidies beperken de kansen van de kleine boeren in de Derde Wereld namelijk. Verkopen beneden de kostprijs (dumping) wordt verboden. |
Meer aandacht voor krimpgebieden Plattelandsontwikkelingsbeleid Multiplier-effect ‘Een welvarende boerenstand = een gezond platteland’ Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling |
Europees plattelandsbeleid u Bijna driekwart van de Europese begroting ging naar landbouw. Dat was goed voor de boeren, maar niet zo goed voor het platteland. ● Mechanisatie, ruilverkaveling en bedrijfsvergroting veranderden het kleinschalige platteland in een productielandschap. Vooral de akkerbouwgebieden maakten deze geografische schaalvergroting door. Het perifere platteland raakte ontvolkt en het voorzieningenniveau daalde. ● De EU wil de leefbaarheid van het platteland weer versterken en vooral de krimpgebieden krijgen aandacht. Verschillende actoren proberen hierbij hun eigen belangen te behartigen: landbouworganisaties, natuurorganisaties, recreatieve spelers, bewonersverenigingen etc. u Inkomenssubsidie past bij het plattelandsontwikkelingsbeleid, want: 1) de landbouw is een belangrijke pijler in de welvaart op het platteland: boerengezinnen zijn consumenten en een landbouwbedrijf is werkgever met een hoog ‘multipliereffect’: een landbouwbedrijf verschaft directe en indirecte werkgelegenheid aan meerdere mensen. è Scholing en ontwikkeling van boeren is van het grootste belang. 2) de verscheidenheid in landschappen kan zo behouden blijven. Het gemiddelde inkomen op het platteland is lager dan in verstedelijkte gebieden, maar toch is voor velen het platteland een goed gebied om te leven: de woonomgeving heeft een regionale identiteit. Plattelandsontwikkeling is een zaak van de EU: - te duur voor sommige landen - veel problematiek is grensoverstijgend. Steun komt uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling, ELFPO, ook Nederland profiteert daarvan. |
2.3 Bergboeren en polderkoeien |
|
Deelvragen 5 Wat is het verband tussen de toenemende vrijhandel en de processen van intensivering, schaalvergroting, industrialisering en marginalisering in de landbouw? 6 Hoe reageert de Oostenrijkse landbouw op de veranderingen in de wereldhandel? 7 Waarom zijn steeds meer boeren genoodzaakt om hun inkomen aan te vullen en hoe doen ze dat? |
|
Marginalisering van gebieden met ongunstige natuurlijke omstandigheden en geïsoleerde ligging Dit zijn expulsiegebieden, waar de natuurlijke omstandigheden door het vertrek van de mens nog slechter worden Afname van de biodiversiteit Less Favoured Areas |
Verandering van Europese plattelandsgebieden u Op het Europese platteland zijn vier ontwikkelingen gaande: ● intensivering: verhoging van de productie per werkende in de landbouw è dichtbevolkte kerngebieden met een hoge welvaart en dure grond. ● schaalvergroting: vooral in de uitgestrekte open akkerbouwgebieden è kleine bedrijven verdwijnen, grotere bedrijven groeien door. ● industrialisering: een combi van bovenstaande twee è in dichtbevolkte en rijke gebieden zoals Nederland met zijn tuinbouw en bio-industrie. ● marginalisering: in gebieden waar landbouw moeilijk is door: - slechte bereikbaarheid / geïsoleerde ligging - ongunstige natuurlijke omstandigheden è minder begunstigde regio’s zoals bergstreken en verre eilanden è expulsiegebieden, ver van de stedelijke concentratiegebieden. u In de minder begunstigde regio’s zijn de natuurlijke omstandigheden ongunstig è de boeren trekken er weg. Gevolgen: - afname biodiversiteit, het land verwildert; ontstaan maquis bijvoorbeeld - landdegradatie, onderhoud van terrassen en bossen e.d. blijft achterwege è erosie en bosbranden. ● Het beschermingsprogramma Less Favoured Areas (LFA) is bedoeld om de oorspronkelijke en aantrekkelijke landschappen te behouden. ● Subsidie wordt verstrekt wanneer een probleemgebied aan bepaalde eisen voldoet: - artikel18-gebieden liggen hoog en zijn koud, vaak met veel hoogteverschillen/reliëf - artikel 19-gebieden hebben schrale bodems en lage opbrengsten - artikel 20-gebieden hebben juist last van sterke bevolkingsgroei en stedelijke uitbreiding, vervuiling en uitbreiding van de infrastructuur. De toeristische mogelijkheden lopen terug. ● Meer dan de helft van de cultuurgrond in Europa is Less Favoured Area, maar van alle boeren maakt maar 13% gebruik van de subsidieregeling. |
Veel cultuurgrond valt onder de LFA-regeling De-agrarisering Neveninkomsten en subsidies op verduurzaming (biologische landbouw) onmisbaar voor de Oostenrijkse boer Feinkostladen Europas? |
Bioboeren in de bergen u Het hart van cultuur en landbouw in Oostenrijk is het noordoosten met Wenen en de Donau. ● Meer dan de helft van de Oostenrijkse cultuurgrond is bos(bouw). De LFA-regelingen zijn van groot belang in Oostenrijk. - Er werkt nog geen 3% van de beroepsbevolking in de landbouw. De de-agrarisering gaat door als gevolg van bedrijfsbeëindigingen è de gemiddelde bedrijfsoppervlakte neemt toe. - De Oostenrijkse landbouw loopt achter bij West-Europa qua opbrengsten en gezinsinkomens. Dankzij inkomenstoeslagen en plattelandsbeleid kunnen veel bergboeren overleven. - De rundveehouderij is in de bergen geconcentreerd, maar de verdiensten liggen beneden het nationaal agrarisch gemiddelde. ● Om hun inkomen aan te vullen hebben veel Oostenrijkse boeren neveninkomsten. Vaak zijn boeren gericht op biologische landbouw. Deze vorm van verduurzaming van de landbouw drijft voor een belangrijk deel op subsidiegelden (nationaal en EU). De overheid ziet dit als een mogelijkheid om de delishop van Europa te worden (wat nog niet goed lukt). |
Vier actoren De rol van de grote winkelketens De winstmarge voor de boer neemt af Oost-Europa als nabije afzetmarkt |
Vier spelers op het veld u Naast de boer zijn er vier actoren die bepalend zijn voor de prijs van zijn producten. ● Aan de aanbodzijde zijn dat: - de natuurlijke omstandigheden: grond, weer, reliëf - de overheid (nationaal en internationaal): regelgeving, subsidies, tarieven, premies, quota, belastingvoordelen. ● Aan de vraagzijde is dat de afzetmarkt met - de grootwinkelbedrijven - de consumenten. Winkelketens concurreren met elkaar, waardoor de winstmarges ook voor de boer kleiner worden. Winkelketens en tussenhandel verdienen steeds meer aan landbouwproducten, boeren steeds minder. Voor Oostenrijk zijn de nieuwe oostelijke lidstaten van de EU een interessante nabije afzetmarkt, al is het idee van Feinkostladen tamelijk overdreven. |
Opstarten van nevenactiviteiten om het agrarisch inkomen aan te vullen: diversificatie Het opstarten van landbouwgebonden nevenactiviteiten: verbreding Diversificatie en verbreding zijn beide het omgekeerde van specialisatie |
Bijverdiensten voor de boer u Veel boeren beginnen met een tweede economisch tak naast de landbouw omdat: ● de prijzen onder druk staan. Kleine boeren kunnen niet goed voldoen aan de eisen van specialisatie en schaalvergroting. ● de prijzen op de wereldmarkt sterk kunnen schommelen è specialisatie maakt een boer daardoor kwetsbaarder. u Dus gaan boeren op zoek naar een neveninkomen, zoals het aanbieden van diensten aan toeristen. Het zoeken van neveninkomsten buiten het eigenlijke boerenwerk noem je diversificatie. u De wereldboer heeft twee mogelijkheden om zijn agrarische bedrijf als zodanig voort te zetten: 1) Door zich te richten op de wereldmarkt. Dat betekent moderniseren, investeren, mechanisering en automatisering, schaalvergroting, specialisatie. 2) Door verbreding middels activiteiten die landbouwgebonden zijn, bijvoorbeeld: - agrotoerisme, kamperen bij de boer, een maïsdoolhof etc. - zorgboerderijen, waar onder andere werktherapie wordt aangeboden en de boer via een persoonsgebonden budget extra inkomen verwerft - agrarisch natuurbeheer tegen vergoedingen uit Natura 2000 en de EHS - de teelt, het maken en de verkoop van alternatieve gewassen en producten op de boerderij zelf - de productie van energie met behulp van apparatuur (biogas of zonnecellen) en door de teelt van energiegewassen. ● De nieuwe ontwikkelingen zullen zichtbaar zijn in het landschap. |
H2 Landbouw, landschap en liberalisering
- Samenvatting door een scholier
- Klas onbekend | 2037 woorden
- 27 april 2017
- 1 keer beoordeeld
1
keer beoordeeld
Bewaar of download dit verslag!
Om dit verslag toe te voegen aan je persoonlijke leeslijsten of te downloaden moet je geregisteerd zijn bij Scholieren.com.
25.044 scholieren gingen je al voor!
Geef een cijfer:
7
Probleem melden
Ook lezen of kijken

Schaf nablijven af: het helpt niemand vooruit

Waarom scholen meer moeten doen aan talentontwikkeling

REACTIES
1 seconde geleden