H14

Beoordeling 2.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 2121 woorden
  • 31 oktober 2015
  • 1 keer beoordeeld
Cijfer 2.6
1 keer beoordeeld

Samenvatting geschiedenis H14

1. Willem van Oranje stelde in 1578 voor om zowel katholieke als luthers en calvinistische geloven toe te staan, omdat hij zelf van alle drie de kerken lid was geweest. In de Unie van Utrecht (1579, afspraak met alle gewesten tegen Spanje te strijden) stond dat iedereen vrij zijn religie mocht kiezen en niemand meer vervolgd zou worden vanwege godsdienst.  Maar in praktijk was dit niet het geval.

Eind 18e eeuw kwamen de patriotten, die streden voor een representatieve democratie, persvrijheid en vrijheid van meningsuiting. Na de Franse tijd ontstond het Koninkrijk der Nederlanden (1814). In 1848 gaf de koning toe aan de wensen van het parlement en liet hij een grondwet opstellen. Hier stond o.a. vrijheid van de drukpers in. Toch werden de vrouwen vaak benadeeld, maar op 3 oktober 1878 haalde een joods meisje uit Friesland, Aletta Jacobs, het Staatsexamen Arts. Ze was de eerste vrouw die naar de universiteit was geweest. Door gebruik te maken van de vrijheid van de drukpers maakte ze haar ontevredenheid kenbaar, ze werkte immers, betaalde belasting, maar mocht niet stemmen! Mede door haar kregen vrouwen in 1919 stemrecht. Sinds 1983 staat in de grondwet dat je niet mag discrimineren.

 

2. Van 1588-1795 was Nederland een republiek. Het ging niet heel goed met de Republiek, Frankrijk en Engeland streefden in economisch en politiek opzicht de Nederlanden voorbij. De regenten hadden alle macht in handen, dat was maar een kleine (en zeer rijke) groep mensen. Veel andere burgers vonden dat zij ook goede ideeën hadden en ze werden geïnspireerd door de verlichters. Ze vonden dat het beter was om één bestuur te hebben, vanuit Den Haag, in plaats van alle verschillende gewesten met verschillende regels. De mensen die dit dachten noemden zich patriotten. Johan Derk van der Capellen tot den Pol was een belangrijke patriot; hij schreef een boek “aan het volk van Nederland”. De patriotten vonden dat hun vrijheid bedreigd werd door Willem V, stadhouder in alle gewesten. Het ideaal van een representatieve democratie werd ontwikkeld, met gekozen vertegenwoordiging. In 1787 deden de patriotten een revolutiepoging, maar die mislukte. De koning van Pruisen (zwager van Willem V) greep in met zijn leger en veel patriotten vluchtten naar Frankrijk. -> Franse Revolutie.

Vanaf 1795 was er de Franse Tijd. De patriotten stichtten met behulp van de Fransen de Bataafse Republiek (1975-1801), omdat ze het land wilden uitbreiden met de Rijn als natuurlijke grens.  Nederland werd een eenheidsstaat: privileges van de gewesten werden afgeschaft en iedereen was gelijk aan elkaar, kerk en staat werden gescheiden en godsdiensten werden gelijk gesteld voor de wet. Bovendien kregen mensen rechtsbescherming. Al deze maatregelen stroomden voort uit de ideeën van de Franse Revolutie. Willem V vluchtte naar Engeland, zijn zoon kwam terug als koning Willem I (na Napoleons nederlaag in Leipzig, 1813). In 1796 werd er voor het eerst een parlement gekozen in Nederland, die een grondwet moest maken. Ze konden het niet eens worden, dus pleegden radicale democraten een staatsgreep. Wie het niet met hun eens was, werd uit het parlement gezet. Deze democraten maakten een grondwet, waardoor Nederland in 1798 één land werd, met overal dezelfde regels. Napoleon was het er niet mee eens en wilde meer macht, dus hij liet zijn broer Lodewijk koning worden (1801-1806, Bataafse gemenebest). Uiteindelijk nam Napoleon de hele macht weer over (1806-1810) en was Nederland in 1810 weer onderdeel van Frankrijk.

In 1813 waren de Fransen weggejaagd en werd Nederland een monarchie, met heel veel macht voor de koning. Er werd gebruik gemaakt van censuskiesrecht: alleen de hele rijke mensen die veel belasting betaalden mochten stemmen. De leden van de Eerste Kamer werden toen door de koning benoemd. Op het congres van Wenen werd besloten dat Nederland zou bestaan uit de Republiek en de zuidelijke Nederlanden (België). Er waren veel tegenstellingen tussen het noorden en zuiden, protestants (noord) en katholiek (zuid). Het parlement had heel weinig te zeggen, want de ministers werden gekozen door de koning en moesten ook aan hem verantwoording afleggen. Verschillen oude Republiek en Koninkrijk der Nederlanden:

Republiek

Koninkrijk der Nederlanden

Kleiner

Groter

Samenwerkende gewesten

Eenheidsstaat

Republiek

Constitutionele monarchie

Stadhouder gedeelde macht

Koning veel macht

De koning kan het parlement ontbinden en ministers ontslaan

Het parlement is met het censuskiesrecht (alleen rijke, belastingbetalende mannen mochten stemmen) gekozen

De koning kon per Koninklijk Besluit het parlement omzeilen

In 1830 kwamen de Belgen in opstand en riepen ze een eigen staat uit. In 1840 werd het officieel geregeld. Willem I stapte op. Van 1840-1848 regeerde Willem II met Anna Paulowna.

Vanaf 1845 ging het slecht met de Nederlandse economie, en toen er in de rest van Europa in 1848 allemaal revoluties uitbraken zag Willem II de bui ook al hangen. Hij besloot dat er binnen 24 uur een nieuwe grondwet moest komen en Johan Rudolf Thorbecke (liberaal politicus) kreeg de taak die te schrijven. Hij moest de macht van de koning verkleinen, zonder de monarchie af te schaffen.

Parlement meer macht

Censuskiesrecht blijft, maar wordt minder streng

Vrijheid van vereniging en vrijheid van drukpers

Trias politica

De koning is onschendbaar → ministeriële verantwoordelijkheid

Parlement had al recht van initiatief (wetten indienen), maar kreeg ook recht van amendement (wetsvoorstellen wijzigen)

Hierna kwam Koning Willem III aan de macht met Sophie van Wurtemberg en Emma van Waldeck-Pyrmont. Ze krijgen een dochtertje Wilhelmina, maar die is nog te jong om te regeren als dat moet, dus krijgen we regentes Emma van 1890-1898. Hierna komen Juliana, Beatrix en Willem-Alexander.

3. De schoolstrijd: katholieke mensen werden boos omdat hun ‘bijzondere scholen’ niet gefinancierd werden, en de christelijke, openbare scholen wel. Daarom richtte Abraham Kuyper in 1878 de ARP op, de Antirevolutionaire Partij. Deze partij was tegen de ideeën van de Frans Revolutie, tegen scheiding van kerk en staat, etc. Een belangrijk punt in het programma was de gelijkstelling van scholen. Antithese: de belangen van gezamenlijke gelovige groepen in de Nederlandse samenleving (confessionelen), stonden tegenover die van anderen, zoals liberalen en socialisten. Volgens de ARP moest de staat zich zo weinig mogelijk met de christenen bemoeien, zij hadden recht op soevereiniteit in eigen kring.

De katholieken wouden niet samenwerken met Abraham Kuyper, want die zag de paus van de katholieken als een soort duivel. Priester Schaepman richtte daarom een eigen partij op: de Rooms-Katholieke Staatspartij (RKSP). Zij pleitten vooral voor meer aandacht voor de arbeiders, omdat hun levensomstandigheden beroerd waren. De katholieken waren bang dat de arbeiders zouden ‘overlopen’ naar niet-gelovige of socialistische partijen, dus de RKSP hield zich veel bezig met de sociale kwestie. Het was echt een jonge liberaal, Samuel van Houten, die kinderarbeid liet verbieden: het kinderwetje van Van Houten. Toch verdween kinderarbeid pas na 1901 met de leerplicht uit Nederland. Arbeiders dachten dat het eerst geen zin had om zich met de politiek te bemoeien, dat was iets voor rijke mannen, maar later gingen ze zich toch verenigen in de SDB, Sociaaldemocratische Bond. Ferdinand Domela Nieuwenhuis was de leider van deze partij; hij wou een socialistische revolutie waarbij alle bezit van kapitaal, industrie en boerenbedrijven gemeenschappelijk zouden worden. Ook was hij fel tegen het koningshuis en daarom werd hij in de gevangenis gegooid. De meeste socialisten zagen in dat als er algemeen kiesrecht kwam, het socialisme meer kans had in het parlement. Daarom richtte Pieter Jelles Troelstra in 1894 de SDAP (Sociaaldemocratische Arbeiderspartij) op. Gelijkheid voor iedereen, algemeen kiesrecht en staatseigendom van de productiemiddelen waren de uitgangspunten van deze partij. Christenen vonden het niet kunnen dat vrouwen ook kiesrecht kregen, dus richtten ze hun eigen partij op in 1908: de Christelijk Historische Unie (CHU).

De Pacificatie van Gent (16e eeuw): alle gewesten samen tegen de landsheer en de onderlinge conflicten vergeten. In 1917 was er weer een pacificatie: het algemeen kiesrecht en de gelijkstelling van scholen werden beide ingevoerd door de liberale minister-president Cort van der Linden. Het kiesrecht gold alleen nog maar voor mannen, zij kregen actief en passief kiesrecht. Vrouwen kregen alleen passief kiesrecht, ze mochten zelf niet stemmen, maar er mocht wel op hen gestemd worden. Ook werd het districtenstelsel afgeschaft in dat jaar, er was nu evenredige vertegenwoordiging.

Vlak na de Russische Revolutie (1818) probeerde Pieter Jelles Troelstra nog een socialistische revolutie te ontketenen in Nederland. Dit werd de SDAP niet in dank afgenomen en heel lang zijn er geen socialisten meer in het parlement geweest. Er was wal een communistische partij sinds 1909: de Communistische Partij van Nederland (CPN). Liberalen waren weinig vertegenwoordigd in het parlement.

De samenleving werd steeds meer verdeeld in zuilen: katholiek, protestants, socialistisch en algemeen/liberaal. Mensen hadden nauwelijks contact buiten hun zuil. Dit is waarschijnlijk de oorzaak dat fascistische partijen (zoals de NSB) tijdens de economische crisis zo weinig steun kregen. Hendrik Colijn was de belangrijkste president in die tijd. Toen brak de Tweede Wereldoorlog uit en de regering vluchtte naar Londen.

 

4. In de 20e eeuw is Nederland een volwaardige rechtstaat en parlementaire democratie.

Na de oorlog vormden er nieuwe partijen en hervormden oudere zich. Nieuwe partij: Nederlandse Volksbeweging (NVB). Het volk werd weer een eenheid o.l.v. koningin Wilhelmina. De SDAP werd de PvdA. Nadruk werd gelegd op herverdeling van inkomens, en niet meer op het gemeenschappelijk eigendom van kapitaal. De RKSP werd de Katholieke Volkspartij (KVP), ze kwamen op voor de massa van de bevolking. De liberalen stichtten de VVD. De KVP en PvdA zaten 12 jaar lang in een coalitie. De NVB was geen succesvolle partij en ging ten onder.

Nederlands-Indië zorgde voor een nieuw probleem: ze wouden onafhankelijk worden. Bij het Akkoord van Linggadiati (1946) werd aan Java en Sumatra onafhankelijkheid beloofd. Het Nederlandse parlement verwierp het akkoord echter. Er volgden twee koloniale oorlogen en op 27 december 1949 werden Java en Sumatra toch onafhankelijk. Nieuw-Guinea bleef wel in bezit van Nederland. Later werden Nieuw-Guinea en Suriname ook onafhankelijk. Nu werd alle aandacht aan de opbouw van Nederland zelf gegeven, vooral aan de economie: lage lonen, AOW → Nederland werd een verzorgingsstaat.

In 1946 vond Churchill het tijd voor Europese samenwerking, dit maakte hij kenbaar in Zurich. Hij wou dat er niet nog een oorlog kwam. Duitsland mocht niet buitengesloten worden. In 1951 werd de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) opgericht door Frankrijk, Duitsland, België, Italië, Nederland en Luxemburg. Het draaide vooral om de samenwerking tussen Frankrijk en Duitsland, de aartsrivalen.

In 1957 werd de Europese Economische Gemeenschap (EEG) opgericht. De zes landen besloten hun economie volledig in elkaar over te laten smelten. Er kwam vrij verkeer van goederen, personen en diensten tussen deze landen en overal kwamen dezelfde handelstarieven. De Europese Commissie werd ingesteld om deze doelstellingen binnen 15 jaar te behalen.

In 1966 werd D66 opgericht om de verzuiling af te breken. Hans van Mierlo vond dat je alle confessionele partijen moest opheffen, en één linkse en één rechtse partij moest hebben. Ook werd het districtenstelsel weer ingevoerd. D66 wilde een einde maken aan het kiezen van een partij op basis van geloofsovertuiging. In 1967 kwam de ontzuiling er. De KVP en twee andere confessionele partijen werden samen één partij: het CDA.

Er ontstond polarisatie: men ging de verschillen tussen politieke partijen benadrukken om het duidelijker te maken voor de mensen, maar zo werd het lastiger om samen te werken voor de partijen.

Er waren veel jongeren die ook inbreng wilden in de politiek, de zogenaamde provobeweging: jongeren die zich verzetten tegen de consumptiemaatschappij. Ook vonden ze dat de arbeidersbeweging truttig was geworden. Vrouwen organiseerden zich in de dolle mina (feministische groep) en door de oorlog in Vietnam kwamen er veel demonstraties tegen de Amerikaanse regering. Er was een democratiseringsgolf.

De Nederlandse economie groeide en de EEG→EG breidde uit met Groot-Brittannië (1961), Ierland, Denemarken (1973), Griekenland (1981), Spanje, Portugal (1986). In 1973 ontstond er een oliecrisis en de samenwerking verdween om de eigen economie te behouden. Na 10 jaar zei de Fransoos Jacques Delors dat het weer tijd was voor samenwerking. In 1993 ontstond de Europese Unie.

In de jaren ’90 ontstond de SP, die veel linkse kiezer wegkaapte. Ook kwamen er ouderenpartiijen, die kiezers weghaalden bij het CDA. Maar Pim Fortuyn keerde zich pas echt tegen de politiek. De VVD en PvdA vormden twee keer een kabinet; een paars kabinet. Fortuyn bespeelde de media en bestempelde de politiek als ‘handjesklap in de achterkamer’ en ‘het volk voorliegen en bedriegen’. Een nieuwe ideologie: populisme. Ideeën die onder het gewone en meestal slecht geïnformeerde volk leven benadrukken. Na de dood op Pim Fortuyn in 2002 leek het even alsof het populisme verdween, maar toen kwam Geert Wilders met zijn VVD. De VVD heeft het hele links-rechts idee door de war geschopt. Waar links en rechts eerst voor stonden:

Links: progressief, sociaal, bescherming voor zwakkeren, actieve overheid

Rechts: conservatief, liberaal, opkomen voor vrije markt, passieve overheid4

De VVD heeft van beide kanten wel wat.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.