Hoofdstuk 8 Van nachtwakersstaat naar verzorgingstaat 1850-nu
§1 Nachtwakerstaat: het overheidsbeleid rond 1850
Doeleinden
De gedachte dat de overheid een zo klein mogelijke rol moest spelen overheerste.
Bescherming van de burgers
Nachtwakerstaat: de overheid moest voornamelijk zorgdragen voor de bescherming van de burgers.
De sociale zorg in hoofdzaak aan particulieren overgelaten
De staat zorgde voor armenhuizen, verder particulier. Later ging de overheid helpen met de gezondheid van de bevolking.
Zo weinig mogelijk inmenging in de economie.
Uitzonderingen:
- Er werden in- en uitvoerrechten geheven om de handel te beschermen.
- De Nederlandse Handel Maatschappij werd opgericht.
- Meren werden ingepolderd om de landbouwgronden te laten toenemen.
- Rond 1850 werd door gemeentelijke en provinciale overheden begonnen met het stichten van nutsbedrijven.
- De scheepvaart werd gestimuleerd door de oprichting van de Nederlandse Stoomboot Maatschappij.
Zorg voor het lager onderwijs
De overheid droeg zorg voor het openbaar onderwijs en oefende controle uit op het bijzonder onderwijs. Er was nog geen leerplicht en bovenstaande gold alleen voor lager onderwijs.
Omvang en de machtsmiddelen
Overheden staan verschillende machtsmiddelen ter beschikking om hun macht mee uit te oefenen: wetgeving, belastingheffing, bekostigen en subsidiëren van activiteiten, ambtenarenapparaat, politie en leger.
- Na het aannemen van de grondwet in 1848 werden al snel een Gemeentewet, Provinciewet en Kieswet tot stand gebracht => inrichting openbaar bestuur.
- De overheid kreeg geld binnen via belasting en andere inkomsten.
- Het meeste van de overheidsgelden werd uitgegeven door de departementen van Binnenlandse Zaken, Justitie, Buitenlandse Zaken, Oorlog, Marine, Financiën en Koloniën.
- Weinig taken en weinig ambtenaren.
- Weinig politie, slechte kwaliteit, slechte salarissen.
§2 Sociale zorg wordt na 1850 stap voor stap uitgebreid
Eerste sociale wetgeving heeft weinig resultaat
De overheid moest burgers gaan beschermen tegen allerlei slechte arbeidsomstandigheden. Toch greep de overheid niet in. De eerste wet op dit gebied was het kinderwetje: kinderen mogen niet onder de 12 jaar werken. Controle ontbrak.
Vanaf eind 19de eeuw komt de wetgeving voor iedereen goed op gang
Arbeidsomstandigheden
Werktijden en veiligheid werden aangepast.
Ongevallen
In de Ongevallenwet werd geregeld dat iedereen die door een ongeluk op het werk niet kon werken, een uitkering kreeg.
Ziekte
Armenwet, Ziekenfondswet, Ziektewet, AAW en WAO werden ingevoerd.
Ouderdom
Er bleven bejaarden over die geen pensioen hadden, zij kregen de AOW.
Werkloosheid
Men kreeg, als men geen werk had, een uitkering.
Huisvesting
Woningwet, de ergste krotten werden opgeruimd en woningbouwverenigingen kregen financiële hulp van de overheid. Later kwam er sociale woningbouw.
Uitbreiding sociale voorzieningen
Er kwam gezondheidszorg, jeugdzorg, bejaardenzorg, gehandicaptenzorg, maatschappelijk werk en welzijnswerk voor allerlei doelgroepen als bejaarden, jongeren en allochtonen.
Men betaalt voor al deze voorzieningen premies.
§3 De overheid gaat zich na 1850 steeds meer bezighouden met de economie
De overheid breidt de infrastructuur uit
Eerst wilde men dat de overheid zich niet met het bedrijfsleven bemoeide, later weer wel omdat allerlei grote investeringen noodzakelijk waren voor het bedrijfsleven:
- Nederlandse Spoorwegen
- Nutsbedrijven
- Mijnen, aardolie en aardgas
- Schiphol, eerst militair vliegverkeer, later burgerluchtvaart
- Door voedselschaarste inpoldering van verschillende gebieden
- PTT en KPN (geprivatiseerd)
Economische depressie (1929) dwingt de overheid tot verder ingrijpen
- De vrijhandel werd losgelaten
- De landbouw werd financieel ondersteund, maar de teelt van gesubsidieerde producten werd beperkt.
- Men probeerde werkloosheid tegen te gaan via werkgelegenheidsprojecten.
- Er werd een strikte loonpolitiek gevoerd, loonsverhogingen waren verboden. Er kwam een overlegeconomie, over de lonen moest onderhandeld worden.
- De overheid schepte nieuwe financieringsmogelijkheden, bevorderde buitenlandse vestigingen en bood fiscale voordelen aan het bedrijfsleven.
- Aardgas werd ontdekt en de overheid bepaalde hoeveel aardgas gewonnen mocht worden en wat het mocht kosten.
Na WOII werd de macht van de overheid echter ook beperkt:
- Er kwamen permanente overkoepelingsorganen, de SER bv.
- Door het lidmaatschap van de EU moest de Nederlandse overheid veel bevoegdheden op economisch gebied afstaan aan de EU.
§4 Na 1850 toenemende bemoeienis van de overheid met het onderwijs
Er was sinds 1806 openbaar lager onderwijs. Na de grondwet van 1848 kwam er vrijheid van onderwijs. De liberalen wilden openbaar onderwijs, verzorgd door de overheid en de confessionelen wilden christelijk, particulier onderwijs => schoolstrijd. De schoolstrijd was er de oorzaak van dat de overheid geen duidelijk onderwijsbeleid kon voeren omdat de kabinetten steeds veranderden.
De overheid ontwerpt onderwijs naar stand
Voor elke maatschappelijke stand werd een apart soort onderwijs ontworpen:
- arbeiderskinderen: ambachtschool voor jongens en de industrieschool en de huishoudschool voor meisjes.
- Kleine burgerij: mulo (meer uitgebreid lager onderwijs)
- Gegoede burgerij: hbs voor jongens (hogere burgerschool) en mms (middelbare meisjesschool).
- Jongens uit de hogere stand: gymnasium.
Na schoolstrijd bekostigt de overheid ook het bijzonder onderwijs
Alleen de openbare scholen kregen rijkssubsidie, maar het bijzonder (vaak christelijk naar een bepaalde stroming) wilde ook rijkssubsidie. Daar werd voor gestreden en uiteindelijk kregen alle bijzondere scholen rijkssubsidie en was de schoolstrijd beëindigd
De overheid poogt een einde te maken aan het standenonderwijs
Na WOII wilde de overheid het standenonderwijs opheffen. Leerlingen moesten niet o.g.v. afkomst maar o.g.v. capaciteiten onderwijs volgen. Verder wilde de overheid zo veel mogelijk leerlingen een zo hoog mogelijke vorm van onderwijs laten volgen.
- Studenten met minder draagkrachtige ouders kregen renteloze voorschotten of studiebeurzen.
- Alle studenten kregen studiefinanciering.
- Het voortgezet onderwijs werd door de Mammoetwet hervormd. Doel was brede scholengemeenschappen met veel verschillende vormen van onderwijs en een basisvorming.
- De leerplichtige leeftijd werd verhoogd naar 16 jaar.
- De overheid stelde steeds meer geld ter beschikking voor het onderwijs.
Steeds meer leerlingen gingen steeds langer onderwijs volgen.
De overheid vergroot haar greep op de inhoud van het onderwijs
De nadruk van het onderwijs moest meer op vaardigheden en minder op kennis komen te liggen. Zelfstandig leren moest ook worden bevorderd. De veranderingen begonnen met de basisschool, toen de basisvorming en de Tweede Fase.
§5 De overheid gaat over tot het subsidiëren van diverse uitingen van cultuur
Overheid gaat musea en bibliotheken subsidiëren
Door het toegenomen nationalisme en de economische groei was het mogelijk en aantrekkelijk voor de overheid om de musea te subsidieren. Er kwamen steeds meer musea bij. Later kregen ook openbare bibliotheken rijkssubsidie.
Aanzienlijke uitbreiding van subsidies door de overheid in tweede helft 20ste eeuw
Na WOII wilde de overheid kunst en cultuur naar alle lagen van de bevolking brengen. Er kwam veel subsidie voor beroepskunst en musea. Amateurkunst, recreatie en sport werden gesubsidieerd. Er kwam in 1965 zelfs een nieuw ministerie: Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk.
§6 Veranderingen in omvang en machtsmiddelen van de overheid sinds 1850
Omvang van de overheid neemt toe
De jaarlijkse begroting werd steeds groter en het aantal ambtenaren nam ook sterk toe.
Meer wetten, meer rechtsbescherming
De invloed van de overheid op de bevolking werd sterk vergroot door het toenemende aantal wetten. Er werd dus gezocht naar een stelsel van rechtsbescherming tegen de overheid. Er kwam een groeiend aantal wetten tot stand die de besluitvorming van de overheid aan regels bond.
Sinds 1815 hadden burgers het recht om bij een hoger bestuursorgaan in beroep te gaan en burgers konden bij de burgerlijke rechter proberen aan te tonen dat de overheid onrechtmatig had gehandeld. Verder werd de administratieve rechtspraak ingevoerd.
Meer inkomsten maken groeiende invloed van de overheid mogelijk
- De inkomsten uit staatsbedrijven of bedrijven waarin de overheid deelnam, namen toe.
- De progressieve vermogens- en inkomstenbelasting werd ingevoerd: het heffen van een hoger percentage belasting naarmate men meer inkomen/vermogen had.
- De wederopbouw na WOII maakte zeer hoge belastingtarieven noodzakelijk. Deze belastingdruk is niet meer verminderd.
Leger pas na de Tweede Wereldoorlog een factor van belang
Omdat Nederland overal neutraal wilde en kon blijven, werd er weinig uitgegeven aan defensie en het leger. Na WOII was neutraal blijven echter niet meer mogelijk en werd er meer aan uitgegeven. De Koude Oorlog had hierop veel invloed.
Geleidelijke uitbreiding van omvang en taken van de politie
De politie werd uitgebreid, de opleiding en betaling werden sterk verbeterd en de politie kreeg meer taken: opsporing van misdrijven en het handhaven van orde en rust, hulpverlening aan de burgers en preventie van misdaad.
§7 Oorzaken van de groeiende overheidsinvloed
De overheid is zich steeds meer doeleinden gaan stellen en ze kreeg beschikking over steeds meer machtsmiddelen.
Industrialisatie noodzaakt tot overheidsingrijpen
- grotere productie vereiste vervoer van grondstoffen, producten en mensen over grote afstanden. Goede en snelle verbindingen waren nodig.
- De behoefte aan geschoold personeel nam toe, steeds meer onderwijs was nodig.
- De werkomstandigheden en woonomstandigheden moesten aangepakt worden.
- De armenzorg werd overgenomen door de overheid.
- Allerlei cultuuruitingen werden overgenomen door de brede massa, niet meer door de bovenlaag. Veel cultuur werd wel verder gesubsidieerd.
Beschavingsoffensief van gegoede burgerij overgenomen door overheid
De gegoede burgerij vond dat de armere burgers ook beschaving moesten krijgen. De overheid nam deze gedachte over en probeerde daar voor te zorgen.
Revoluties en hervormingen in het buitenland stimuleren tot hervormingen
De overheid was bang voor revoluties in eigen land door de revoluties in Frankrijk en Rusland. Door tijdig maatregelen te nemen werd dit niet het geval.
Economische crisis van 1929 noodzaakt tot overheidsingrijpen
Door de economische crisis raakten veel mensen hun baan of bedrijf kwijt. Men besefte dat alleen de overheid dit soort rampen kon opvangen en de overheid moest volgens de confessionelen en de socialisten meer zeggenschap krijgen om de zwakkeren in de samenleving beter te kunnen beschermen.
Welvaartsgroei na 1950 was een gunstige omstandigheid
De welvaart groeide in een heel groot tempo, weinig werklozen en de productie groeide zeer snel => weinig geld kwijt aan uitkeringen, veel inkomstenbelasting kwam binnen.
Er konden zo extra (sociale) voorzieningen geschept worden.
§8 Maatschappelijke gevolgen van de verzorgingsstaat
Demografische groei
Door de betere leef- en werkomstandigheden kon de bevolking in Nederland aanzienlijk groeien. Maar problemen werden: huisvesting, milieu en ruimtelijke ordening.
Grotere onafhankelijkheid, gelijkheid en sociale mobiliteit
Men kan altijd beroep doen op de anonieme overheid en hoeft niet meer afhankelijk te zijn van familie en directe omgeving. De afstand tussen bevolkingslagen is kleiner geworden. Je kunt snel op de maatschappelijke ladder stijgen door goed onderwijs.
Grote verschuivingen in de beroepsbevolking
Veel mensen werken direct of indirect voor de overheid => niet-commerciële diensten.
Grotere fysieke mobiliteit
Men kan zich makkelijk verplaatsen zodat grote delen van Nederland uit hun isolement werden gehaald. Nadeel: de schade aan het milieu.
§9 Problemen in de verzorgingsstaat
Bezuinigingen op voorzieningen van de verzorgingsstaat
Van de sociale wetgeving zijn veel meer mensen gaan profiteren dan was voorzien => kostte veel geld, onbetaalbaar => veel bedrijven konden alleen nog winst maken als ze hun kosten verlaagde door automatisering en inkrimping van de productie => veel arbeidskrachten werden ontslagen of arbeidsongeschikt verklaard => mensen die wel werk hadden, moesten steeds groter deel van inkomsten afdragen aan mensen zonder werk => economische achteruitgang => hoge rentestand.
Opbloei van het bedrijfsleven was de enige mogelijkheid om uit de depressie te komen.
Het poldermodel
Oplossing: sterk bezuinigen op overheidsuitgaven, minder belastinggeld nodig, minder lenen, lagere rente => bedrijven minder kosten, productie uitbreiden => geen loonsverhogingen => voor bedrijven daalden de kosten, werknemers verkorting arbeidsduur.
Na 1994: winsten van bedrijven stegen en de staatsschuld daalde, rente daalde en werkloosheid nam af.
Sterke vergrijzing wordt als een groeiend probleem gezien
Mensen worden ouder en er worden minder kinderen geboren.
REACTIES
1 seconde geleden
M.
M.
Hooii!!
Ik wou je f heeeeel erg bedanken! Je bent 1 grote topper! dit had ik NET nodig=) Zo is het veel makkelijker leren voor mn PTA!
Nog n x.. heeeel erg bedankt!
d0eii!xXx MandY
20 jaar geleden
Antwoorden