geschiedenis SO

Geschiedenis SO
Karl Marx fases:

1. Concentratie- en cumulatiefase

• Waarbij grote ondernemingen voortdurend de kleinere opslokken, en hierdoor steeds grotere ondernemingen ontstaan.

1. Vrelendung

• Arbeiders krijgen het steeds slechter (langer+harder werken)/minder loon.

1. Revolutie

• Leef- werkomstandigheden bereiken een dieptepunt. Arbeiders komen massaal/spontaan in opstaan. Het staat volgens KM vast dat de P zou gaan winnen en dat B uitgeschakeld zal worden.

4.Dictatuur van het Proletariaat

• Na de (gewonnen) revolutie moet het Proletariaat op gang komen. Ze moeten leren de productiemiddelen gemeenschappelijk te beheren en samen leren besluiten te nemen. Ze moeten alert en een strakke leiding hebben want de vijand ligt nog steeds op de loer.

5.Communistische heilstaat

• De mensen raken gewend aan de gelijkheid en het beheren van de productiemiddelen verloopt goed. Alle mensen zouden zich vrijwillig en met volle overtuiging in zetten voor het algemeen belang (beloont worden naar behoefte, niet naar prestatie). Volgens KM zou deze situatie tot het eind ter tijden blijven bestaan.

Hij wil dat er een einde komt aan de klassenstrijd (Rijke tegen Armen). Één groep bezit alles (natuur, kapitaal, arbeid, politieke macht), andere groep heeft niets.
-In de 19e eeuw hadden 3 landen invloed op de Balkan (groep van landen):

•        Oostenrijk/Hongarije (keizer)
•        Ottomaanse rijk (sultan)
•        Rusland (tsaar)
  Deze landen zijn veel volkerenstaten (land waarbinnen verschillende volkeren elke een eigen taal/cultuur hebben.
  -In de 19e eeuw zijn O/H en het Ottomaanse Rijk verzwakt. (Reden: Het is een groot gebied dus erg moeilijk te besturen.)

-Ze raken economische & technologisch achterop.
-Nationalisme onder de balkan volkeren. (bv: de Serviërs.)

-1908: Oostenrijk/Hongarije verovert Bosnië-Herzegovina. Maar de Servische inwoners willen bij de Serviërs.

-Kenmerken Rusland 19e eeuw:

• Geregeerd door een tsaar
• Veelvolkeren staat
• Agrarische samenleving (woon&werk op het platteland. Er heerst armoede op het platteland

-Bondgenootschappen 1914:

I.: Duitse Rijk, O/H, Bulgarije, Osmaanse Rijk.

II.: Rusland, Groot-Brittannië, Ierland, Portugal, Servie, Griekland, Frankrijk.

III.Neutrale staten: Nederland, Zwitserland, Noorwegen, Zweden, Denemarken, Spanje.
-Van aanslag tot oorlogsverklaring:

1.Moordaanslag door Princip in Sarajevo.

2. geeft de schuld en verklaar de oorlog.

3. steunt

4.Rusland steunt en mobiliseert zijn troepen aan de Duitse en grens.

5. steunt

6. verklaart de oorlog aan en

7. marcheert door , binnen.

8. komt te hulp en verklaart de oorlog aan .
Von Schlieffen

• Tactiek van Duitsland, al in 1905 bedacht.

1. Om een oorlog te winnen géén 2 frontenoorlog.
2. Russisch leger: mobilisatie duurt 6 weken.
3. Binnen 6 weken afrekenen met Frankrijk, inval via Belgie.
4. Daarna naar Oostfront.

Realiteit is anders:

• Groot-Brittannië helpt Frankrijk en België.
• Russisch leger in 10 dagen al gemobiliseerd.
• Kracht Duits leger overschat.
• België biedt meer weerstand dan verwacht.

Oorlog duurt 4 jaar i.p.v. een paar maanden

-Frontlinie (van Duitsland) komt vast te zitten, troepen graven zich in.

-Groot-Brittannië blokkeert Duitsland toegang tot zee.

• Duitsland begint duikbotenoorlog.

Kenmerken loopgravenoorlog:

• Weinig beweging van troepen
• Veel slachtoffers
• Erbarmelijke omstandigheden. (bv: Trench Feet.)
• Nieuwe wapens: Mitrailleur, Mosterdgas, Tanks, Vliegtuigen.