Geschiedenis samenvatting.
1.1
Kenmerkend aspect:
De levenswijze van jagers-verzamelaars.
Denk bij kenmerkend aspect aan bijv. het beeldje van mammoetivoor. Dit wijst terug naar de levenswijze van jagers en verzamelaars omdat het ten eerste is gemaakt van materiaal wat ze verkregen hebben bij het jagen op dieren. Daarnaast uitte ze hun gedachtes in die tijd uit in kunst.
Zo heb je ook bron 13 op blz. 14 in opdrachtenboek. Op de muurschildering zijn potten afgebeeld. De potten geven aan dat de mensen toen die tijd niet meer nomadisch leefden. Ze bleven op een plek en bouwden daar een samenleving op. In de potten lag namelijk het overschot van de landbouw. Dat gebruikte ze weer om te handelen.
De landbouw stedelijke samenleving kreeg ze vorm door mede de komst van specialisatie en sociale verschillen. Er kwam bijvoorbeeld een elite. Mensen die niet op de landbouw bezig waren, maar zich bezighielden met de mens en hoe de mens geleid werd. De sociale verschillen waren ook een gevolg van specialisatie.
Mannen en vrouwen hadden ook een rolverdeling. Mannen hadden meer spierkracht en konden zich vrijer bewegen omdat ze geen kind hoefden mee te dragen in het geval van een zwangerschap. Daarom hielden zij zich bezig met de jacht. Terwijl vrouwen thuis meer bezig waren met het verzamelend aspect van de werk die te doen was.
Langzamerhand begonnen jagers en verzamelaars hun gedachtes in kunst te uiten. Ze maakte vrouwenbeeldjes met enorme buiken, borsten en heupen bijvoorbeeld. Ze maakte wandschilderingen met grote gele, rode en zwarte lijnen. Ze tekenden mammoeten, bizons, herten, beren en andere dieren. Deze tekeningen wijzen ons naar het jagen wat ze deden.
1.2
Kenmerkend aspect:
Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen.
Het begon bij een ontdekking die gedaan werd rond 9000 v.C. Mensen merkten dat ze tarwekorrels in de grond konden stoppen en vruchten konden uitzaaien en dat er na een tijd weer planten en voedingswaren uit de grond kwamen. Dit was de hoofdontdekking in de landbouw. Dit was dus voornamelijk akkerbouw.
Na de akkerbouw ontstond ook veeteelt. Eerst met geiten en schapen en later ook met varkens en runderen. De landbouw werd steeds gevarieerder. Boeren gingen ook erwten, linzen of olijven verbouwen. Heel veel jaren later werden voor het eerst paarden gehouden.
Het ontstaan van de landbouw was een ingrijpende verandering. Het was een revolutie. De landbouwrevolutie. Door migranten wordt de landbouw verspreid over de wereld. In sommige delen van de wereld ontstond de landbouw zelfstandig. In China bijvoorbeeld, daar begonnen ze met het verbouwen van rijst.
Maar om de landbouw te verklaren moet je terug naar de kern. Het ontstond voornamelijk aan de verandering van het klimaat. Er ontstonden periodes van zachte winters en droge zomers waar peulvruchten goed in groeiden bijvoorbeeld. Boeren ontdekten hoe ze gewassen konden verbeteren. Planten werden gedomesticeerd.
De landbouwsamenlevingen begon ze vorm te krijgen. (Agrarische samenleving). De mensen trokken rond maar kregen een meer sedentaire samenleving (leven op een vaste woonplaats). Ze gingen in grotere groepen bij elkaar leven. Dorpen werden autarkisch, zelfvoorzienend.
Bezit was een belangrijk stuk in de landbouwsamenleving. Boeren bezaten grote huizen en daarnaast werktuigen, potten en andere producten die gemaakt waren. Rijkere boeren gingen meer bepalen wat er gebeurde of niet en werden met meer respect behandeld. Sociale verschillen begonnen dus te ontstaan. Ze hadden macht en aanzien. Op allerlei verschillende manieren kwamen er dus sociale ongelijkheden. En sommigen hadden geen bezit, dus die werden slaaf.
Mensen geloofden in goden. Ze waren polytheïstisch.
1.3
Kenmerkend aspect:
Het ontstaan van eerste stedelijke gemeenschappen.
Bewoners leefden van landbouw en daarom was het nog geen stad. Een stad is een van het platteland afgescheiden plaats met veel bewoners. Waarvan de meesten geen boer zijn.
De eersten steden ontstonden door overschotten aan voedsel. Door de overschotten aan voedsel konden boeren anderen voeden die niet meer van de landbouw leefden. Zo ontstond een nieuw soort samenleving waarin een minderheid in steden leefde: de landbouw stedelijke samenleving. Om de landbouw te laten bloeien waren dijken, dammen en kanalen nodig. Het bouwen en onderhouden moest worden georganiseerd. Hierdoor ontstond een sociale bovenlaag. Een elite.
In landbouwsamenlevingen hielden boeren zich voornamelijk bezig met nijverheid. Maar in de stad waren dit aparte beroepen. Ze hielden zich daar voornamelijk bezig in een ambacht. In de stad ontstonden eer meer gespecialiseerde beroepen. Militairen beschermden bijvoorbeeld de bevolking, priesters onderhielden contact met de goden. Steden waren afhankelijk van handel.
Uit de elite in bepaalde steden kwam één leider naar voren, een vorst die meestal wel rekening hield met een adviesraad van aanzienlijke mannen. De rest van de bevolking bestond uit onderdanen die de regering moesten gehoorzamen. Onderaan in de sociale hiërarchie stonden slaven en boeren, die een toegewezen stuk moesten bewerken. Hun oogst moesten ze afstaan aan de regering. Door deze belasting kon de overheid.
Op een gegeven moment werd het schrift uitgevonden. Het was het gevolg van de ingewikkelde organisatie die nodig was voor het besturen van de steden. Met het schrift hielden ambtenaren bijvoorbeeld bij, hoeveel producten boeren geleverd hadden. Het schrift bestond eerst uit afbeeldingen en later begon het meer op tekens te lijken.
2.1
Kenmerkende aspecten:
- Ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat
- De vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
Met de uitvinding van het schrift was de oudheid of de tijd van Grieken en Romeinen begonnen. De Grieken leefden in onafhankelijke stadstaten met een landbouw stedelijke samenleving. Er was een bloeiende economie die een snelle bevolkingsgroei tot gevolg had. Vanwege de bijna overbevolking in Griekenland, besloten de stadstaten dat een deel van hun bevolking zich op andere plaatsen moest vestigen. Groepen Grieken vertrokken en stichtten koloniën aan de kusten van de Middellandse en Zwarte zee. Door deze kolonisatie groeiden de Griekse handel en welvaart.
De Griekse en Grieks-Romeinse beschaving wordt klassiek genoemd omdat de gedachten en vormentaal ervan later zo goed werden gevonden dat ze werden nagedaan. Het dak van de tempels die ze bouwden rustten op ronde stenen palen (zuilen). Tussen deze zuilen en het dak was een lint van beeldhouwwerk op een platvlak: reliëf. Ook andere zuilen hadden deze vormen.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden