Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Examenstof 2011 - VIetnamoorlog

Beoordeling 7.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 4416 woorden
  • 22 mei 2011
  • 28 keer beoordeeld
Cijfer 7.6
28 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 1

Begrippen bij Hoofdstuk 1:

Wapenwedloop: De VS en de SU raakten tijdens de Koude Oorlog verzeild in een nucleaire en niet-nucleaire wapenproductierace. Ze probeerden elkaar te overtreffen in het ontwikkelen van wapens (in hoeveelheid en afschrikwekkendheid), zodat de SU het wel uit haar hoofd zou laten de VS en bondgenoten aan te vallen en omgekeerd.

Communistische wereldrevolutie: De communistische ideologie streefde naar een revolutie op wereldschaal. Het kapitalisme zou onvermijdelijk ten onder gaan door een proletarische wereldrevolutie en vervangen worden door het communisme

Vreedzame coëxistentie: Idee van Chroesjtsjov (leider SU 1935-1964) dat ideologische systemen van Oost naar West zonder oorlogsdreigingen naast elkaar zouden moeten kunnen bestaan.


Veiligheidsraad: Orgaan van de VN dat moet waken over vrede en veiligheid in de wereld. De veiligheidsraad bestaat uit vijf permanente lidstaten (met vetorecht) en tien niet-permanente lidstaten. De vijf permanente leden zijn de VS, SU(Rusland), Frankrijk, GB, China (tot 1972 Taiwan, daarna de communistische Volksrepubliek China).

Kapitalisme: Economisch systeem waarbij bedrijven en productiemiddelen particulier bezit zijn en het maken van winst vooropstaat. De economische vrijheid wordt als het hoogste goed beschouwd. Het liberalisme als politiek systeem past dan ook goed bij het kapitalisme.

Koude Oorlog: Periode, van 1945 tot 1990, van grote spanningen, maar net geen atoomoorlog tussen het communistische Oosten en het kapitalistische Westen.

Invloedssfeer: Gebied of land waar een staat invloed heeft. Dit kan zijn op politiek, economisch en/of cultureel gebied. Tijdens de Koude Oorlog hadden de VS en de SU ieder hun eigen invloedssferen.

Taiwan-kwestie: Het probleem van de VS om ofwel de communistische Volksrepubliek China, of het op de VS georiënteerde nationalistisch China oftewel Taiwan te erkennen als de officiële vertegenwoordiger van China. Taiwan bezette na de Chinese burgeroorlog (1949) de Chinese zetel in de Veiligheidsraad en werd door de VS erkend als vertegenwoordiger van heel China. Beide China’s stonden vijandig tegenover elkaar en de Taiwan-kwestie verhinderde lange tijd een toenadering tussen de VS en de Volksrepubliek China. Pas in 1972 erkenden de VS de Volksrepubliek China als de vertegenwoordiger van heel China. Op officieus niveau bleven de betrekkingen met Taiwan echter gehandhaafd.

Vijandbeeld: Tijdens de Koude Oorlog probeerden de beide supermachten, ter legitimatie van het eigen handelen, de tegenstander bij hun eigen bevolking te domineren.

Containmentpolitiek: Buitenlandse politiek van de VS die gericht was op het indammen (to contain) van het communisme overal ter wereld. Deze politiek vloeide voort uit de Trumandoctrine (1947). President Truman stelde dat de VS elk land zouden helpen dat bedreigd werd door het communisme.

Westers imperialisme: Koude Oorlog-term van communistische herkomst. Er wordt mee bedoeld: imperialisme uit de koloniale tijd in een nieuw jasje. Nu de koloniale onafhankelijk geworden waren, probeerden de westerse landen, vooral de VS, toch politieke en economische controle over deze landen te houden.

Nationalisme: Liefde voor het eigen volk. Een natie - groep mensen die bij elkaar horen door gemeenschappelijke kenmerken en belangen – wenst een eigen staat.

Marionettenregering: De regering van Zuid-Vietnam waren alleen in naam onafhankelijk regeringen. In de praktijk waren het schijnregeringen, omdat zijn geheel afhankelijk waren van de VS. Ze werden door de VS op de been gehouden of, indien dit beter uitkwam, vervangen.


Dominotheorie: Afgeleid van het dominospel. De gedachte dat zodra één (Aziatisch) land communistisch werd, het in zijn kielzog andere naburige landen zou meeslepen en zo een kettingreactie zou veroorzaken.


Samenvatting bij Hoofdstuk 1:
De Koude Oorlog begon als een conflict tussen de twee supermachten om het naoorlogse Europa, maar werd al spoedig een wereldwijd politiek-ideologisch en economisch conflict om macht en invloedssferen. De VS met hun bondgenoten – gekenmerkt door kapitalisme, vrij ondernemerschap en democratische politieke besluitvorming – stonden lijnrecht tegenover het communistische systeem, aangevoerd door de SU en gekenmerkt door economische staatsalmacht en partijdictatuur.
In Europa scheidde een ‘ijzeren gordijn’ de ‘sovjetvriendelijke’, communistische satellietstaten van de westerse kapitalistische democratieën. Angst voor elkaar en angst voor de atoombom leidden tot een wapenwedloop met als doel de ander af te schrikken. Daar geen van beide kampen nucleaire wapens inzette, stabiliseerde de situatie in Europa. In de jaren ‘60 begon de SU zelfs met een politiek van vreedzame coëxistentie richting de VS.

Om de internationale conflicten te voorkomen en het hoofd te bieden werden in 1945 de VN opgericht. Bijna alle landen werden lid en zijn vertegenwoordigd in de Algemene Vergadering. Territoriale integriteit, politieke onafhankelijkheid en het afwijzen – tenzij uit zelfverdediging – van geweld zijn de uitgangspunten van deze organisatie. De Veiligheidsraad is een soort dagelijks bestuur, dat snel kan ingrijpen in dreigende conflictsituaties. Het vetorecht van de permanent leden maakte een effectief optreden van de VN tijdens de Koude Oorlog echter onmogelijk. Bovendien werden de discussies overschaduwd door het gebakkelei van de VS en de SU over de bezetting van China toegekende permanente zetel.

Het bewust scheppen van een vijandbeeld, ideologische propaganda en reële belangstellingen leiden tot angst voor elkaar. De VS waren bang voor een communistische wereldrevolutie en gingen daarom over op een containmentpolitiek, eerst in Europa en later, na de communistische machtsovername in China, ook in de rest van de wereld. De communistische landen veroordelen deze politiek als westers imperialisme. Hoewel de SU en China geen communistisch blok vormden en het in de jaren ’60 zelfs tot een breuk tussen beide landen kwam, veranderde dit het Amerikaanse vijandbeeld niet wezenlijk.

De Japanse bezetting tijden WO II gaf het in vooroorlogse perioden ontstane nationalisme in Zuidoost-Azië een geweldige stimulans. Het machtsvacuüm na de capitulatie en de verzwakking van de Europese kolonisatoren door WO II gaven de gekoloniseerde volken de kans hun onafhankelijkheid te verwerven. De SU en de VS probeerden – om economische en politieke redenen, maar ook uit angst voor elkaar – het dekolonisatieproces naar hun hand te zetten. Vooral de Amerikanen werden gealarmeerd toen in 1949 de communisten de macht overnamen in China. In 1950 viel bovendien het communistische Noord-Korea het westers georiënteerde Zuid-Korea aan. De Veiligheidsraad besloot onder leiding van de Amerikanen, in weerwil van een boycot door de SU vanwege de Taiwan-kwestie, met (vooral Amerikaanse) troepen tussenbeide te komen ten gunste van Zuid-Korea.
De VS ontwikkelden naar aanleiding van de gebeurtenissen in China, Korea en Indochina, die zij als communistische expansiegedrag zagen, de dominotheorie en om hun belangen veilig te stellen zetten wij zowel economische, militaire als politieke middelen in, zoals het steunen van marionettenregeringen.


Hoofdstuk 2

Begrippen bij Hoofdstuk 2:

Ho Chi Minh (1890-1969): Leider van de Vietnamese communistische opstandelingen tegen het Franse gezag, president van Noord-Vietnam van 1945 tot 1969.

Vietminh: Vietnamese communisten en nationalisten, in een nationalistische beweging samengebracht (1941) in het verzet tegen het Franse en Japanse koloniale bewind. Proclameerde in 1945 de onafhankelijkheid in Vietnam.


Geneefse Akkoorden: De akkoorden uit 1954 die, met Amerikaanse zegen, de oorlog tussen Frankrijk en Indochina beëindigden, waarbij Vietnam in tweeën gedeeld werd. Deze deling was als tijdelijk bedoeld.

Ngo Dinh Diem: Regeringsleider in Zuid-Vietnam, lange tijd gesteund door de Amerikanen. Diem was fel anticommunist, katholiek (terwijl de meerderheid van de bevolking boeddhist was) en corrupt. Hij genoot weinig steun onder de bevolking. Toen Diem niet voldoende naar de pijpen van de Amerikanen wilden dansen en internationaal in opspraak kwam, werd zijn regime in 1963 ten val gebracht.


Samenvatting bij Hoofdstuk 2:
Vietnam is een tropisch derdewereldland zonder bodemschatten. Het belangrijkste middel van bestaan is de rijstbouw, die vooral plaatsvindt in de vruchtbare rivierdelta’s. Vietnam grenst onder andere aan het veel grotere en veel machtigere China, met als gevolg een eeuwenlange Chinese politieke en culturele beïnvloeding en zelfs overheersing. De verhouding met China is altijd moeizaam geweest.
In de Franse koloniale tijd ontstond in het boeddhistische Vietnam een kleine katholieke bovenlaag en werd vooral in de Mekongdelta een op de export gerichte plantage-economie ingevoerd. Het verzet tegen het koloniale bewind werd aangevoerd door de nationalist en communist Ho Chi Minh. Hij bundelde het verzet in WO II tegen de Japanners in de Vietminh en riep tijdens het machtsvacuüm na de capitulatie de onafhankelijke Democratische Republiek Vietnam uit. Omdat de Fransen – in het kader van de Koude Oorlog – met steun van de VS de nauwelijks erkende republiek bevochten, zocht Ho Chi Minh steun bij de SU en later bij China. Toen de Fransen in 1954 bij Dien Bien Phoe werden verslagen, werd – vooral uit Amerikaanse vrees voor het dreigende communisme – op de daaropvolgende Conferentie van Genève* besloten tot een voorlopige deling van het land. Er kwam een neutraal communistisch Noorden en een neutraal niet-communistisch Zuiden. In 1956 zouden nationale verkiezingen worden gehouden.

Een internationale Commissie van Toezicht moest op de uitvoering van de Akkoorden toezien.
De Geneefse Akkoorden waren voor beide partijen acceptabel, maar de verkiezingen tot hereniging van Vietnam werden niet gehouden: de verwachting was dat de communisten de verkiezingen zouden winnen en dit was onacceptabel voor de Amerikanen. Bovendien drongen de SU en China niet op uitvoering van deze verdragsbepaling aan. Deze twee landen wilden zo voorkomen dat, zoals in Korea, Amerikaanse troepen Vietnam gelegerd werden. In 1954 werd ook al – ter beteugeling van de communistische expansie – de ZOAVO (Een definitief bondgenootschap in de trant van de NAVO. De VS, GB, Frankrijk, Pakistan, Thailand, de Filippijnen, Australië en Nieuw-Zeeland werden lid. De ZOAVO verklaarde naast de gezamenlijke verdediging ook plannen te hebben om de niet-communistische regeringen in Vietnam, Laos en Cambodja te helpen.) opgericht en de VS probeerden toch al, ondanks een neutraliteitsclausule in de Geneefse Akkoorden, Zuid-Vietnam bij dit bondgenootschap te betrekken.

*:
1. Het land viel uiteen in twee delen gescheiden langs de zeventiende breedtegraad.
2. Noord noch Zuid mocht zich aansluiten bij militaire bondgenootschappen of militairen van andere landen toelaten.
3. In 1956 zouden nationale verkiezingen worden gehouden, waarna het land weer zou worden herenigd.


Hoofdstuk 3

Begrippen bij Hoofdstuk 3:

Versterkte dorpen (strategic hamlets): Om de Vietcong te isoleren van de bevolking dwongen de Amerikanen en de Zuid-Vietnamese regering de boerenbevolking te verhuizen naar nieuw gestichte dorpen, die onder bescherming stonden van het leger. Deze strategie werd een mislukking.

Vietcong: Letterlijk: Vietnamese communisten. Communistische guerrillabeweging in Zuid-Vietnam die, gesteund door Noord-Vietnam, de Amerikanen uit Vietnam probeerden te verdrijven. De naam is eigenlijk een scheldnaam voor het Nationale Bevrijdingsfront.


Lyndon B. Johnson (1903 – 1973): Democratische president van de VS van 1963 tot 1968. Hij volgde Kennedy op. Onder zijn bewind escaleerde de Vietnam-oorlog ( Johnson’s war).


Samenvatting bij Hoofdstuk 3:
Een interne revolutie maakte van Noord-Vietnam in twee etappes een communistisch land. Vanaf 1959 kreeg deze een externe dimensie, omdat Noord-Vietnam vasthield aan hereniging met het Zuiden. Het leger infiltreerde in het Zuiden en bestreed de daar gehate, katholieke en met Amerikaanse steun regerende, anticommunistische marionet Ngo Dinh Diem. Van hem werd verwacht dat hij het land democratisch-kapitalistische structuur gaf. De boeren verzetten zich echter tegen zijn versterkte dorpen-beleid en corrupte regime. In de steden ontstond ook verzet van de intellectuelen, boeddhisten en communisten tegen Diem en zijn beschermheer, die zij neokolonialisme verweten. De oppositie verenigde zich in het NLF; gewapende tak hiervan werd ook wel de Vietcong genoemd. Het NLF kreeg steun van en werd aangestuurd door Noord-Vietnam. Diem probeerde vergeefs het NLF doormiddel van repressie uit te schakelen en Zuid-Vietnam veranderde in een politiestaat. Toen Diem ook internationaal in opspraak kwam, verloor hij steun van de VS en werd hij vermoord. Zijn opvolgers faalden echter eveneens. De Amerikanen steunden het regime met oorlogsmaterieel en militaire adviseurs, maar raakten – vooral wegens de incompetentie van het Zuid-Vietnamese leger – steeds meer bij de gevechtshandelingen betrokken. Ook stond de Amerikaanse president Lyndon B. Johnson, toen het internationale politieke klimaat verhardde na de afzetting van Chroesjtsjov, een hardere lijn voor. China en de SU steunden Noord-Vietnam financieel en materieel, de SU eerst aarzelend, maar na de breuk met China voluit.


Hoofdstuk 4

Begrippen bij Hoofdstuk 4:

Beperkte oorlog: De oorlog in Vietnam werd door president Johnson een ‘limited war’ genoemd, omdat deze geen bedreiging zou vormen. Er werden namelijk geen atoomwapens ingezet, Noord-Vietnam werd beperkt gebombardeerd en zowel met de Russen als de Chinezen waren er stilzwijgende afspraken dat de oorlog niet mocht escaleren.

Tonkin-incident: Vermeend incident in de Golf van Tonkin, waarbij de Amerikaanse vloot in internationale wateren beschoten zou zijn door Noord-Vietnam

Tonkinresolutie: Naar aanleiding van het Tonkin-incident kreeg de Amerikaanse president in 1964 blanco volmacht van het congres, waardoor hij op grote schaal Amerikaanse grondtroepen naar Vietnam kon sturen en Noord-Vietnam kon gaan bombarderen, zonder overigens de oorlog te verklaren.

Operatie Rolling Thunder: De poging van de Amerikanen in1965 na de tonkinresolutie om, door middel van het sturen van Amerikaanse grondtroepen naar Zuid-Vietnam en het beperkt bombarderen van Noord-Vietnam, het Vietnamconflict snel in Amerikaans voordeel te beëindigen.

Vo Nguyen Giap: Noord-Vietnamese generaal die het Noord-Vietnamese leger in de Vietcong troepen leidde in de strijd tegen de Amerikanen en de Zuid-Vietnamese troepen. Hij voerde geen conventionele oorlog, maar een guerrilla.

Guerrillaoorlog: De tactiek van de Noord-Vietnamezen en de Vietcong was het vermijden van een grootschalige oorlog. Ze vormden een onzichtbare en dus ongrijpbare vijand, die zich verborg in het oerwoud en in tunnels. Zo kon de veel machtigere vijand verrast worden door plotseling toe te slaan. Zo nodig verdwenen ze weer even plotseling als ze verschenen waar.


Ho Chi Minh-Route: Bevoorradingsroute voor de Vietcong. Deze liep van Noord- naar
Zuid-Vietnam. De route is geen weg in de traditionele zin van het woord, maar bestaat uit een groot aantal paden en paadjes door het oerwoud. Een deel van de route liep door Laos en Cambodja.

Napalm-Brandbommen: Bommen waarvan de inhoud bestaat uit benzine in geleivorm. De Amerikaanse luchtmacht in Vietnam gebruikte deze bommen in strijd tegen de Vietcong. De bommen maakten veel burgerslachtoffers. Internationaal riepen deze brandbommen verontwaardiging op.

Agent Orange: Ontbladeringsmiddel dat door de Amerikanen gebruikt werd om het probleem van de in het oerwoud onzichtbare vijand letterlijk op te lossen. De strategie werkte niet, maar het Vietnamese ecologische systeem werd wel enorme schade toegebracht.

Tet-Offensief: Nieuwjaarsoffensief (Vietnamees Nieuwjaar) in januari 1968 van de Vietcong op de Zuid-Vietnamese steden. Dit offensief kwam onverwacht en was aanvankelijk succesvol.

Vietnamisering: Begrip door Nixon geïntroduceerd om een einde te maken aan de betrokkenheid van de Amerikaanse soldaten aan de daadwerkelijke oorlogsvoering. Nixon trok de Amerikaanse terug en liet de Zuid-Vietnamese troepen het voortaan alleen klaren tegen de Vietcong en Noord-Vietnam. Zij kregen daarbij wel Amerikaanse hulp en wapens. De Amerikanen bleven wel met hun luchtmacht bombardementsvluchten uitvoeren.

Driehoeksdiplomatie: Amerikaanse poging om door middel van het tegen elkaar uitspelen van de belangrijkste bondgenoten van Noord-Vietnam, de SU en de Chinese volksrepubliek, de voorwaarde te scheppen voor een oplossing van het Vietnamconflict. Door middel van concessies aan deze landen zouden ze Noord-Vietnam onder druk zetten en een einde aan het conflict te maken.


Samenvatting bij Hoofdstuk 4:
Het terugtrekken van troepen of een nucleaire oorlog was geen optie voor de VS. Ze grepen militair actief in, waarbij het de opzet was het aantal Amerikaanse slachtoffers te beperken, conventionele middelen te gebruiken en een beperkte oorlog te voeren. Na het zogenaamde Tonkin-incident kreeg Johnson door de Tonkinresolutie in 1964 een blanco volmacht van het congres. De Amerikanen voerden onder de codenaam operatie rolling thunder bombardementsvluchten uit op een deel van Noord-Vietnam, probeerden de bevoorradingslijnen via de Ho Chi Minh-Route naar de Vietcong af te snijden en een blokkade op te werpen bij de zeventiende breedtegraad. Het Zuid-Vietnamese leger, dat eigenlijk de grondoorlog moest voeren, verrichte feitelijk voornamelijk ondersteunende taken voor de Amerikaanse troepen. Door de zelfopgelegde beperkingen en de guerrillaoorlog van de door Vo Nguyen Giap geleide Vietcong en de Noord-Vietnamese eenheden, bleef succes uit. Integendeel, de Vietcong behield het initiatief ondanks de inzet van middelen als Agent Orange en Napalm-Brandbommen.

China hielp Noord-Vietnam met militaire technici en wapens; voedsel en medische hulp kwamen zowel uit westerse als uit communistische landen en de SU leverde de modernste wapensystemen, zoals luchtafweergeschut.


Beide partijen waren niet sterk genoeg om de oorlog te winnen, wat na het Tet-Offensief in 1986 voor ieder duidelijk werd. Daarom wilde Nixon met een Eervolle Vrede een einde maken aan de oorlog. Hij trachtte dit te bereiken met een Driehoeksdiplomatie, een spel van toenadering tot en het tegen elkaar uitspelen van de bondgenoten van Noord-Vietnam, Vietnamisering van de oorlog – ondanks massale protesten van de Amerikaanse bevolking – zware bombardementen, pas door druk van zijn bondgenoten tot een overeenstemming bereid. Daarbij speelde de wetenschap dat de VS vóór alles het conflict wilden beëindigen een belangrijke rol. In 1973 werden de Parijse Akkoorden, die veel op de Geneefse Akkoorden leken, getekend. Twee jaar later veroverde Noord-Vietnam alsnog het Zuiden en ontstond de herenigde Socialistische Republiek Vietnam.


Hoofdstuk 5

Begrippen bij Hoofdstuk 5:

Er zijn geen begrippen bij hoofdstuk 5


Samenvatting bij Hoofdstuk 5:

De bombardementen op Vietcong-gebieden en Noord-Vietnam maakten het noodzakelijk dat het leven zich deels ondergronds ging afspelen. Vrouwen werden ingezet, zodat mannen in het leger konden dienen; de permanente oorlogstoestand zorgde voor een grote inventiviteit en versterkte slechts het verzet. Ondanks alles bleef de voedselvoorziening intact en stortte de samenleving niet in. In Zuid-Vietnam slokte het leger de helft van de mannen op, leefde een deel van de boeren gedwongen in de regelmatig onder vuur liggende, gehate versterkte dorpen. Het platteland ontvolkte en grote stromen vluchtelingen overspoelden de overvolle steden, met alle negatieve gevolgen van dien. De jonge Amerikaanse dienstplichtige soldaten waren niet op hun taak voorbereid, twijfelden aan het nut van hun aanwezigheid en hadden geen antwoord op de guerrillatactieken van de Vietcong. Ze wisten geen raad met alle oorlogsellende en de vijandige houding van de bevolking. Angst, verdriet en frustratie leidden tot drugsgebruik, discriminatie en oorlogsmisdaden, zoals in My Lai.


Hoofdstuk 6

Begrippen bij Hoofdstuk 6:

Protestgeneratie: De babyboomgeneratie van jongeren opgegroeid na WO II; in het Westen, die bewust de Vietnamoorlog hebben meegemaakt en zich ertegen verzetten. Zij zetten zich af tegen de oudere generaties die de Vietnamoorlog steunden.

Richard M. Nixon (1913-1994): Republikeinse president van de VS van 1968 tot 1974. Hij maakte uiteindelijk een einde aan de Vietnamoorlog. Nixon werd in 1974 tot aftreden gedwongen vanwege het Watergate-schandaal.

Pentagon: Amerikaanse ministerie van Defensie in Washington DC. De naam is afgeleid van het gebouw met vijf hoeken waarin het ministerie gehuisvest is.

J. William Fullbright (1905-1995): Conservatieve democratische senator. Hij was een uitgesproken tegenstander van de Vietnamoorlog, omdat deze naar zijn mening de positie van de VS in de wereld verzwakte. Hij leidde in 1966 parlementaire hoorzittingen over het Vietnambeleid. Door zijn tegenstanders vanwege zijn Vietnamstandpunt senator Halfbright genoemd.


Samenvatting bij Hoofdstuk 6:
In de afweging van het nationale belang van steun aan de oorlog tegen het democratische belang van kritische en onderzoekende journalistiek kozen de media in de loop van de oorlog steeds vaker voor het laatste. Hierdoor polariseerde de Amerikaanse samenleving. De babyboomers, ook wel de protestgeneratie genoemd, waren tegen de oorlog. Hun cultuur week sterk af van die van de gevestigde orde, die het communisme als een reëel gevaar zag. Dit protest uitte zich onder ander in petities, teach-ins op universiteiten, anti-oorlogsdemonstraties, protestsongs en het verbranden van oproepkaarden door dienstplichtigen. Ook in de rest van de westerse wereld klonk protest. De Tonkinresolutie zette de politiek deels buitenspel. Het Vietnambeleid werd bepaald door het Witte Huis, het Pentagon en het ministerie van Buitenlandse Zaken. Johnson wilde, uit angst voor het feit dat de oorlog ten koste zou gaan van zijn Great Society-plan, zo weinig mogelijk debat. Loyaliteit aan de president en/of de troepen in Vietnam, anticommunistische gevoelens en de angst voor het stempel ‘soft on communism’ zorgden ervoor dat het Congres jaarlijks de defensiebegroting goedkeurde. Het uitblijven van de overwinning en de nationale en internationale protesten leidden echter op den duur tot twee kampen in de senaat. De ‘haviken’, die voor verdergaand militair ingrijpen waren, en de ‘duiven’, zoals J. William Fullbright, die voorstander waren van een politieke oplossing en vraagtekens zetten bij het nut van de oorlog en de effectiviteit van de Amerikaanse strategie.

De oorlog spleet de Amerikaanse samenleving en verslond zoveel geld dat de Great Society-plannen dreigden te mislukken. De economie kwam onder druk te staan, terwijl ook de positie van Amerika in de wereld verzwakte. Dit leidde in 1968 tot grote anti-oorlogsdemonstraties en ongeregeldheden. Toen het Tet-Offensief ook nog een duidelijk maakte dat de Amerikaanse militaire strategie niet werkte, nam de steun aan de oorlog sterk af. Johnson stopte de bombardementen en stelde zich niet meer herkiesbaar. De republikein Richard M. Nixon wonde verkiezingen op basis van zijn belofte een einde aan de oorlog te maken. De nieuwe leuzen werden ‘vietnamisering’ en ‘eervolle vrede’.


Hoofdstuk 7

Begrippen bij Hoofdstuk 7:

Eervolle Vrede: De Amerikaanse president Nixon wilde een einde aan de Vietnamoorlog maken, maar alleen als de Amerikanen met opgeheven hoofd uit Vietnam konden vertrekken. De VS mochten dus niet als de verliezende partij gezien kunnen worden. Dit was alleen mogelijk met hulp van Noord-Vietnam en de Vietcong. Zij moesten dus afzien van totaaloverwinning.

Pentagon Papers: De Pentagon Papers verschenen in 1971. Het is een serie artikelen in de New York Times over de geheime stukken van de Amerikaanse regering over de oorlog in Vietnam. Deze stukken haalden de rechtvaardiging van de Amerikaanse aanwezigheid in Vietnam onderuit.

Vietnamsyndroom: Veel veteranen konden hun draai niet meer vinden in de Amerikaanse samenleving. Hun psychosociale en fysieke klachten waren lange tijd onbespreekbaar. Pas in de jaren ’80 kwam hier aandacht voor, wat bijvoorbeeld blijkt uit vele speelfilms en het Vietnammemorial. Bovendien was er angst van de Amerikanen om nogmaals – zoals in Vietnam – in een uitzichtloze, onwinbare oorlog die veel Amerikanen het leven zou kosten, verzeild te raken. Dit heeft er mede toe geleid dat de Amerikanen lange tijd zeer voorzichtig waren met het sturen van Amerikaanse troepen naar diverse conflicthaarden op de wereld.

Detente: Periode van relatieve ontspanning tijdens de Koude Oorlog. De detente begint in de vroege jaren ’60 en eindigt begin jaren ’80. In deze periode sluiten de twee grote tegenstrevers, de VS en de SU, enkele verdragen om de spanning te minderen, zoals de SALT-verdragen en de Akkoorden van Helsinki. De SALT-verdragen zijn overeenkomsten over een beperking van de kernbewapening en de Helsinki akkoorden gaan over de mensenrechten.


Samenvatting bij Hoofdstuk 7:
Foute beslissingen van politici, onthullingen in de pers en het zoveel mogelijk negeren van protesten schokten telkens opnieuw het vertrouwen van het volk in de politiek. De Pentagon Papers (1971) toonden aan dat de regering vaak had gelogen en de publieke opinie manipuleerde. De War Powers Act (1973) plaatste de oorlog weer onder controle van het Congres. De oorlog had vooral gevolgen gehad voor de lagere klassen, het was voornamelijk een working-class war geweest. Oplossingen voor de sociale problematiek in de VS en voor de jongeren uit de sociaal lager milieus werden op de lange baan geschoven. Bij de soldaten die de kastanjes uit het vuur moesten halen, warden de lagere klassen – en dus relatief veel zwarten – oververtegenwoordigd. Beter gesitueerden – vooral blanken – lukte het vaak om uitzending naar Vietnam te voorkomen. Vooral in politiek linkse kringen weigerde men zelfs militaire dienst met gevangenisstraf als gevolg. Anderzijds zorgde de oorlog ook voor verbroedering tussen blanke en zwarte militairen, en omdat de regering beurzen beschikbaar stelde voor ex-militairen, konden veel mensen uit achtergestelde milieus gaan studeren. De Vietnamoorlog leidde uiteindelijk tot een nationaal trauma. Het rijkste en machtigste land van de wereld kon deze oorlog niet winnen en het imago van de VS al ‘bevrijder’ en ‘vechter voor een rechtvaardige zaak’ had grote schade opgelopen. Toen Noord-Vietnam in 1975 probleemloos het Zuiden veroverde, bleek de oorlog ook zinloos te zijn geweest. Veel ex-militairen konden hun draai niet meer vinden in de Amerikaanse samenleving en leden aan het Vietnamsyndroom

De aanslag die de Vietnamoorlog op de Amerikaanse economie deed, maakte het klimaat rijp voor een detente, een dooi in de Koude Oorlog. Er kwamen besprekingen tussen Amerika en de SU om de peperdure bewapeningen te gaan beperken; China kreeg zijn gewenste zetel in de Veiligheidsraad van de VN. Deze toenadering tussen de drie kernmachten droeg veel bij aan de uiteindelijke oplossing van de kwestie Vietnam, omdat de communistische bondgenoten van Noord-Vietnam dreigden hun steun op te zeggen.


De oorlog in Vietnam heeft tot gevolg gehad dat de VS zich bij internationale conflicten meer afzijdig hielden en bij actief ingrijpen de nieuwsvoorzieningen meer gingen controleren. Tot slot heeft de enorme media-aandacht voor de Vietnamoorlog de westerse bevolking kritischer gemaakt ten opzichte van oorlogvoering in het algemeen.


Jaartallen:

DEKOLONISATIE VAN VIETNAM
200 vC Vietnam wordt deel van Chinese keizerrijk
10e Eeuw Ontstaan zelfstandig Vietnam, los van China.
1858 Het Franse leger verschijnt in Da Nang.
1885 China erkent het Franse bestuur over Indochina.
1930 Oprichting Indochinese Communistische Partij door Ho Chi Minh
1941 Oprichting Vietminh
1942 Japan verovert Indochina: een grote slag voor het prestige van de Europeanen
in Azië
1945 Ho Chi Minh roept de onafhankelijkheid van Vietnam uit
1954 De Fransen worden verslagen bij Dien Bien Phoe
1954 21 Juli: Geneefse Akkoorden worden afgesloten
1955 Ngo Dinh Diem wordt, met Amererikaanse hulp, president van Zuid-Vietnam
1955 Begin ‘interne revolutie’ in Noord-Vietnam

1959 Toenemende infiltratie van Noord-Vietnamese Guerrilla’s in Zuid-Vietnam
1960 Uitbreiding Amerikaanse steun aan Zuid-Vietnam. Het aantal Amerikaanse
militaire adviseurs neemt toe, van 3.200 eind 1961 tot 61.000 eind 1963
1962 Start campagne versterkte dorpen (strategic hamlets) in Zuid-Vietnam
1963 Uit protest tegen het regime van Diem steekt een boeddhistische monnik
zichzelf in brand
1963 Staatsgreep tegen president Diem. Diem en zijn broer om het leven gebracht
1964 Incident in de Golf van Tonkin. Op 2 augustus vallen Noord-Vietnamese
patrouilleboten een Amerikaans schip aan
1964 De Tonkinresolutie geeft president Johnson de ruimte om zonder voorafgaande
toestemming van het Congres vergaande besluiten te nemen over de oorlog
in Vietnam.
1965 Start operatie Rolling Thunder
1968 Tet-Offensief
1969 Begin Parijse vredesgesprekken
1969 Nixon kondigt vietnamisering aan
1973 Ondertekening Parijse Akkoorden


KOUDE OORLOG EN VIETNAM
1945 26 juni: Oprichting Verenigde Naties
1945 Op 6 augustus werpen de VS de eerste atoombom op de Japanse stad
Hiroshima, Japan capituleert
1947 Afkondiging van de Trumandoctrine. De doctrine leidt tot de Containment-
politiek, die erop was gericht het communisme binnen zijn bestaande invloeds-
sferen te houden.
1949 Op 1 oktober proclameert Mao Zedong de Volksrepubliek China
1950 Begin Korea-Oorlog. In juni valt het communistische Noord-Korea Zuid-Korea
binnen.
1953 Op 27 juli word een wapenstilstand tussen Noord- en Zuid-Korea van kracht.
Aan weerszijden van een gedemilitariseerde zone rond de 38e breedtegraad
staan beide legers tegenover elkaar. Een vredesverdrag is nog steeds niet
afgesloten.
1956 Februari: op het 20e partijcongres van de Communistische Partij veroordeeld
partijleider Chroesjtsjov het stalinisme en start daarmee het proces van

destalinisatie. Tevens wordt door de buitenlandse politiek het principe van
vreedzame coëxistentie geaccepteerd; vermindering van de confrontatiepolitiek
met het Westen
1960 John F. Kennedy wordt gekozen tot president van de VS.
1961 Bouw van de Berlijnse Muur. De Muur moet de uittocht van Oost-Duitsers
naar West-Berlijn stoppen en wordt zo een symbool van de scheiding tussen
Oost en West
1962 Cuba-crisis. De SU plaatst raketten op Cuba. Het leidt bijna tot een gewapende
confrontatie met de VS. De raketten worden teruggetrokken.
1963 President Kennedy wordt in Dallas vermoord. Vicepresident Johnson opvolger
1968 President stelt zich eigen niet meer herkiesbaar komende verkiezingen
1969 Begin SALT-besprekingen: onderhandelingen tussen VS en SU over beperking
van strategische kernwapens
1972 Februari: president Nixon bezoekt China. Amerika is bereid China’s claim op
een zetel in de Veiligheidsraad te steunen en hoopt dat China hierdoor

Noord-Vietnam zal bewegen tot een soepeler houding in de
vredeshandelingen in Parijs.
1972 In mei bezoekt president Nixon Moskou. Het SALT-verdrag wordt ondertekend

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.