Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Een systeem onder spanning: de Sovjet Unie onder Stalin en Breznjev

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 4136 woorden
  • 10 juni 2002
  • 69 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
69 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 1: de revoluties van Lenin en Stalin. - 1914- 1918: eerste wereldoorlog - 1921 – 1928: NEP-periode - 1929 – 1933: eerste vijfjarenplan - 1917: Februarievolutie, Oktoberevolutie - 1924: Lenin overlijdt - 1928: Stalin als alleenheerser
Mensen beseffen niet dat zij gebeurtenissen meemaken die hun leven grondig zullen veranderen. Dit gebeurde ook in Rusland. In 1917 werd Sint Petersburg opgeschrikt. De bolsjewieken hadden een aantal gebouwen bezet en ministers gearresteerd. De macht was vrijwel zonder geweld in handen van de bolsjewieken. Het verliep totaal niet vreedzaam. De oktoberrevolutie was het begin van een nieuw tijdperk in de wereld geschiedenis: fascisme, communisme en democratie strijden om de macht in de wereld. Paragraaf 1.1: Het revolutiejaar 1917. De bolsjewieken werden niet echt serieus genomen. Verwacht werd dat de macht snel ten einde zou zijn. Voor WOI was Rusland tsarenrijk als natie met enorme mogelijkheden. Rusland had het grootste leger, was belangrijkste graanexporteur en bezat onuitputtelijke bodemschatten. Zwakke punten waren er ook. Veel volkeren bewoonden Rusland. Rond 1900 raakte ze in de ban van het nationalisme. De industrialisatie kwam maar langzaam op gang. De meeste boeren waren straatarm. Vanaf 1894 stond tsaar Nicolaas II aan het hoofd. Macht bestond uit drie pijlers: kerk, bureaucratie en veiligheidsdiensten. - Russisch orthodoxe kerk: onder de tsaren de Russische staatskerk. Na de oktoberrevolutie werd de kerk door de staat bestreden. In de Grote Vaderlandse Oorlog herstelde Stalin de oude relaties min of meer, waarbij de kerk in dienst stond van de staat. Na Stalins dood leefde de atheïstische staatspropaganda weer op. Onder Brezjnev werd de Russische Orthodoxe kerk met tegenzin getolereerd. In het derde jaar van WOI stortte het tsarenrijk in. Rusland verloor toen veel grondgebied. In 1917 vond de Russische revolutie plaats. Het was voor de bewoners onduidelijk wie, na de val van de tsaren, de macht had. De voorlopige regering zette de oorlog voort, maar het leger kon niets meer doen. - Vladimir Iljitsj Lenin: schuilnaam voor Vladimir Iljitsj Oeljanov. Stichter en leider van de communistische beweging en de Sovjet Unie. Lenin was aanvoerder van de bolsjewieken. Lenin wilde / eiste een beëindiging van de oorlog. Het verslechterde alleen maar en op 25 oktober pleegde de bolsjewieken een staatsgreep  oktoberrevolutie. Hierdoor zouden de bolsjewieken 70 jaar alleen heersen.
Paragraaf 1.2: van burgeroorlog naar NEP De bolsjewieken voerden sociale democratie. Deze beweging viel in twee groepen uiteen: de bolsjewieken en de mensjewieken. Zij volgden de ideeën van Karl Marx. - Karl Marx: Duitse filosoof en theoreticus van het socialisme. Marx zette zijn leer uiteen in tientallen pamfletten en boeken, waarvan het Communistisch manifest en Het Kapitaal de bekendste zijn. De marxistische maatschappijtheorie werd door WOI door het grootste deel van de socialistische beweging aanvaard. Lenin was een van de denkers en politici die voortbouwden op Marx. Zijn versie van het marxisme, het marxisme – leninisme, werd in de Sovjet-Unie officieel beschouwd als de enige juiste maatschappijtheorie. Het kapitalisme zou overal ten onder gaan. Kapitalisme ging gepaard met industriële revoluties. Er zou een klassenstrijd kunnen ontstaan tussen bourgeoisie en proletariaat. Een gevolg zou een klassenloze maatschappij zijn. Lenin wilde zo snel mogelijk een socialistische revolutie. - Socialistische revolutie: politieke omwenteling waarbij de socialisten de macht overnemen met het doel socialistische en uiteindelijk communistische samenleving te vestigen. In oktober 1917 ontketende Lenin in Rusland na de ‘burgerlijke democratische” revolutie van februari 1917 een tweede, socialistische revolutie. Lenin achtte Rusland niet rijd voor de democratie en het socialisme, en zag de oktoberrevolutie vooral als signaal voor een socialistische revolutie in meer ontwikkelde landen, met name Duitsland en het Habsburgse rijk. De bolsjewieken noemden zichzelf na 1919 communisten. Een deel van Rusland werd veroverd maar er brak burgeroorlog uit. Vele vochten om de macht, maar het ‘Rode Leger’ was het sterkst. Ze kregen later toch een overhand. De communisten waren voor het feit dat mannen en vrouwen gelijk waren. De economie was helemaal ingestort, men ging over op oorlogscommunisme. In maart 1921 werd door Lenin de Nieuwe Economische Politiek (NEP) ingevoerd. - NEP: de in 1921 door Lenin geïntroduceerde politiek om de industrie en de banken in staatshanden te houden, maar het particuliere bezit in de landbouw, handel en kleinschalige nijverheid te accepteren. Veel communisten beschouwden de NEP als een tijdelijke, tactische terugtocht na de periode van het oorlogscommunisme, waarin de particuliere landbouw bestreden werd. Na 1927 maakte Stalin een einde aan de NEP. Paragraaf 1.3: Een korte adempauze. De economie herstelde snel door NEP. Het wordt toch gezien al een soort terugkeer van het kapitalisme. Lenin kon niet meer doen, want hij overlijdt kort daarna. Trotski en Boecharin waren gegadigden die de taak van Lenin over wilden nemen. Radicale communisten wilden van de NEP af; de staat moest boeren dwingen zich aan te sluiten bij grote, collectieve boerderijen en veel investeren in een snelle industrialisatie van het land. Gematigde communisten wilden doorgaan met de NEP omdat zo een welverende boerenstand zou ontstaan; volgens hen was dat een voorwaarde voor industrialisatie. Stalin kwam uiteindelijk uit de bus als opvolger van Lenin. - Jozef Stalin: schuilnaam voor Josif Dzjoegasvili. Van 1922 tot 1953 secretaris – generaal van de communistische partij van de Sovjet-Unie, en vanaf 1929 de onbetwiste leider van de Sovjet-Unie. Lenin ontdekte voor zijn dood pas dat Stalin gevaarlijk was en waarschuwde de mensen in zijn testament. Maat Stalin hield dat testament voor iedereen verborgen. Stalin besloot “tweede revolutie” te voeren. - Grote Doorbraak: de grootschalige industrialisatie en gedwongen collectivisatie waartoe Stalin in 1929 besloot. De grote doorbraak moest de Sovjet-Unie in recordtempo veranderen van overwegend agrarische natie waarin de landbouw in particuliere handen was, in een industriële natie met een planeconomie. Stalin schafte de NEP af. Hij wilde van de bedreiging af. Er heerste namelijk wantrouwen. Het Rode Leger werd versterkt  hiervoor was industrialisatie noodzakelijk. In 1927 ontstonden voedseltekorten. Er braken opstanden uit, die door de klassenvijand verergerd werden. Paragraaf 1.4: Stalins industriële revolutie. Volgens Stalin had het land genoeg aan één partij: de communistische partij. Hij wilde ook de absolute macht hebben. De Sovjet-Unie zou in 10 jaar moeten veranderen van agrarisch land in een moderne industriële revolutie. - Vijfjarenplan: de plannen waarin de productiecijfers stonden die de Sovjeteconomie de komende vijf jaar moest halen. De vijfjarenplannen die van 1928 tot 1989 functioneerden, vormden de kern van de centraal geleide planeconomie. Er ontstond hierdoor een commando economie. - Commando economie: economie waarin de productie via aders van bovenaf tot stand komt. De Sovjet Unie kende vanaf 1929 een centraal geleide planeconomie. Daarin legde de regering in Moskou in vijfjarenplannen vast wat de bedrijven moesten produceren. Ook binnen de bedrijven speelde dwang een belangrijke rol. De discipline op het werk werd onder Stalin met brute vergeldingsmaatregelen gehandhaafd. Het eerste plan bracht nog te weinig met zich mee en Stalin wilde een nieuw plan met hogere doelen. De nadruk lag op zware industrie, energiewinning, bewapening en infrastructuur. Iedereen verrichtte in die tijd werk, maar het zwaarste werk werd verricht door dwangarbeiders. Stalin legde dus een stevige basis voor een industriële samenleving. Industrialisatie was geen succes, de mensen werden opgejaagd en de producten waren zeer belabberd. Hoofdstuk 2: Stalins Terreurbewind. - 1929 – 1934: collectivisatie
collectivisatie: het tot een gemeenschappelijk eigendom maken van land, vee, werktuigen. In de SU werd de landbouw vanaf 1929 op grote schaal met dwang en geweld gecollectiviseerd. De boeren moesten zich aansluiten bij kolchozen en sovchozen. - 1936 – 1938: grote terreur - 1929: begin Stalin cultus - 1930: opstanden in de Oekraïne - 1923 / 33: hongersnood in de Oekraïne - 1934: “Congres der Overwinnaars” - 1936: Jezjov hoofd van de NKVD - 1938: Beria ontvangt Jezjov. In de Oekraïne ging het er zo slecht aan toe dat men overging op kannibalisme. Men dacht dat dit met opzet was gedaan door Stalin. Paragraaf 2.1: de collectivisatie. De boeren moesten zich aansluiten bij kolchozen of sovchozen. - Kolchozen: grote collectieve boerderijen. - Sovchozen: reusachtige staatsboerderijen. Deze waren over het algemeen beter vanwege een vast loon. Door collectivisatie wilde men de klassenvijand aanpakken: de koelakken. De koelakken moesten van het land gehaald worden  werkkampen, geëxecuteerd of gedeporteerd. Dit zorgde voor een oorlog tegen het gehele platteland. De boeren leken een makkelijke prooi, omdat ze na de burgeroorlog zwak waren. In 1930 ontstonden allerlei opstanden. Hier schrok Stalin van. De collectivisatie had nooit geforceerd mogen worden. Het offensief werd gestaakt, maar het was van korte duur. Hierdoor ontstond het Goelag – archipel. - Goelag – archipel: het stelsel van tientallen strafkampen en straf kolonies die over de hele Sovjet Unie verspreid lagen. Bij Stalins dood in 1953 telde de Goelag – archipel ruim vijf miljoen gedetineerden en speciale kolonisten. Er waren toen 75 complexen en 500 werkkolonies. In de Oekraïne werden de eisen verhoogd en niemand mocht de dorpen uit. Dit zorgde voor de dood van vele mensen. Uiteindelijk won Stalin de klassenoorlog.
Paragraaf 2.2: Moderne horigheid. Alles op het platteland was veranderd of vernietigd. Het leven was erg veranderd, maar de dorpscultuur bleef. Platteland bleef sterk in de greep. Er was strenge controle. Alles was precies vastgelegd. De boeren in de kolchoz hadden geen vast loon en als ze al lonen kregen was het heel weinig. Maar het was meestal in natura, de winkelschappen waren immers toch leeg. Voor de staat had de collectivisatie ook nauwelijks voordelen. Met veel pijn en moeite kon de bevolking nog net gevoed worden. De hoge eisen zorgde ervoor dat de grond snel uitgeput was. De richtlijnen waren dus absurd. De hoge belastingen verdwenen uiteindelijk. De kolchoz kreeg een eigen stukje grond en de opbrengst van die grond was verbluffend. Paragraaf 2.3: de revolutie verslindt haar kinderen. In de partij van Stalin werd democratisch – centralisme aangevoerd. - Democratisch – centralisme: het organisatieprincipe van de communistische partijen ontwikkelt door Lenin: discussie binnen de partij was toegestaan, maar eenmaal aangenomen besluiten moesten door ieder partijlid onvoorwaardelijk worden gesteund. In de praktijk betekende dat op den duur alles van bovenaf werd opgelegd. De partij werd geleid door het Politbureau. Zij waren gekozen uit het centraal comité. Deze was weer gekozen door het Partijcongres. - Politbureau: het dagelijkse bestuur van de communistische partij, gekozen uit het centraal comité. Het is het machtigste orgaan van de Sovjet Unie. Stalin was binnen de partij de heersende persoon. - Centraal comité: beleidsbepalend orgaan van de communistische partij. Gekozen uit het partijcongres. Geen dagelijks bestuur vanwege het groot aantal leden. - Partijcongres: op papier was het het grootste orgaan van de communistische partij. Onder Stalin was het meer een applausmachine. Stalin was in 1929 uitgegroeid tot alleenheerser. Hij werd de hemel in geprezen door de mensen. Stalin richtte de NKVD op. - NKVD: het ministerie van Binnenlandse Zaken van de Sovjet Unie, waaronder sinds 1934 de staatsveiligheidsdienst viel. De NKVD voerde de zuiveringen tijdens de grote terreur uit. De geheime dienst had de gevangenissen en werkkampen onder zich en hield via een netwerk van spionnen en verklikkers toezicht op de samenleving. Na Stalins dood kwam de staatsveiligheidsdienst onder de naam KGB in dienst van het Centraal Comité. Er werden showprocessen gehouden, waarbij complotten gesmeed waren om de vijanden van Stalin uit de weg te ruimen. Maar er waren ook mensen die zomaar werden gedeporteerd. Dit was de Grote Terreur. - Grote Terreur: de onderdrukking in de jaren 1936 – 1938, toen de NKVD werd geleid door Nikolaj Jezjov. Stalin wilde met deze terreur elke mogelijkheid van oppositie uitbannen. Miljoenen mensen verdwenen in kampen. Velen werden zonder duidelijke aanleiding opgepakt. Naar schatting zijn er vijf miljoen mensenlevens gesneuveld. Paragraaf 2.4: De Stalin-Partij De partij was de leidende kern van alle maatschappelijke en staatkundige organisaties. Alle functies werden in de loop van de tijd opgevuld met door de partij opgeleidde elite. Partijleden hadden privileges, maar niet iedereen kon lid worden. Er werd propaganda gehouden over de successen van het vaderland en op de kwaliteiten van Stalin. Tallozen mensen zagen Stalin als een soort vader. Maar hij verscheen zelden in het openbaar. Dat was omdat de mythevorming al genoeg deed. Hoofstuk 3: een totalitaire samenleving. - 1929 – 1934: Stalins culturele revolutie - 1941 – 1945: Grote vaderlandse oorlog - 1929: begin alfabetiseringscampagne - 1934: socialistisch – realisme in de kunst - 1938: Stalins “Korte Leergang” verschijnt. - 1939: niet – aanvalverdrag met Duitsland. - 1943: verzoening met de Russische – orthodoxe kerk. Collectivisatie op het platteland is heel hevig. Er heerst wanhoop en ontzetting. Als je kan klikken, werd je door de communisten als een held gezien. Het was moedig idealisme. Paragraaf 3.1: Stalins culturele revolutie. Stalin wilde een nieuw soort mens ontwikkelen. In 1929 startte een culturele revolutie. Hij wilde een totalitaire samenleving. - Totalitaire samenleving: samenleving waarin de staat het hele maatschappelijke leven beheerst. De totalitaire staat heeft de leiding over de economie en over alle toegestane organisaties, heeft een monopolie op de massacommunicatie, beschikt over een officiële ideologie die iedereen moet aanvaarden en bestrijdt via de geheime politie iedereen die blijk geeft van afwijkende standpunten of een afwijkende levenshouding. De culturele revolutie moest een einde maken aan de oude gedachten, normen en waarden. Het analfabetisme nam af, omdat er een schoolplicht kwam. Eigenlijk werd het hele onderwijs uitgebreid. De klassenstrijd werd ook hier voortgezet. Het was niet alleen een verhoging van opleidingsniveau, maar ook een weg naar de nieuwe mens. Het marxisme – leninisme werd er van kleins af aan ingegoten. Stalin’s boek werd onderwezen in alle onderwijswegen. Mensen die het niet eens waren met de ideeën werden opgepakt.
Paragraaf 3.2: Vrije tijd met Stalin. - Komsomol: de in 1918 opgerichte communistische Jeugdbond voor jongeren van 14 tot 28 jaar. Onder Stalin beschouwde de Komsomol zich als een elitekorps, dat voorop ging in de strijd voor het communisme en het toekomstige partijkader van de sovjetstaat leverde. Later werd het lidmaatschap min of meer verplicht. Onder Brezjnev was het een absolute voorwaarde voor een maatschappelijke carrière. De jongeren wilden modelcommunisten zijn. Er werd nauwelijks gedacht aan het persoonlijke. De jongeren propageerden de socialistische wedijver. - Socialistische wedijver: door de staat en de Komsomol bevorderde concurrentie tussen arbeiders en groepen arbeiders om productierecords te vestigen. De socialistische wedijver die werd ontketend na de recordprestatie van de mijnwerker Alexej Stachanov werd gevolgd door een algemene verhoging van de productienormen. De Komsomolleden dachten dat de wereld van hen was. Dat bracht op zijn tijd conflicten met zich mee. De vrije tijd van deze jongeren was in georganiseerd verband, maar dit was ook zo bij de volwassenen. De arbeiders zaten in vakbonden die van allerlei activiteiten aanboden. Onder Stalin kwam een georganiseerde sportbeweging. Hij wilde de militaire weerbaarheid vergroten. Voetbal was de grootste sport die werd beoefend. Er bestonden ook geen kerkelijke feestdagen meer. Voor propaganda werd massamedia gebruikt. Overal werd het socialisme geroemd. Alles moest iets te maken hebben met de opvoeding van de bevolking. Er lagen een aantal eisen op vanuit de partij. In 1934 mocht men alleen nog gebruik maken van het socialistisch realisme. - Socialistisch realisme: kunstvorm die voor de “gewone man” begrijpelijk is en een rooskleurig beeld geeft van de werkelijkheid onder het socialisme. In 1934 werd het in de Sovjetunie de enige toegestane kunstvorm; tot het einde van de Sovjetunie bleef het de officieel gepropageerde stijl. Paragraaf 3.3: een volledige ommekeer? De jongeren waren over het algemeen zeer enthousiast over het communisme. Ze geloofde heilig in een stralende toekomst. Ze sloten hun ogen voor alles wat dat kon verstoren. Er werden ook zuiveringen uitgevoerd om vijanden en verraders uit te schakelen. Het waren vooral ouderen die het loodje legden hierbij, zij waren minder positief over het communisme. Er ontstond zo grote ongelijkheid. Het partijkader had meer privileges. De minste sympathie was te vinden op het platteland. Zij bleven bij de godsdienstige tradities hangen, maar die zouden onderdrukt worden. Het ging niet snel genoeg dus Stalin hielp het een handje. De kerken werden omgebouwd, men mocht niet meer bidden of de bijbel lezen. Ook het gezin werd aangepakt. Allereerst werd het huwelijk afgeschaft. Opvoeden van kinderen moest samen en een eventuele abortus werd betaald door de staat. Dit alles had tot gevolg dat de weeshuizen het aantal in de steek gelaten kinderen niet meer aan konden. Stalin zag dat het ook slecht was voor de industrialisatie en maakte het verplicht dat vrouwen kinderen kregen en ook de abortus werd verboden. In dit opzicht betekende het Stalin – tijdperk een terugkeer naar de oude normen en waarden. Paragraaf 3.4: de Grote Vaderlandse Oorlog De mensen in de Sovjet unie hadden al heel wat rampen achter de rug. Tot de onovertroffen ramp van 1941. Het Duitse leger viel toen Rusland binnen. Stalin liet de boel evacueren en de wegen naar het oosten waren verstopt. Stalin wilde ook vluchten, maar besloot toch te blijven, om het land te verdedigen. Duitsland gaf zich over, maar er waren aan de sovjetzijde 27 miljoen doden gevallen. Duitsers waren ongekend wreed. Alles in Rusland was zwaar aangeslagen. Maar stalinistische systeem overleefde het. De Tweede Wereldoorlog was voor Rusland de Grote Vaderlandse oorlog. Hierdoor kwam de sterkte en de zwakte van het systeem boven. Er waren mensen die wisten dat de Duitsers een aanval op de Sovjet Unie aan het voorbereiden waren, maar die informatie drong niet door tot Stalin omdat niemand hem zulke onaangename dingen durfden te zeggen. Zo hield Stalin ten onrechte het gevoel van zekerheid bij het niet – aanvalsverdrag dat hij in 1939 met Hitler – Duitsland had gesloten. Het Sovjet leger was door zuiveringen van de jaren dertig ernstig verzwakt: Duizenden officieren waren vervangen door politiek maar militair onervaren communisten. Maar er was ook wel degelijk een kracht van het systeem. Het was in korte tijd een enorme defensie – industrie opgebouwd. Door de enorme industriele capaciteit was de Sovjet Unie op den duur in het voordeel tegen Hitler – Duitsland, want de hele oorlog door bleef ze tanks en vliegtuigen produceren. Ook de massale transporten van mensen en materiaal (soms werden hele fabrieken afgebroken, vervoerd en elders opgebouwd) waren indrukwekkend. Veel soldaten waren bereid om voor Stalin en het socialistische vaderland te sterven. Door de keiharde discipline durfde vrijwel niemand op te geven. De propaganda kon nu worden ingezet om gevoelens van patriottisme op te roepen. Hoofdstuk 4: Van stabilisatie naar stagnatie. - 1956 – 1964: destalinisatie Destalinisatie: het verzachten van het door Stalin opgebouwde systeem. De destalinisatie ging in 1956 van start met een geheime reden van Chroesjtsjov op het 20ste Partijcongres. Daarin stelde hij Stalins misdaden tegen de Communistische partij aan de kaak. In 1961 begon een tweede campagne, waarin Chroesjtsjov veel verder ging in zijn kritiek op het stalinisme. Brezjnev maakte een eind aan de destalinisatie. Besloten werd niet meer over Stalin te spreken. - 1964 – 1982: periode Brezjnev - 1953: Stalin overlijdt - 1956: Chroesjtsjov wordt partijleider - 1965: voorzichtig begin aan economische hervormingen. - 1974: gedwongen emigratie Solzjenitsyn - 1977: nieuwe grondwet. Deze bevestigd leidende rol Communistische partij. - 1980: verbanning Sacharov naar Gorki Paragraaf 4.1: Destalinisatie Alle mensen dachten dat na 1945 alles zou veranderen, maar dat bleek niet en ze moesten harder werken dan ooit. Het land was namelijk geheel uitgeput. Stalin was bang voor de Verenigde Staten. De onderdrukking nam ook weer toe. De Goelag raakte overvol. Beria was de machtigste man na Stalin en men verwachtte dus ook dat hij de opvolger van Stalin zou zijn. Ze waren bang voor zijn opvolging en daarom werd hij ook gedood. Ook de veiligheidsdienst werd gezuiverd, Beria was daar werkzaam geweest. Deze kwam onder gezamenlijk bevel van het Centraal Comité. Zo kon niemand de veiligheidsdienst inzetten om (politieke) tegenstanders uit te schakelen. Er werd ook een collectief leiderschap ingevoerd, maar dat kwam al snel in handen van Chroesjtsjov. Hij maakte in 1956 een begin aan de destalinisatie. Veel mensen kregen hun vrijheid terug. Er kwam op steeds meer gebieden vrijheid. Aanvankelijk leek de man dus succes te hebben, maar dat bleef niet zo. De landbouw kwam in een crisis en de welvaart denderde achteruit.
Paragraaf 4.2: gematigd stalinisme De partij spande samen tegen Chroesjtsjov. Brezjnev was de leider van deze samenzwering. Chroesjtsjov werd teruggehaald naar Moskou en kreeg een storm van verwijten over zich heen. Hij moest aftreden en Brezjnev werd aangewezen als nieuwe leider. Niemand verwachtte dat hij lang de eerste man zou blijven, maar het tegendeel was waar: hij bleef 18 jaar, tot zijn dood in 1982. In tegenstelling tot Chroesjtsjov wilde Brezjnev het systeem van Stalin handhaven, maar zonder terreur en willekur. De Communistische Partij hield de leiding en in de grondwet stond nog eens dat alles onder leiding van de partij moest gebeuren. De Sovjet Unie bleef ook een politiestaat waar de veiligheidsdienst verregaande bevoegdheden had en overal aanwezig was. De centraal geleide planeconomie en de collectieve landbouw bleven ook bestaan. Toch leek de persoonsverheerlijking van Brezjnev verdacht veel op die van Stalin. Paragraaf 4.3: een conservatief land. Het eens zo revolutionair regime was een conservatief bewind van grijsaards geworden. De conservatieve bovenlaag had de macht stevig in handen. De leiders waren omhoog gevlogen toen Stalin nog aan de macht was, maar nu onder een andere leiding ging het veel trager en moeizamer. De eisen waren over het algemeen ook veel hoger. Mensen kregen meer vrijheid, maar dissidenten, die het regime openlijk bekritiseerden, werden vervolgd. - Dissidenten: personen met een afwijkende mening. Met de dissidenten in de Sovjet Unie worden vooral de intellectuelen bedoeld die er onder Brezjnev vrijheid van informatie en naleven van de burgerrechten eisten. Pas rond 1980 had de KGB de kleine, maar door het regime gevreesde dissidente groepen uitgeschakeld. Sommige Sovjetleiders waren bang voor dissidenten, omdat er beroemdheden bij zaten en die veel aandacht trokken. Ze waren bang dat de bevolking de kritiek over zou nemen. Bovendien hadden veel dissidenten contacten met buitenlanders die hun publicaties in het Westen verspreidden. De christenen en de nationalisten uit etnische minderheden werden nog bestreden. Het regime worde een nationaliteitenpolitiek. Nationaliteitenpolitiek: de politiek ten aanzien van de verschillende volken in de Sovjet Unie. De sovjetleiders wilden deze volken met behoud van hun eigen taal en cultuur laten opgaan in één sovjetnatie. Stalin gebruikte hiervoor grove dwang, zoals massadeportaties. Brezjnev ging subtieler te werk. Wel propageerde hij het gebruik van het Russisch als gemeenschappelijke taal van de sovjetvolkeren (russificatie) Paragraaf 4.4: een vastlopende economie. In de economie ging men veranderingen uit de weg te gaan. Het ging goed tot 1970. Ze hadden geen angst meer voor het kapitalistische Westen, omdat ze een supermacht waren geworden en in 1970 werden ze ook militair gelijkgesteld. Maar de militaire inspanningen gingen ten kosten van de economie. Er waren te weinig prikkels tot economische vernieuwingen. Daarmee brak de autarkie aan. De planeconomie werkte slechter, dus koos men een “tweede economie”. Doordat de officiële economie steeds minder voldeed, werd er soms ook gekozen voor “zwarte economie”. Politiek en Justitie voerden een hopeloze strijd hiertegen. De tweede economie zorgde ervoor dat de economie niet helemaal vastliep. De landbouw boeide ook op, maar dit ging in 1972 ook mis. Voornaamste oorzaak was de planeconomie. Hoofdstuk 5: stagnatie en ondergang - 1964 – 1975: gestage welvaartsgroei - 1975 – 1991: stagnerend levenspeil - 1975: droge zomer versterkt landbouwcrisis - 1982: Brezjnev gestorven. Andropov aan de macht. - 1984: Andropov gestorven. Tsjernenko aan de macht. - 1985: Tsjenenko gestorven. Gorbatsjov aan de macht. - 1989: eerst vrije verkiezingen - 1991: mislukte staatsgreep. Gorbatsjov uitgespeeld. Paragraaf 5.1: algehele demoralisatie. Er heerste onder de bevolking grote ontevredenheid, de burgers waren machteloos. Ze gehoorzaamden dus maar gewoon. De relatie tussen de staat en de burgers werd gekenmerkt door dwang en passiviteit. Het levenspeil in de Sovjet Unie nam ook toe. Toch werd er steeds meer gemopperd over de planeconomie. Er waren namelijk maar weinig koopwaar verkrijgbaar. Men moest dagelijks land in de rij staan om bepaalde koopwaren te bemachtigen. Hoewel de welvaart toenam, bleef men zich arm voelen. De strengheid in de arbeidsdiscipline was ook verdwenen. Men wilden arbeidconflicten voorkomen en zodoende werd alles getolereerd. In de jaren zestig ontstond er een heus drankprobleem. Veel mensen stierven hierdoor en daardoor daalde de gemiddelde levensverwachting.
Paragraaf 5.2: boeren, vrouwen en jongeren Het communisme werd steeds minder geloofd. Er heerste nog steeds grote onvrede over de planeconomie. De levensstandaard ging wel omhoog, maar boeren voelden zich meer buitengesloten. Ze hadden veel minder dan de stadsbewoners. Boeren deden soms nog minder dan fabrieksarbeiders. Veel jonge boeren trokken massaal naar de stad, tegen de zin van de autoriteiten. Boerinnen deden het slechtste werk, maar dit was niet alleen op het platteland. Ook in de stad deden ze het zwaarste en slechtste werk. De meeste mannen zagen hun vrouw als bediende. Buiten hun gewone werk moest de vrouw ook het huishouden doen. Overtuigde jonge communisten waren bijna niet meer te vinden. Zij hadden andere doelen voor ogen. De jongeren geloofden niet meer in het communisme. Zij droomden van een beter leven voor zichzelf en voelden zich meer aangetrokken tot de westerse jongerencultuur. Paragraag 5.3: conservatieve onmacht De leiders wilden het falen van de planeconomie niet toegeven, omdat dan ook hun falen moest worden toegegeven. De economie was inmiddels geheel gestagneerd. De economische stagnatie werd veroorzaakt door een gebrek aan concurrentie, maar ook door de strakke hiërarchie en de nadruk op gehoorzaamheid drong “onaangename” informatie over de economie maar moeilijk door bij de mensen die het beleid maakten. De bevolking was huiverig voor de (economische) hervormingen. Uit ervaring wisten ze dat veranderingen niet altijd tot verbeteringen leidden. Het communistische systeem mocht dan slecht functioneren, de paar zekerheden die het bood zetten mensen graag op het spel. De hervormingen bleven uit. Hoge functionarissen profiteerden van de “grijze” economie en deden dus weinig aan het bestrijden ervan. Hervormingen konden de macht van de partij aantasten.

REACTIES

D.

D.

Ha Suzanne,
Ik wil je hartelijk bedanken voor de samenvatting, ik hoop dat ik er wat aan zal hebben. Ik heb namelijk morgen m'n mondeling over deze examenstof.Dus nogmaals bedankt! Ik hoop dat het bij jou ook allemaal goed gaat met de cijfers. Ik wens jou alvast alle geluk toe bij het maken van de Examens!!
groeten,
Dennis

21 jaar geleden

N.

N.

hoi, echt wel een goeie samenvatting! bedankt dat je hem op scholieren.com heb gezet! k heb er veel aan gehad.
doei

21 jaar geleden

R.

R.

Bedankt voor de samenvatting!!!
Veel succes met je examen en vooral met geschiedenis;)!!
Roel

20 jaar geleden

I.

I.

hai!
Ik wou je heel hartelijk bedanken dat je je samenvatting van geschiedenis op deze site hebt gezet. Ik heb er heel veel aan gehad! Bedankt!!!!
Groetjes Ilona

20 jaar geleden

A.

A.

wrom geen heilstaaaaaaaat :( ik heb in de ban van de heilstaat nodig!! :'(

20 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.