De wereld van de monniken en ridders;

Beoordeling 5.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 3165 woorden
  • 8 juni 2010
  • 46 keer beoordeeld
Cijfer 5.4
46 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Geschiedenis samenvatting :

De wereldbevolking groeide volgens schattingen tussen 500 tot 1000 van 190 miljoen naar 300 miljoen mensen. Na de stichting van de islam in 622 ontstond een groot Arabisch rijk.
Geschiedenis aantekening 1.
De wereld van de monniken en ridders;
De opkomst van de islam.

Het ontstaan en de verspreiding van de Islam.
Rond 550 bestond de toen bekende wereld uit twee grote rijken
• Het Oost-Romeinse Rijk.
• Het Sasanidenrijk.


Deze beide rijken sloten het Arabisch Schiereiland van de bovenkant af.
Aan de westkant bestonden nog Egypte, Ethiopië en Erilzea. Het Arabisch Schiereiland was omringt door rijken met een voornamelijk Christelijke cultuur.
Omstreeks 600 ontstond op het Arabisch Schiereiland een nieuwe monotheïstisch godsdienst. Op het eiland leefden verschillende nomadische stammen. De verschillende stammen aanbaden een diversiteit aan goden. Op sommige plaatsen bestond een speciaal heiligdom: de “haraam”. In het gebied van de haraam mag niet gevochten worden. Iedereen is er veilig en de haraam word meestal beheerd door een belangrijke familie. Zo’n familie kon status en macht ontlenen aan deze functie. Veel van die nomadische stammen leefden van de handel. Ze trokken met kamelen karavanen door het hele woestijngebied. Sommige families waren door de handel rijk en machtig geworden. Andere families beheerden complete karavaan routes of gedeelten ervan. Toch leverde het altijd conflicten op. Iedereen wilde toch net weer dat ene betere stukje hebben, om toch weer wat rijker te worden.
De verschillende stammen spraken meestal een dialect of een vorm van Arabisch. Zodat ze elkaar meestal wel gedeeltelijk konden verstaan. In deze wereld werd rond 570 Mohammed geboren in Mekka. Dit was een belangrijke handelsstad. Helaas weten we over zijn jeugdjaren niet veel. Hij zou behoren tot de stam van Haashim, een vervormde tak van de Qoeraisj.
De afstamming gaat terug tot Hadir, een van de zonen van de profeet Ismael. Ismael word ook als profeet genoemd. Voordat Mohammed koopman werd, werkte hij als schaapherder. Maar hij trouwde met een rijke vrouw. Na een poosje ging ze dood en was hij een welvarend man. Nu kan Mohammed beginnen met zijn prediking. Tijdens zijn handelstochten had Mohammed veel kennis gemaakt met het Joodse en Christelijke geloof. In de bergen rond Mekka mediteerde hij vaak over de zin van het leven. Dit kon omdat hij genoeg geld had om te eten. Tijden deze meditaties kreeg hij door god gezonden visioenen. Hij zou via de aarsengel Gabriël een belangrijke boodschap van God hebben ontvangen. Mohammed moest de boodschap van god verspreiden onder de Arabische volkeren. Het verhaal werd in het Arabisch vastgelegd in de koran. Je mag de koran alleen in het Arabisch lezen omdat God zich in die taal zich heeft openbaard.

Het Arabisch schiereiland was een onherbergzaam woestijngebied, waar rondtrekkende stammen een harde strijd om het bestaan voerden. Enkele nomadenclans hadden zich in mekka gevestigd, op de karavaanroute tussen de Middellandse Zee, Oost-Afrika en India. De oase was uitgegroeid tot een welvarend handelscentrum. Het was bekend om de Ka’ba een heiligdom met een zwarte steen erin. Mohammed woonde hier toen hij in 610 een visioen krijgt. Volgens de koran omklemde een engel hem en beval hem Gods woord door te geven. Mohammed weigerde 3 keer, waarna hij merkte dat Gods woorden vanzelf uit zijn mond stroomden. Vol angst vluchtte Mohammed een berg op om zichzelf te doden. Maar de aartsengel Gabriël hield hem tegen. Hij bleef het zijn hele leven houden en vertelde wat god vertelde. Zijn volgelingen leerde het uit hun hoofd en schreven het op in de koran. De nieuwe godsdienst had overeenkomsten met het christendom en Jodendom. 1 god vastgelegd in een heilig boek openbaring. Ze geloofden in een individueel leven na de dood, waarin goeden en slechten worden gescheiden. Alleen wie geloofd komt in de hemel of het paradijs. En je moet hem ook prijzen.

De joden leerden de profeet dat Arabieren en joden beide afstamden van Abraham, de joden via abrahams zoon Izak, de Arabieren via abrahams zoon Ismaïl. Ook Mohammeds belangrijkste mystieke ervaring was verbonden met Jodendom en christendom. Op een nacht zou een magisch paard hem naar Jeruzalem hebben gevlogen, de belangrijkste stad van de joden en christenen. Op de Tempelberg zou de profeet zijn begroet door Abraham, Mozes en Jezus. Hij zou langs een ladder naar de hemel zijn geklommen. Daar zei god dat moslims 5x per dag moeten bidden.

Volgens de Koran openbaarde God zich aan Mo in het Arabisch. Daarom mag het boek alleen maar in die taal zijn geschreven en gelezen. Toch blijft het een universele boodschap die zijn boodschap richtte tegen de gehele mensheid. Moslims waren verplicht to de jihad, de inspanning om de islam op aarde te verbreiden.
Hij kreeg in Medina de politieke macht, waardoor dit de eerste islamitische staat werd. Vanaf toen zouden geestelijke en politieke leiding in de islamitische wereld in 1 hand zijn. Vanuit Medina kreeg MO grote invloed op het Arabisch schiereiland. Steeds meer stammen erkenden zijn gezag. Hij kon dus zonder bloedvergieten mekka veroveren. De opvolgers van Mo waren kaliefen. Deze breiden de islam snel uit. Grote gebieden werden islamitisch. Ze hebben ook tweemaal constantinopel bezet. In 711 staken ze over naar Spanje en drongen ze door het hard van het Frankische rijk, Daar werden ze in 732 bij Poitiers aan de Loire teruggeslagen, waarna ze zich terugtrokken achter de Pyreneeën. Precies 100 jaar na de dood van Mo was er een einde gekomen aan de expansie. In 1492 was alles verdwenen. Er geloofden nog mensen maar er werd niet meer gebied veroverd Het byzantijnse rijk was door hen geleidelijk ingenomen en in 1453 was er met de al van Constantinopel helemaal een eind aan gekomen. Daarna verbreide het Turkse Ottomaanse rijk de islam op de balkan.

Hoe de Arabische veroveringen mogelijk waren ?

Het was niet voor het eerst en niet voor het laatst dat nomadenstammen in hoog tempé duizenden kilometers grondgebied veroveren. Voor de Arabieren deden onder andere de hunnen hetzelfde. Deze ruitervolkeren waren militair superieur door de snelheid waarmee ze zich verplaatsten en door hun hardheid en taaiheid, ontstaan in de permanente strijd om het bestaan in steppen en woestijnen. Voorwaarde voor hun expansie was dat ze hun onderlinge verdeeldheid overwonnen. De Arabieren lukt dat dankzij de islam. Verbonden door het geloof staakten ze hun onderlinge strijd en keerden zich met een heilige opdracht tegen de ongelovigen. Degenen die sneuvelden in de jihad gingen rechtstreeks naar het paradijs. Verder speelde mee dat de Arabieren de cultuur van de onderworpen volkeren niet vernietigden, maar overnamen. Daardoor gingen hun overwinningen snel. Ze resulteerden een schitterende culturele opbloei. De Arabieren vormden overal ene politiek militaire toplaag, die gebruik maakte van de bestaande bestuursinstellingen. Ze lieten de filosofische, wetenschappelijke en literaire werken van de Grieken en perzen in het Arabisch vertalen en voegden bestaande bouwkundige tradities samen in een nieuwe architectuur, die mooie bouwwerken opleverde. Economisch waren de Arabieren ook succesvol. Het ontwikkelde zich tot metropolen . Het armzalige Europa viel in de vroege middeleeuwen bij deze bloeiende Arabische wereld in het niet. De Arabische expansie werd verder bevorderd doordat het Perzische en Oost-Romeinse Rijk bij de dood van Mo door onderlinge en interne oorlogen waren verzwakt. Hun volkeren hadden bovendien van de komst van de Arabieren meestal weinig te vrezen. Christelijke minderheden hadden liever te maken met de islam dan met het intolerante christendom. De moslims stonden het heidendom niet toe. Maar waren er wel tolerant naar. Tegen belasting werden ze met rust gelaten zolang ze Mo maar niet beledigden of verzetten tegen de overheid.

Personen:
Gregorius: Grondlegger van de christenheid. Hij was 1 van de 4 kerkvaders die de mensen de juiste weg hadden gewezen. Hij is voorbestemd geweest voor hoge functies maar vond geen bevrediging hierin. Hij verkocht alles en werd monnik. Hij leidde een vroom, ascetisch leven, tot hij werd geroepen tot hoge functies in de kerk. Hij werd in 590 gekozen als paus. Hij was ook de eerste paus die de leefregels van Benedictus propageerde.
Tarik ibn Zijad ( gestorven 720 ): Hij hoorde tot de Imagzighen of moren, die bekend stonden als geduchte strijders. Al in de 3e eeuw voor Christus waren ze met Hannibal, de leider van Carthago, opgetrokken tegen Rome. Tariks vader was overgegaan tot de islam. Tarik zelf kreeg hoge bestuursposten in het tegenwoordige Algerije, Tunesië en Marokko. In 711 stak hij als generaal met 7000 soldaten over naar Spanje. Ze wilden de islam verbreiden. OP 19 juli doodden ze de Spaanse Koning en hierna veroverden ze bijna heel Spanje. Er kwam een eind aan de burgeroorlogen en geloofsvervolging.

Het hofstelsel en de horigheid.
Er was een verval van de steden. Het West-Romeinse Rijk was verdwenen en de steden waren vervallen. Hierdoor woonden de mensen weer op het platteland. De provinciehoofdsteden werden bisschop zetels. De West – Europese economie tussen 500 en 1000 was volledig agrarisch. De opbrengst van de grond was ook nog erg laag. De mensen waren dus verplicht om in de landbouw te werken. ( autarkie ). Alleen de adel en geestelijkheid waren er van vrijgesteld. De plattelandgemeenschappen waren voornamelijk zelfvoorzienend. ( autarkie ) Men leefde van het land en de omgeving. Ook hadden de boeren weinig tot geen overproductie, hierdoor lag de armoede en honger op de loer. De mensen leefden in een kleine hut samen met hun dieren.

Halfvrije boeren en heren : ., Tussen 500 en 1000 gingen de meeste boeren deel uitmaken van een nieuwe maatschappelijke klasse. “ De halvrije horigen “ . Horigen hoorden bij de grond. Zonder toestemming mochten ze de grond niet verlaten. Ze waren wel vrij op het grond van de heer zelf. De horigheid is een overblijfsel uit de rudiment. ( Romeinse tijd ). De keizeren verbood rond 400 de boeren hun land te verlaten. Na 500 nam de onveiligheid toe. Dit kwam omdat het Romeinse rijk was vervallen. Er was geen overheid die bescherming bood. De boeren zochten bescherming bij de heer. In ruil voor bescherming moesten ze hand en spandiensten verlenen. Zo ontstond het middeleeuws hofstelsel. De heer bezat een groot stuk land dat in twee stukken is gedeeld.
1. Het vroonland: Deel van de heer zelf
2. Het hoevenland: Deel voor de boeren.
De boeren hadden dus een hoeve met land. Hier mochten ze voor eigen gebruik verbouwen. Wel moesten ze nog een groot deel weggeven als belasting. Op het vroonland moesten de boeren herendiensten verrichten. Zo onderhielden ze het vroonland. De horigen betaalden dus in natura. Ze mochten het land niet verlaten en ze mochten ook niet trouwen zonder toestemming van de heer. Als een boer trouwde mocht de heer de eerste nacht vragen. Dit kon de boer afkopen door de heer weer een koe te geven of wat anders. Als je het land verkoopt hoort de horige daar ook bij.

Hofstelsel en Horigheid

De vrijwel volledige vervanging in West-Europa en de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienend agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid.

In vergelijking met de islamitische wereld maakte Europa in de vroege middeleeuwen een armzalige indruk. Van het Romeinse rijk waren slechts ruïnes over. De steden en de wegen waren goeddeels verdwenen. Handel en nijverheid waren er bijna niet meer. De gekrompen bevolking leefde op het platteland, in kleine eenheden die vrijwel zelfvoorzienend waren.

Ook in het Romeinse rijk woonden de meeste mensen op het platteland. De meeste steden hadden niet meer dan 10 000 inwoners. Alleen rome had meer dan een miljoen inwoners. De steden waren toch van levensbelang. Het waren de centra van waaruit het rijk werd georganiseerd, van waaruit de handel en nijverheid werden bedreven en waar de cultuur bloeide. Er bleef een landbouwstedelijke samenleving bestaan, maar er bleven ook veel restanten over. Alleen de bisschoppen die in de vroegere provinciehoofdsteden zetelden, voorkwamen dat ze helemaal verdwenen. De West-Europese economie was vrijwel volledig agrarisch, de opbrengst van het land was zo laag dat de meeste mensen wel in de landbouw moesten werken. Alleen de geestelijkheid en de adel waren ervan vrijgesteld. De handelaren en ambachtslieden waren samen met de steden verdwenen. De plattelandsgemeenschappen waren grotendeel autarkisch. Ze gebruikten het houd uit de omliggende bossen om te stoken , huizen te bouwen en werktuigen te maken. Kleding werd er van wol gemaakt, er was ook nauwelijks een ruilhandel. Honger en gebreken lagen altijd op de loer.

In het Romeinse rijk bestonden reusachtige landbouwbedrijven, waarop slaven werkten. Er waren zelfstandige boeren en halvrije horigen. Dit kwam er dus nu ook weer. Ze waren niet rechteloos en hadden grond maar mochten daar niet zomaar vanaf gaan. Nu waren de producties erg gedaald en om dat te voorkomen lieten de keizers het verboden worden voor boeren om dan de grond af te gaan. De onvrijheid nam toe door de groeiende onveiligheid. De overheid bood geen bescherming meer rondtrekkende bendes hadden vrij spel. Veel boeren zagen zich gedwongen zich onder bescherming te stellen van g rootgrondbezitters met eigen legertjes en versterkingen. In ruil voor bescherming gingen ze allerlei verplichtingen aan. Zo ontstond het middeleeuwse hofstelsel. Grootgrondbezitters had op zijn landgoed ( domein ) een centrum, het hof waaruit hij zijn gebied beheerste. Het domein was in tweeën gesplitst. Het ene deel, het vroonland, was van de heer zelf. Hierop stond een hoofdgebouw en bijgebouwen als molen, weverij of brouwerij. Het was onderverdeeld in akkers, weidne nen woeste gronden. Vaak waren het ook een moerstijn en een wijngaard. Het andere deel van het domein, het hoevenland, was van de boeren. Ze hadden een hoeve en mochten omliggende bos gebieden gebruiken om van te leven. Daar stonden verplichtingen tegenover, meestal in de vorm van herendiensten.

Geld: In de middeleeuwen werden de waarde van het geld bepaald door de waarde van het metaal in munten. In het Romeinse rijk had muntgeld een belangrijke rol gespeeld in het dagelijks leven. Er worden mee betaald. Maar in 400 verdween de geldeconomie. Het is nooit helemaal verdwenen maar werd erg schaars. De geldcirculatie was bepaald niet constant, maar verschilde sterk van plaats tot plaats en van tijd tot tijd. Oplevingen werden gevolgd door terugvallen. Lang bleef zelfvoorziening ruilhandel en herendiensten overheersen maar hierna nam het toe.

Het feodale stelsel/ leenstelsel.
De boerenhoeve en versterkte plaatsen groeiden uit tot kastelen. Hier omheen ontstonden domeinen ( 500 dorpen ).
Een domein werd bestuurd  edelman, bisschop of een klooster
Een domein behoort tot het grondgebied van een vorst ( koning of keizer ). In ruil voor krijgsdienst en raad gaf de koning een of meerdere domeinen in leen.

Het leenstelsel heeft dus 1. Leenheer  leenmannen  achterleenmannen.

De hoge adel had wel 100 domeinen in leen. Om deze gebieden te beheren beleenden zij domeinen aan de lage adel ( achterleenman ). Om een leen te krijgen legde de leenman een eed af aan de leenheer. Dit was een persoonlijke band tussen de leenheer en de leenman. Na zijn dood verviel het leer weer aan de leenheer. Dit werd wel steeds vaker erfelijk. Zo raakte de koning steeds meer land en invloed kwijt.

In ruil voor het leen moest de leenman zijn heer bijstaan met raad en daad:

Raad  Advies geven.
Daad  Hij bracht een legere op de been als de leenheer oorlog wilde voeren, bestuurt het gebied, inde de belastingen en sprak recht namens de heer.
De middeleeuwse samenleving was een feodale samenleving. Er bestonden 3 standen.
1. Geestelijkheid:  bidden
2. Adel:  Vechten
3. Derde stand:  werken ( boeren, burgers en de buitenlui )
Daarnaast bestonden nog de horigen en de slaven.

Hoe het leenstelsel eindigde:
Door de vererving en huwelijkspolitiek komen steeds meer lenen in handen van steeds minder adellijke families. De opkomende steden eisten steeds meer privileges. Zo verloor de adel steeds meer macht. Na de Franse revolutie ( 1789 ) werd in bijna heel Europa de feodaliteit afgeschaft.
Graafschappen:  Provincies.
Heerlijkheden:  Werden gemeenten
De burgerij ging regeren ipv. De adel.

EINDE VAN DE FEODALE SAMENLEVING!!!!!



Het feodale stelsel !!!

Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur.

De overheid zorgde voor veiligheid, handhaafde het recht volgens geschreven regels en beschikte over ambtenaren. Die tegen een vast inkomen in overheidsdienst waren en moesten voldoen aan vastgelegde normen. Van dat Romeinse staatsapparaat bleef in de vroege middeleeuwen weinig over. Alleen geestelijken konden nog lezen en schrijven, zodat bestuur volgens beschreven wetten en regels niet meer goed mogelijk was. Omdat er geen goede wegen meer waren, konden heersers alleen in beperkt gebied werkelijk hun gezag doen gelden .De Germaanse koningen hadden soms grote rijken, maar het gezag varieerde. Ze waren afhankelijk van lokale machthebbers, die ze aan zich probeerden te binden door hen trouw te laten zweren. Die lokale potentaten zelf waren ook afhankelijk van een schare getrouwen. Die bonden zich op hun beurt aan een heer om bescherming. Er was een nieuwe bestuurstelsel. Het feodalisme.

Het feodale stelsel kwam voor het eerst tot volle ontplooiing in het Frankische rijk van Karel de GROTE. Het was het grootste koninkrijk dat op de ruïnes van het Romeinse rijk was ontstaan. Een van de Frankische krijgsheren, Clovis, onderwierp rond 500 in een serie veroveringstochten bijna geheeld Gallië. Na zijn dood werd het verdeeld onder zijn zoons, mar het viel niet definitief uiteen. In de 8e eeuw waren er weer heersters

Martel ( 719 – 741 )  zoon Pippijn de Korte ( 741 – 768 )  kleinzoon Karel de Grote ( 768 – 814 ). Karel werd de machtigste Europese vorst van de Vroge middeleeuwen. Toen hij koning werd, bestond het rijk ongeveer uit fa, be , nl en een stukje Duitsland. Hij breidde het uit met Duitsland. Karel bracht voor zijn verovingsoorlgoen grote ruiterlegers op de been. Door technische verbeteringen werden voor het eerst in Europa ridders te paard superieur aan het voetvolk. De ruiters kregen betere zwaarden Enso. Dit wel ontzettend duur en konden alleen edelen betalen. Karel bond hen aan door grond te geven. Hij gebruikte grond van zijn eigen domeinen, van de kerk en vooral ook van overwonnen gebieden. Karel verdeelde zijn paar honderd gouwen, die elk een graaf of hertog aan het hoofd kregen. In de geldarme economie waren grond en ambten v oor de hand liggende betaalmiddelen. Maar de controle daarop was niet te handhaven, zeker niet als de domeinen ver weg lagen. Karel zelf was nog wel min of meer verzekerd van de trouw van zijn vazallen. Als krijgsheer had hij een ongeëvenaard gezag. Maar na hem werkte het leenstels versnippering in de hand. Aan de leenrelatie kwam in principe een eind met de dood van de heer of de vazal. Maar ze gingen hun leen zien als erfelijk bezit en probeerden het op hun kinderen over te dragen. Vaak lukte dit ook. Graven en hertogen gingen zich steeds meer als zelfstandige heersers gedragen. En in de 9e eeuw gingen ze dit ook zelf uit leen geven en ook dit werd erfelijk. In het jaar 100 waren grote delen van Europa feitelijk in macht van handen was van kleinere kasteelheren, die in hun gebied naar believen recht spraken, belastingen hieven en de bevolking onderdrukten met legertjes van ridders die op hun kasteel woonden. Van het oppergezag van de koning was in veel streken weinig of niets meer te merken.

497: Clovis bekeert zich tot het christendom
500 – 1000: Nieuwe maatschappelijke klasse : De halfvrije horigen.
530: Benedictus stelt kloosterregels op
540:geboorte Gregorius
550: wereld had twee grote rijken.
570: geboorte Mohammed.
590: Gregorius word paus.
596: Gregorius stuurde monniken naar het Keltische Brittannië.
610: Visioen Mohammed
622: Mohammed sticht de islam.
632: Mohammed gaat dood
690: Wilibrod begint missie vanuit Utrecht.
711: Moslims steken over naar Spanje
750: Het Arabische rijk valt uiteen
800: Karel de Grote tot keizer gekroond.
880: Nederland wordt deel van Duitse Rijk

1000: werkelijk christelijke middeleeuwen.
962: Stichting Heilige Roomse Rijk
1453: val van Constantinopel.
1789: Franse revolutie

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.