Hoofdstuk 6: De weg naar de Hemelse Vrede. China als totalitaire staat
§1 De erfenis van het verleden
§1.1 Kenmerken van de traditionele samenleving
Confucius (551 – 479 v.chr.) Confucius pleitte voor een samenleving met een centraal gezag en waar iedereen zijn plaats kende.
“Vijf menselijke relaties”
1. Heerser – onderdaan
2. Vader – zoon
3. Oudere broer – jongere broer
4. Man – vrouw
5. Vriend – vriend
Hemels mandaat: de keizer, de zoon des hemels, had het hemels mandaat, een volmacht om op aarde te regeren. Als er wanorde ontstond in een land bleek daaruit dat er slecht geregeerd werd en mocht het volk in opstand komen.
Om ambtenaar te kunnen worden moest men kennis hebben van het juiste gedrag en het juiste bestuur, dit is te lezen in de klassieken. Om toe te kunnen treden in de rang van de Mandarijnen, de bestuursambtenaren, moest men voor de staatsexamens slagen. Het was heel moeilijk om voor zo’n staatsexamen te slagen, in praktijk kon iedereen er aan meedoen maar het kostte veel tijd en geld, iets wat niet iedereen had.
Wanneer men eenmaal ambtenaar was, had deze kennis bijna geen waarde meer. Als ambtenaar moest men er voor zorgen dat alles in een land soepel verliep.
De maatschappelijke ladder in het oude China:
1. Keizer
2. Ambtenaren/geleerden, besturen het land
3. Boeren
4. Ambachtslieden
5. Kooplieden, profiteurs
§1.2 De invloed van het Westen
Sinocentrisme: de visie waarin China het middelpunt van beschaving vormde met daarom heen staten die, naarmate ze verder van China aflagen, steeds onbeschaafder werden bevonden.
1839-1842: twee opiumoorlogen door Engelsen, dwongen de openstelling van China af.
Verdragshavens: Chinese kuststeden waarin de Engelsen (en later ook andere landen) vrijhandel mochten drijven en die onder Engels gezag en wetgeving vielen. De Engelsen hadden deze verdragen afgedwongen.
De Manchu dynastie verzwakte door:
1. binnenlandse opstanden
2. buitenlandse druk
3. grote hongersnoden
4. bureaucratisch en corrupt regeringsstelsel.
1912 Guomindang olv. Sun Yatsen
Drie volksbeginselen:
1. Nationalisme
2. democratie
3. welzijn voor het volk
Het lukt Sun Yatsen niet deze drie volksbeginselen in te voeren en de WARLORDS nemen de macht over.
§1.3 De Guomindang en de Communistische partij
‘Vier mei beweging’, 1919: keert zich tegen het westers imperialisme maar liet zich tegelijkertijd inspireren door westerse ideeën als nationalisme en gelijkheid:
1. tegen het dwingende familiesysteem
2. positie vrouwen verbeteren door het voetbinden af te schaffen en vrouwen recht op onderwijs te geven.
3. Chinese taal werd vereenvoudigd, volk moest enige vorm van onderwijs krijgen om te moderniseren en industrialiseren.
1921: oprichting Communistische Partij China (CPC). 1934 steunden de boeren, Mao Zedong leider. 1925 Sun Yatsen † opgevolgd door Chiang Kaishek. 1923-1945 CPC + GMD hebben drie keer geprobeerd samen te werken tegen Japan. Chiang maakte een einde aan de samenwerking en zette zijn leger in tegen de communisten.
Nationalistische periode leidde tot:
1. modern, goed getraind leger
2. een huwelijkswet die de positie van vrouwen verbeterde.
De GMD ontwikkelde zich tot een partij van de rijken die door corruptie en de wreedheid van haar soldaten de band met de bevolking verloor. Chiang zelf, beïnvloed door fascistische ideeën over leiderschap, werd een dictator.
1937: Chiang Kaishek werd gedwongen onder druk van zijn eigen troepen Japan de oorlog te verklaren aan Japan, hij bleef de communisten als een grotere vijand beschouwen.
GMD: corruptie, verwaarlozing, chaos, hamsteren, belastingen, zwarte handel en zaken doen met de Japanners. Communisten: verlaging van de belastingen, de pachtsommen, verhoging van de productie en de levensomstandigheden, en zij brengen de theorie in praktijk.
Guerrillatactiek: tactiek waarbij de vijand wordt aangevallen door kleine groepen wanneer en waar deze zwak is en wordt ontweken wanneer en waar deze sterk is.
Japanners tot overgave gedwongen door middel van atoombommen VS.
Burgeroorlog GMD + communisten. GMD beter leger maar verloren toch door: 1. tussen de verschillende GMD gebieden en steden bestonden te lange communicatielijnen. 2. de communisten bezaten het platteland, waar zij met landhervormingen veel aanhang onder de boeren kregen.
De GMD raakte gedemoraliseerd, ze liepen over naar de communisten en verloor aanhang door wreedheid, corruptie en wanbeheer. Een miljoen GMD soldaten sneuvelde in de vierenhalve maand voor de overwinning van de communisten. Chiang Kaishek vluchtte naar Taiwan en op 1 oktober 1949 riep Mao Zedong de Volksrepubliek China uit.
§2 Geloof in een nieuw China 1949-1957
§2.1 De economische ontwikkeling
Communisme=gelijkheid voor iedereen.
Communisme in vier fases:
1. uitbuiting van arbeiders (boeren). Veel particulier bezit. Rijken worden rijker, armen
worden armer
2. Revolutie van arbeiders
3. De maatschappij wordt omgevormd tot een communistische maatschappij. Dit kan
met geweld gebeuren. De staat nationaliseert de productiemiddelen.
4. De communistische heilstaat. Iedereen is gelijk en krijgt over een gelijk deel van.
Iedereen werkt enthousiast mee en is gelukkig.
1949: Communistische Partij aan de macht door geloof dat zij de enige waren die een einde aan de economische onderontwikkeling en sociale ongelijkheid.
Geen uitbuiting, onderdrukking maar gelijkheid, menselijke waardigheid en welvaart voor iedereen.
Veel moeilijkheden overwonnen worden om communisme te bereiken, zoals:
1. viervijfde van de bevolking was analfabeet
2. spoorwegen, wegen en irrigatiewerken waren verwoest
3. buitenlandse banken en handelaren verdwenen
4. de steden werden geteisterd door hongersnood en enorme inflatie.
1949-1956 Opbouw van het communisme: - grootgrondbezit afschaffen en grond herverdelen - daarna invoering van collectivisatie(= het land wordt in productieteams bewerkt) olv. CPC - 5-jaren plannen voor industrie naar model Sovjet-Unie - Heropvoeding van het volk door middel van massacampagnes.
Landhervorming: herverdeling van het grondbezit onder de boeren, in China uitgevoerd na 1949.
Boeren werden opgevoed tot socialistische boeren die met inzet en enthousiasme collectieve arbeid gingen verrichten door:
1. propaganda
2. politieke bewustwording
3. pressie
§2.2 De politieke ontwikkeling 1949-1957
Klassenvijanden: mensen waarvan in China de Communistische Partij bepaalde dat zij niet wilden meewerken aan de opbouw van de communistische staat.
Parallelle machtsstructuur: politiek-bestuurlijk stelsel waarin de staats- en partijorganisaties formeel gescheiden zijn, maar in iedere bestuurslaag er veel personele overlapping bestaat.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden