In de Nederladen had Filips II Margaretha van Parma aangesteld als landvoogdes. Zij kon echter nooit snel handelen want Filips II moest alle beslissingen nemen, maar die verbleef in Spanje. Ze regeerde vanuit Brussel en kreeg hulp van 3 adviesraden:
- Raad van State bestond uit hoge edelen en rechtsgeleerden. Zij gaven advies. Deze was het minst belangrijk omdat edelen vaak tegenwerkten.
- Geheime Raad bestond uit juristen en waren betrokken bij wetgeving en bestuur. (belangrijkst)
- Raad van Financiën bestond uit mensen met kennis van financiën. Zij hielden toezicht op de financiële situatie.
Margaretha overlegde veel, voornamelijk met haar belangrijkste adviseur Granvelle, soms tegen de zin van het volk in. Onder de landvoogdes stonden de stadhouders (plaatsvervanger van Filips per gewest). De stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht was Willem van Oranje. Per gewest was er ook een statenvergadering. Zij gaven advies aan de stadhouver en namen beslissingen over de beden. De gewestelijke staten kwamen met zijn allen bijeen in de Staten-Generaal. De steden van een gewest werden bestuurd door burgemeesters en de gemeenteraad (vroedschap). Rechtspraak in een stad was in handen van de schout en schepenen. Rijke burgers gaven leiding aan de schutterijen (gewapende burgerwachten).
Om de greep op de Kerk te versterken, regelde Filips II met de paus een kerkelijke herindeling voor de Nederlanden (1559). Er waren nu 3 aartsbisdommen: Mechelen, Kamerijk en Utrecht (waarvan Mechelen de belangrijkste was).
In 1562 werd de Liga opgericht. Deze eiste het vertrek van Granvelle, die uiteindelijk vertrok in 1564. Er ontstonden spanningen tussen de rijke adel en Filips II vanwege verzet tegen de centralisatiepolitiek en vanwege de vervolgingen van ketters door Filips II. Redenen voor het verzet:
- De afwezigheid van Filips II
- De toenemende invloed van de Hervorming
- Filips II hield zich meer bezig met de bestrijding van de Turken en piraten.
- De economische problemen (werkloosheid en voedselgebrek)
‘Slechts een stelletje bedelaars’
Van verzet naar opstand (1560-1575)
Het Compromis was een verbond van lage edelen. Zij boden in 1566 een smeekschrift aan Margaretha van Parma om te vragen om versoepeling van de aanpak van de ketters. Zij beloofde voorlopig minder streng te zijn, maar kon niets beslissen zonder instemming van Filips II die nog steeds in Spanje zat. Dit contact verliep dus niet soepel en ze kreeg geen antwoord. Alle verzetters tegen de Spanjaarden werden geuzen genoemd, wat kwam van het Franse gueux wat bedelaars betekende.
De aanhang van de calvinisten groeide. Zij hadden geen eigen kerkgebouwen en hielden daardoor hun preken in de open lucht: hagespreken. Kerken moesten gezuiverd worden; dit zou de werkloosheid, de armoede en de hoge broodprijzen verhelpen. Hierdoor begon de Beeldenstorm. De mensen die hieraan meededen, deden het soms spontaan en soms georganisseerd en waren (arme) calvinisten, katholieken en edelen. Margaretha van Parma kreeg weer snel orde in de Nederlanden door het toestaan van de calvinistische preken.
Toen Filips II hoorde van de Beeldenstorm riep hij de hertog van Alva bij zich, één van zijn beste generaals, stelde hem in als landsheer en gaf hem de opdracht om de ketterij en het verzet in de Nederlanden uit te roeien, de Katholieke Kerk te herstellen en belasting in te voeren (zoals de tiende penning). Bij zijn aankomst in 1567 stelde hij de Raad van Beroerten (Bloedraad) op, waarbij hij mensen ter dood veroordeelde en verbandde. Om een standpunt te maken, liet hij Egmont (stadhouder van Vlaanderen) en Hoorne (lid van de Liga) onthoofden. Willem van Oranje was aan deze straf ontkomen, omdat hij gevlucht was. Willem van Oranje liet het hier echter niet mee zitten. In 1568 stormde hij met zijn huurleger de Nederlanden binnen, zonder succes. De geldstroom voor Alva verdween vanwege de strijd van de Spanjaarden tegen de Turken, waar veel geld in werd gestoken. De watergeuzen waren een felle groep opstandelingen die actief verzet pleegde tegen Alva (voornamelijk radicale calvinisten). Zij gaven steun aan Willem van Oranje, die zich had aangesloten bij de calvinisten. In 1572 maakte Willem nieuwe plannen: vanuit Duitsland en Frankrijk zouden legers de Nederlanden binnenvallen en tegelijkertijd moesten de watergeuzen vanuit zee een stad veroveren. Op 1 april veroverden de geuzen Den Briel. Omdat Alva een aanval verwachtte uit Frankrijk werd hij verslagen. Zo ontstond er ruimte voor verzet. Niet veel later verklaarden een aantal steden dat zij Willem van Oranje erkenden als stadhouder. Dit was revolutionair, want alleen de landsheer mocht een stadhouder aanstellen. Alva kon de Opstand niet neerslaan. Wel wisten de Spanjaarden een aantal steden terug te heroveren, maar Alkmaar en Leiden gaven niet in. In 1573 verving Filips II Alva door Requesens, die de strijd moest voorzetten maar gematigd moest optreden om onderhandelingen mogelijk te maken. Ook hij kon de macht in de Nederlanden niet herstellen.
Scheiding tussen Noord en Zuid
Poging tot bundeling van het verzet (1575-1581)
In 1576 overleed Requesens en sloegen de soldate aan het muiten. De opstandige gewesten en de gewesten die trouw waren gebleven aan de koning sloegen de handen ineen en kwamen met een onderling vredesverdrag: de Pacificatie van Gent. Daarin werd afgesproken dat:
- Spaanse troepen het land uit moesten
- De vervolging van de ketters moest stoppen
- Het calvinisme behield zijn bevoorrechte positie in Holland en Zeeland
- Er mocht niets tegen het katholieke geloof ondernomen worden
Toen het verdrag nog niet was ondertekent, vond de Spaanse Furie in Antwerpen plaats waarbij duizenden mensen werden vermoord. De ondertekeningen werden hierdoor versneld. Willem van Oranje hoopte hiermee de eenheid bewaard zou kunnen blijven door een religievrede (godsdienstvrijheid).
Filips II erkende de Pacificatie van Gent niet, omdat hij maar maar één geloof wilde. Om de Katholieke Kerk te herstellen, stuurde hij Don Juan die al snel overleed. De Pacificatie van Gent hield echter geen stand door de fanatieke houding van de calvinisten, wat katholieken afschrikte. Er ontstond een scheiding in de Nederlanden tussen degenen die de Opstand wilden doorzetten en zij die trouw wilden blijven aan het Spaanse gezag. De scheiding werd versterkt door de komst van een nieuwe landvoogd: Alexander Farnese, hertog van Parma. In 1579 werden twee unie’s opgericht:
- Unie van Atrecht: de 3 Waalse gewesten sloten vrede met Parma en kregen privileges terug. De Katholieke Kerk werd als enige kerk erkend.
- Unie van Utrecht: de Noordelijke gewesten sloten een militair verbond. Zij bleven doorvechten tegen Spanje. Ieder gewest mocht zelf zijn godsdienst bepalen.
In 1580 werd Willem van Oranje in de ban gedaan door Filips II. Willem verdedigde zichzelf in een geschrift (de Apologie) waarin hij de koning een bedrieger noemt. In 1581 besluit de Staten-Generaal Filips II niet langer als hun landsheer te erkennen: de Acte van Verlatinghe. Willem van Oranje werd niet de nieuwe landsheer, omdat buitenlandse steun nodig was. Zowel Frankrijk, als Engeland wilde geen soeverein worden. Wel kwam Anjou, de broer van de Franse koning, met soldaten naar de Nederlanden om hen in de Opstand te steunen. Hij werd de nieuwe soeverein (hij kreeg de landsheerlijkheid).
Republiek tegen wil en dank
Op het nippertje uit het Habsburgse Rijk (1581-1588)
Er waren nu twee landsheren: de hertog van Parma en Anjou. Parma had veel geluk. Filips II had een wapenstilstand met de Turken, waardoor er meer geld beschikbaar was voor Parma. In 1585 veroverde hij een aantal steden waaronder Antwerpen. Hij won de katholieken over door zijn respectvolle omgang. Anjou daarentegen was erg onbekwaam en kon geen vertrouwen winnen. Zo pleegde hij nog in 1583 een militaire aanslag (de Franse Furie) op Antwerpen. Kort daarop stierf hij. In 1584 werd Willem van Oranje vermoord door Balthasar Gerards.
De opstandige gewesten kregen hulp van de Engelse, protestantse graaf van Leicester. Maar al snel werd duidelijk dat hij aan het onderhandelen was met Parma voor het sluiten van vrede en werd hij verjaagd. De opstandige gewesten besloten de soevereiniteit zelf op zich te nemen. Zo ontstond in 1588 een nieuwe statenbond, de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De macht lag bij de statenvergaderingen die samenwerkten in de Staten-Generaal. De leiding lag bij Maurits (stadhouder), Willem Lodewijk (stadhouder Friesland en Groningen) en Johan van Oldenbarnevelt (raadspensionaris). Dit alle had voorkomen kunnen worden als Filips II niet wederom zijn aandacht richtte op andere oorlogen. In 1588 stuurde hij een vloot, de Armada, naar Engeland wat eindigde in een nederlaag. Ook moest hij ingrijpen bij de burgeroorlog in Frankrijk tussen de Rooms-katholieken en de hugenoten. Deze eindigde in 1589 door het Edict van Nantes wat meer vrijheid gaf aan de hugenoten. Dit werkte in het voordeel van de Republiek: alle 7 gewesten waren onafhankelijk en de macht lag bij henzelf.
Moordenaars, plunderaars en verkrachters
De samenleving in de Nederlanden en de oorlog
Een oorlog kon toentertijd maanden duren, tot de bevolking uitgeput en uitgehongerd overgaf. Het waren uitputtingsoorlogen. Het belangrijkste van een oorlog was het veroveren van steden. Voor de belegering van een stad was een beroepsleger nodig die maandenlang betaald moesten worden. Dit kostte veel geld dat Filips II al niet meer had. De legers van de Republiek waren dat niet voor hun beroep. Zij streden uit motivatie. Door de geldnood aan de kant van de Spanjaarden begonnen de soldaten te muiten. Zo’n leger dat muiterijen pleegde bestond uit een zelfgekozen leider (electo) die onbeperkte volmachten kreeg. Ze gaven erg veel overlast en ookal kochten sommige steden de plunderingen af, de bewoners leden onder het gedrag van de soldaten. Na verloop van tijd begonnen de onderhandelingen. Ze hadden 3 eisen: uitbetaling van achterstallig soldij, generaal pardon voor het muiten en recht van overplaatsing (ontkomen van wraak). De troepen kregen genade omdat ze onvervangbaar waren.
Oorlogsinvloeden:
- Steden werden ingenomen met daarbij toegestande plunderingen en muiterijen
- Er waren prijsstijgingen, hongersnoden en besmettelijke ziektes
- De handel en nijverheid werd belemmerd
- De landbouw liep veel schade op door vele inundaties (het onder water zetten van land), wat als wapen diende tegen de Spanjaarden
- Minder bevolking in het Zuiden door veel emigratie naar het Noorden
‘Die tyrannie verdreven’
De gevolgen van de Opstand voor de Noordelijke Nederlanden
Toen de Republiek werd opgericht was het nog klein: Holland, Zeeland, Utrecht en Friesland. Door veroveringen werd het gebied op den duur uitgebreid. De Republiek was een statenbond, wat inhield dat elk gewest onafhankelijk was. Maar er moest een vorm van samenwerking zijn en dat gebeurde in de Staten-Generaal. Er was eenparigheid in de Staten-Generaal wat betekende dat iedereen voor of tegen moest zijn als er een besluit werd genomen over vrede, oorlog, wapenstilstand of belastingen. Het bestuur was als volgt:
- Stadhouder: een dienaar van de staten van een gewest. Hij was opperbevelhebber en had het recht bestuurders te benoemen en het recht van gratie (leven van een ter dood veroordeelde sparen).
- Raadspensionaris/Landsadvocaat: een rechtsgeleerde ambtenaar. Het was een soort minister van Buitenlandse Zaken.
Officieel hadden alle gewesten evenveel invloed, maar Holland’s invloed was het grootst omdat daar de meeste mensen woonden en er dus het meeste belasting werd betaald. Samengevat was dit het bestuur:
Steden werden bestuurd door de vroedschap (regenten) die burgemeesters en schepenen (soort politie) kozen.
Gewesten werden bestuurd door de statenvergadering (vertegnwoordigers van de adel en steden) met als leiding de raadspensionaris. Plus elk gewest koos zijn eigen stadhouder.
Algemene zaken werden behandeld in de Staten-Generaal.
Het leger en de vloot stonden onder opperbevel van de stadhouder.
In de loop van de 16e eeuw was het Noorden economisch sterker dan het Zuiden. Oorzaken:
- Het Zuiden had meer te lijden onder het oorlogsgeweld
- De afsluiten van de Schelde maakte van Amsterdam de belangrijkste haven en dat lag in het Noorden
- Vele kooplieden en ambachtslieden (protestanten) vluchtten naar Amsterdam
- Er was veel werk in het Noorden waardoor ze zuiderlingen aantrokken die vluchtten voor armoede
Op het gebied van sociale verhoudingen was er één grote verandering: er was geen aparte stand voor de geestelijkheid. In de steden was de adel belangrijk, maar meer naar de achtergrond verdwenen door de opkomst van de rijke burgerij met daaronder de middenklasse.
Op het gebied van sociale verhoudingen was er één grote verandering: er was geen aparte stand voor de geestelijkheid. In de steden was de adel belangrijk, maar meer naar de achtergrond verdwenen door de opkomst van de rijke burgerij met daaronder de middenklasse.
In de Republiek was geen staatskerk, maar de Gereformeerde Kerk werd de officiële Kerk. Er gold gewetensvrijheid in de Republiek: je mocht geloven in wat je wilde, maar je mocht het niet openbaar uitoefenen. Er waren dus geen kerken voor niet-calvinisten, maar wel schuilkerken.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden