Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

De studiegids, Nederlanders en hun gezagsdragers

Beoordeling 7.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 5310 woorden
  • 10 december 2003
  • 41 keer beoordeeld
Cijfer 7.6
41 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Geschiedenis – periode 7 – De Studiegids *vroeger> gewone volk had niks te zeggen: -stadhouders, koningen, regenten hadden macht >veranderde op helft 18e eeuw> door komst van kooplieden, ondernemers, geleerden (een middenklasse) -die klasse werd door hard werken rijk> had in politiek nog nix te zeggen *die burgers= liberalen >>ze eisten een volksregering (=democratie) *maar de heersende families wilden de macht niet uit handen geven> toch gaf Willen 2 toe in 1848 (hij was bang voor revolutie zoals in Frankrijk&Duitsland) *o.l.v Thorbecke werd grondwet aangenomen waarin burgers belangrijke rechten kregen: *o.a: vrijheid van meningsuiting, godsdienst&vergadering en er kwam nieuw politiek stelsel *de regering moest verantwoording aan parlement afleggen dat door het volk was gekozen(2e kamer) >>dat is parlementaire democratie -maar: niet het hele volk mocht stemmen>alleen mannen en ze moesten een bepaalde hoeveelheid belasting betalen (alleen bovenlaag v/d bevolking) *in begin van parlementaire democratie> waren er geen politieke partijen -de leden vd 2e kamer vormden losse politieke verbanden -de gegoede burgerij was in meerderheid=>dus werd er liberale politiek gevoerd =>dat betekend veel vrijheid voor ondernemers en weinig ingrijpen v/d overheid >ook vonden liberalen dat kerk zich niet met staatszaken moest bemoeien (bijv: staat mocht alleen geld geven aan openbare scholen) *groot deel v/d protestanten+katholieken waren het daar niet mee eens (confessionelen) *uit onvrede daarover richtte protestantse voorman Abraham Kuyper (1879) de 1e politieke partij op: de Anti-Revolutionaire-Patij (ARP) *ook katholieken gingen zich politiek organiseren =>op die manier ontstonden de confessionele partijen(geloof= hun uitgangspunt ) *ander probleem eind 192 eeuw = de sociale kwestie: -nederland was op weg om kapitalistisch en industrieel land te worden> daardoor ontstond een grote groep mensen die hun geld verdienen in dienst van een ondernemer: ARBEIDERS -de werkomstandigheden waren vaak slecht, en arbeiders kregen geen uitkering ofzo als ze werkloos raakten -door slecht omstandigheden kwam er onvrede=> dat leidde tot de opkomst van de socialistische beweging (met eigen politieke partijen+vakbonden) *in begin van 19e eeuw waren er 4 stromingen: -liberalen -protestanten -katholieken -socialisten *elke stroming was met 1 of meer politieke partijen in de 2e kamer vertegenwoordigd *verdeeldheid>had kunnen leiden tot grote politieke onrust>maar het gebeurde niet: >had te maken met bijzondere karakter van Nederlandse politiek: de verzuiling: *iedere zuil was gebaseerd op een godsdienstige of levensbeschouwende grondslag(dus op 1 v/d 4 stromingen) -contact met mensen uit een andere zuil was er nauwelijks, alleen op het werk -verzuiling het sterkst bij: protestanten en katholieke, bij sociaal-democraten ging het iets minder ver, maar hadden veel eigen organisaties -bij liberalen lag het anders: twas niet een echt zuil: ze wilden zich niet aansluiten bij organisaties die zich baseerden op een geloof of levensovertuiging, daarom kozen ze voor neutrale organisaties, zoals AVRO *vroeger speelde “gezag” belangrijke rol in de samenleving> gezag voor ouders, leraren, politieagenten, pastoor/dominee -ook in politiek: ministers werden met “excellentie” aangesproken -kritische vragen aan politici>mocht niet>vooral niet door gewone burgers -als je tegen overheid, politie of kerk protesteerde: werd je voor gezagsondermijnend gedrag beschuldigd *geloof speelde ook belangrijke rol, bijna iedereen geloofde in God en ging naar kerk *protestanten waren ingedeeld in 2 groepen: -gereformeerden (streng in kerkelijke leer) -hervormden (vrijzinniger) *2 punten opgelost door grondwetswijziging: -het kiesrecht- en -de schoolstrijd- *de grote politieke partijen werden het eens dat byzondere scholen evenveel overheidsgeld zouden krijgen als openbare scholen *tegelijkertijd werd het algemeen kiesrecht voor mannen ingevoerd, enkele jaren later > kiesrecht voor vrouwen =>men besefte dat alleen op basis van compromissen overeenstemming kan worden bereikt: de zogenaamde consensuspolitiek (politiek bestel dat uitgaat van harmonieus overleg tussen staat, politieke partijen en maatschappelijke belangengroepen *invoering van algemeen kiesrecht> vooral gunstig voor confessionele partijen> >katholieken+protestantse partijen slaagden er tussen 1917-1940 in om bij alle verkiezingen de meerderheid vd zetels in 2e kamer te veroveren *tot 1939 werd coalitie met sociaal-democraten uitgesloten *2e Wereldoorlog=radicale breuk >alle bestaande politieke partijen>door nazi’s opgeheven *na oorlog>oude partijen kwamen terug> soms onder andere naam -bij de protestanten: de ARP en de CHU (christelijke historische unie) -bij de katholieken: de KVP (katholieke volkspartij) -bij sociaal-democraten: de SDAP veranderde in PvdA -bij liberalen: VVD (volkspartij voor vrijheid en democratie) *op die manier kwamen de 4 stromingen in Nederlandse politiek terug en kunnen de politieke cultuur in Nederland bepalen *ook verzuiling+respect kwam terug *in 1950 was dus nog maar weinig veranderd
Hoofdstuk 1 *1955> katholieken kregen propagandablaadje met spotprent(zie boek) -dat blaadje gaf weer dat PvdA uit was op vernieling van alle katholieke instellingen, daarom moesten alle katholieken op KVP stemmen *hierdoor ontstond felle verkiezingsstrijd in 1956 -in die tijd: Willem Drees => premier van PvdA (70 jaar oud wel populair) Carl Romme => lijsttrekker van KVP (boeiende+enthousiaste politicus) *twerd al snel hard tegen hard> en ook VVD mengde zich in de strijd *na verkiezingen keerde de rust weer terug -PvdA won en vormde samen met de KVP de regering -de ideologische verschillen waren groot, maar in het alledaagse leven werd gezocht naar oplossingen waar de meeste mensen tevreden mee konden zijn(consensus) >>daarmee werd consensuspolitiek die voor de oorlog ontstaan was voortgezet *2e WO had veel indruk op NL’s gemaakt> land was verwoest, daarbij kwam nog dat nederland n korte tijd later Nederlands – Indië kwijtraakte -door dat laatste: inkomsten uit die kolonie vielen weg *om nederland weer op orde te krijgen: iedereen zoveel mogelijk samenwerken *sommige politici: waren tegen verzuiling (daardoor functioneert het parlementaire systeem niet goed) *doorbraakgedachte = er ontstaat pas een echte eenheid als verzuiling word doorbroken -dat vonden veel sociaal-democraten en deel van katholieken =>daardoor: NVB opgericht(Nederlandse volksbeweging) = niet verbonden aan zuil *poging om verzuiling te doorbreken: liep vast> de vernieuwers hadden te weinig politieke ervaring, hun ideeën waren vaag, burgers hadden geen interesse voor vernieuwingsplannen -de zuilen bleven bestaan, ook maatschappelijke organisaties gingen deel uitmaken van verschillende zuilen *het onderlinge contact tussen gewone mensen binnen de zuilen werd zoveel mogelijk beperkt -maar bij politieke leiders was er wel contact: ze moesten immers samenwerken aan de top van de zuilen *gewone burgers speelden nauwelijks rol in politiek> er waren te weinig mogelijkheden om invloed uit te oefenen -het enige wat ze konden was stemmen tijdens de verkiezingen *stemmen werden opgeteld +verdeelt volgens het principe van: evenredige vertegenwoordiging > (een die partij bijv. 25% v/d stemmen heeft gekregen, kreeg ook 25% van de zetels in het parlement) *vroeger stemden kiezers vaak iedere keer op dezelfde partij, er waren niet veel “zwevende kiezers” (=mensen die pas op het laatste moment besluiten waarop ze gaan stemmen) *grote verschuivingen in het parlement waren er toen nog niet echt *journalisten> maken deel uit van het verzuilde stelsel -politieke leiders werden met ontzag benaderd, en er werden geen kritische vragen gesteld, ze waren het meestal een met de standpunten van hun politici -de pers maakte zich dienstbaar aan eigen zuil >veel politieke leiders speelden een belangrijke rol bij krant of omroep>>bijv Carl Romme>>>hoofdredacteur van de volkskrant * na de 2e WO> verwaarlozing van normen en waarden > werd nog verergerd door de snelle economische ontwikkeling *Nederland zag er door de industrialisatie in een paar jaar totaal anders uit>met was bang dat fabriekswerk aan lopende band tot afstomping zal leiden>en het gevaar daarvan is dat werknemers zich s’avonds in danshal ofzo zouden afreageren -dat leverde volgens politici een crisis op in het gezin> kinderen luisteren niet meer naar hun ouders> het ontstaan van asfaltjeugd(verwilderde jongeren met brommers die zich vervelen bij een patatzaak (vooral in A’dam) *politici zagen het als hun taak om die asfaltjeugd op te voeden tot fatsoenlijke burgers, en ze dachten: “gelukkig, de zuilen bestaan nog” *nederland moest bovenopo de oorlog komen> politieke stabiliteit was nodig: >>werd gesymboliseerd door Willem Drees(PvdA leider): -hij was zuinig, werkte hard, toonde veel zelfbeheersing *in jaren 30: eco-crisis + veel werkloosheid *= extra reden dat: de nederlandse eenheid voorop gesteld moest worden: **premier Drees vond dat ook> hij was tegen polarisatie(=verscherping van tegenstellingen in de politiek, een groep of de maatschappij) en hij vond het sluiten van compromissen noodzakelijk *van 1948 – 1958 >>rooms-rode coalitie (KVP+PvdA) *eco-crisis in jaren 30> had duidelijk gemaakt dat overheid sneller moet ingrijpen als er iets mis gaat (voor oorlog=motto: vrijheid, blijheid) -regering+vakbonden moesten zorgen voor: *volledige werkgelegenheid *sociale zekerheid *arbeidsrust (dat er niet vaak uit onvrede zou worden gestaakt in bedrijven) *belangrijk voor wederopbouw: lonen moesten laag blijven, voordelen: v (bedrijven>arbeidskosten->gering->hun prijzen kunnen ze laag houden->sterke concurrentiepositie in buitenland> verkopen daar veel producten

v de nederlandse burgers konden hierdoor zelf niet veel kopen(bestedingsbeperking), de invoer van producten uit het buitenland bleef daardoor laag en er was een overschot op de betalingsbalans. Nederland verdiende meer aan het buitenland dan andersom. *regering: had veel te zeggen over hoogte van de lonen -als lonen te langzaam stegen>werknemers in opstand, als lonen te sterk stegen> bedrijven in de problemen doordat ze loonkosten moeten doorberekenen in hun prijzen *om overleg zo soepel mogelijk te laten verlopen werden 2 instellingen opgericht: v Stichting van de Arbeid (sinds 1945 tot heden) -regering is hun verplicht advies te vragen over het loonbeleid
v Sociaal Economische Raad(SER) (sinds 1950) -geeft de regering advies over allerlei sociaal-economische kwesties *de regering besteedde ook veel aandacht aan het gezin en het huwelijk (om de samenleving stabiel en rustig te houden) -op aandrang van KVP: in 1951 een ministerie van Maatschappelijk Werk -richtte zich op problemen in gezinnen die waren veroorzaakt door de snel veranderende maatschappij -in 1956 kwam het o.l.v Marga Klompe(kvp), =bekende vrouwelijke politicus -aanpak was succesvol, steeds meer mensen trouwden en het geboortecijfer was hoog. Er waren weinig moeders die buitenshuis gingen werken Hoofdstuk 2 *in jaren 50> het gezin speelde belangrijke rol in de maatschappij -als het goed gaat met de mensen thuis = goed met de maatschappij *rolverdeling stond vast: (bij alle zuilen) -vader = hoofd van het gezin, zorgt voor inkomen, zijn wil is wet -moeder = verzorgt het huishouden, opvoeding van de kinderen, gehoorzaam aan haar man *buitenshuis werken van de vrouw werd afgewezen=verwaarlozing van gezin *confessionelen wezen op het bijbelse scheppingsverhaal *ouders hadden ook veel gezag over kinderen *als er ruzie was dan bepaalde vader wat er gebeurde >>er was sprake van harmonieuze ongelijkheid(=kinderen zijn ongelijk aan ouders, vrouwen zijn ongelijk aan mannen) *Jongens werden meer vrij gelaten dan meisjes>meisjes werden op moederschap voorbereid en jongens om goede baan te vinden -gold ook voor het onderwijs> meisjes>>geen goede opleiding nodig *katholieken en protestanten vonden het belangrijk dat er op scholen veel aandacht was voor het geloof -sinds 1917 kregen openbare en bijzondere (confessionele) scholen evenveel geld van de overheid *thuis en op school werd de kinderen geleerd om trouw te zijn aan hun geloof en hun eigen zuil. Aan gezag van ouders en leraren werd nauwelijks getwijfeld *in veel dorpen en steden was er een vanzelfsprekende erkenning van het gezag, die vaak nog was gebaseerd op het oude klassendenken (arbeider had ontzag voor dominee, leraar en burgemeester enz..) *meeste mensen hielden zich hieraan>om erop toe te zien: huisbezoeken van ouderlingen of kapelanen *kerkelijke leiders hadden ook invloed op politiek> geestelijke leiders en politici hadden intensief contact met elkaar *als christelijke partijen iets gedaan wilden krijgen> stapten ze naar hun geloofsgenoten die bereid waren om hen te helpen -zo konden de confessionelen met hun christelijk – ethisch (leven volgens christelijke normen en waarden) denken een belangrijke stempel drukken op de maatschappij *mensen die niet kerkelijk waren voelden zich vaak achtergesteld, bijv door: -zondagsrust, het gemengde zwemmen dat niet mocht *in jaren 50 waren er 3 belangrijke vakcentrales: -katholieke zuil -KAB (katholieke arbeidersbeweging -protestantse zuil -CNV (christelijk nationaal vakverbond) -socialistische zuil -NVV (Nederlands verbond van vakverenigingen) *elke centrale bestond uit vakbonden die zich op en bepaalde bedrijfstak richten: bijv: de bouw, de industrie, de handel *40% van de werknemers was lid van zo’n vakbond Hoofdstuk 3 *nozems = tieners uit arbeidersklasse die gek zijn op rock ’n roll
kenmerken van nozems: -ze willen lol maken (daar stoorden ouderen zich aan)>>ruziezoekers -hadden over et algemeen een slecht naam -ze hadden vaak brommers met een meisje achterop -cafetariabezoekers *Bill Haley = rock ’n roll ster *de film rock around the clock>>gingen de jongeren nadoen>liep vaak uit de hand *nozems passen niet bij rustige imago van jaren 50 ->opkomst van nozems liet zien dat de samenleving aan het veranderen was: *op eco-gebied werd Nederland in korte tijd een modern land+sterke industrie *lonen bleven wel laag>maar werknemers gingen erop vooruit *op cultureel gebied waren er allerlei bewegingen *steeds meer mensen keerden zich af van de kerk>vooral jongere generatie *houding tegenover sex veranderde >meer mensen deden het voor hun huwelijk *jongeren waren mondiger geworden>en voelden de verzuilde samenleving als een beperking van hun vrijheid *1 vd belangrijkste ontwikkelingen na de oorlog: industrialisatie -nederland nam VS als voorbeeld -industrialisatie leverde veel banen op (=belangrijk ivm snelle bevolkingsgroei) *overheid wilde zorgen voor gunstig ondernemersklimaat: -industrieterreinen aanleggen -zorgen voor levering gas & elektriciteit -voordelige belastingregels -soepele vestigingsregels *industrialisatie+wederopbouw => groot succes vanwege voorzichtige loonpolitiek *veel bedrijven werden groter door schaalvergroting (bijv:philips) *ook in dienstverlening >>meer banen -aantal mensen dat in landbouw werkte nam af *autogebruik nam toe door woon-werkverkeer *gevolgen van transportrevolutie= -mensen kregen gevoel van vrijheid: ze konden over naar toe -ze gingen dagjes uit naar bosrijke omgeving -vroeger kende iedereen in dorp elkaar>nu niet meer ivm nieuwbouwwijken>>> leidde tot individualisering *nederland profiteerde van gunstige ligging in europa: -rotterdam=>grootste haven ter wereld -schilphol=> 1 vd grootste luchthavens *door hoge eisen die economie aan werknemers stelde>goede opleidingen noodzakelijk om goed te functioneren in maatschappij: -scholen niet alleen voor rijkeluiskindjes maar voor iedereen> daarom werden mensen dmv studiebeurzen(1961) en kinderbijslag gestimuleerd om beter+langer onderwijs te volgen *de eco-voorspoed zorgde voor een optimistische stemming>onzekerheid uit begin jaren 50 verdween *er groeide een generatie op die een goede scholing achter de rug had *nederland werd moderne consumptiemaatschappij = samenleving waarin dankzij een hoog welvaartspeil de consumptie niet alleen levensbehoeften, maar vooral luxeproducten omvat -in 1951>>de eerste tv -in 1952>>eerste supermarkt>albert heijn >>kleine buurt/dorpswinkels verdwenen *uitbreiding v sociale zekerheid>levert weinig politieke problemen op *Drees->>>AOW in 1957 ingevoerd daarvoor bestond noodwet ouderdomsvoorzieningen (1947) *dankzij algemene bijstandswet (1963)hoefde niemand armoede te leiden *Nederland is verzorgingsstaat (=samenleving waarin overheid zorgt voor: zieken, bejaarden, werklozen) *ontkerkelijking=belangrijk verschijnsel *secularisatie = verwereldlijking>>proces waarin samenleving grotendeels wordt losgemaakt van kerk en geloof =>ging et snelst bij katholieken, tging goed tot 1960 >daarna niet meer =>bij protestanten minder snel>geleidelijker -gereformeerden waren sterker aan hun geloof verbonden dat hervormden(pas na 1980 liep het percentage gereformeerden terug *door opkomst van de verzorgingsstaat waren de mensen minder afhankelijk van hun zuil, als er iets mis ging konden ze een beroep doen op de overheid ipv hun verzuilde instellingen -mensen waren financieel onafhankelijker *leven=>prettiger door vrije tijd en hogere bestedingsbudget *contact tussen zuilen nam toe door migratie van platteland naar de stad *vrouwelijke ambtenaren werden ontslagen zodra ze trouwden ->corry tendeloo ging daar tegenin >>>met succes! -ze zorgde er ook voor dat vrouwen niet langer handelingsonbekwaam waren *tijd van de 3 k’s = keuken, kerk, kinderen >>=voorbij -ander teken vd veranderende tijd: *bisschoppelijk mandement > brief vd bisschoppen uit 1954 waarin gelovigen werd verboden om lid te zijn van socialistische organisaties zoals VARA of NVV. Ook PvdA lidmaatschap werd afgeraden -de katholieken waren hiervan van geschrokken -jongeren vonden dat er meer respect moest zijn voor andere stromingen, en ze eisten dat kerkelijke leiders zich meer met alledaagse problemen van gelovigen moesten bezighouden >>zo’n leider: bisschop Bekkers van Den Bosch (lezen blz 42!) -bijv: in 1963 ging hij in op gebruik van voorbehoedsmiddelen >mocht niet van de officiële katholieke leer -ook liet hij zien dat kerk niet langer bepaald wat er wel/niet mocht in het gezin >>zo erkende hij individuele verantwoordelijkheid vd burgers *op gebied v eco-politiek was er een verschuiving: -de onvrede over behoudende loonpolitiek nam toe -1960=>bouwstaking (voor et eerst sinds oorlog op grote schaal gestaakt) -1963=>loonexplosie + uitkeringen bij ouderdom,ziekte,arbeidsong. gingen omhoog ****lezen laatste stukje tekst blz.43!!******* Hoofdstuk 4 *halverwege jaren 60> elke zaterdag> vreemde bijeenkomst>poulair -grootveld zag nicotineverslaving als symbool voor moderne consumptiemaatschappij -politie beschouwde hem niet als gevaarlijk maar als dorpsgek *roel van duijn >voelde zich hiertoe aangetrokken>serieuze vent ->de anarchistische en ludieke aanpak van grootveld sprak hem aan(politie wist hier geen raad mee) -hij richtte samen met andere studenten een nieuwe groep op in 1965: Provo (=protestbeweging bekritiseerde dmv speelse acties de burgerlijke welvaartssamenleving) -a’dam moest “magies sentrum” >met PLEZIER centraal -leus= stem provo, keije lachen *jongeren gedroegen zich in 2e helft van jaren 60 bewust anders dan ouders: -lang haar -droegen spijkerbroeken -hingen posters aan de muur van pop/filmhelden -luisterden naar muziek die ouders lelijk vonden: rolling stones, beatles *er ontstond: jeugdcultuur>met popmuziek als bindend element -denkbeelden over sex veranderden ook -jongeren begonnen zich af te zetten tegen ouders>ze vonden hen maar saai,consevatief,bemoeizuchtig en autoritair >daarmee was verlangen naar avontuur gewekt *jongeren>steeds meer geld te besteden >voor brommers, muziekplaten, make-up, pick-ups >>ook hadden ze meer vrije tijd> ze brachten het ook buitenshuis door (optredens v popgroepen, bios, disco) > ze wouden geen lid van vereniging worden *ook onderwijs speelde rol in bestaan van jeugdcultuur: meeste jongeren >goed opgeleid>>vaak beter dan ouders>daarom minder respect voor gezag v ouders *idealen van Provo: -vrijheid -gelijkheid -creativiteit *jeugd in Nederland kwam in actie tegen Johnson dmv: -sit-in (het aan elkaar vastketenen bij blokkades) -teach-in (politieke bijeenkomsten waarbij iedereen het word mag voeren) -happening (kunstzinnige bijeenkomsten op straat) *er was ook studentenprotest: ze ergerden zich aan hoogleraren die bepaalden hoe universiteit werd bestuurd>ze wilden meer invloed en ze wilden ook dat ze niet alleen onderwijs kregen, maar ook sociaal bewust worden gemaakt -ze staakten dmv het bezetten van universiteitsgebouwen(bijv. maagdenhuis) -in 1970: leerlingen v voortgezet onderwijs deden hetzelfde *provo’s, studenten en andere jongeren deden iets wat hun ouders nooit gedaan hadden: ZICH NIX VAN HET GEZAG AANTREKKEN *gezagsdragers konden niet meer automatisch rekenen op steun van hun achterban *in jaren 70: ontstonden allerlei nieuwe protestbewegingen: -vredesbewegingen -milieubewegingen -organisaties die armoede in de wereld wilden bestrijden -organisaties die betoogden tegen dictators in Latijns-Amerika + Afrika *enkele jaren na opheffing v Provo: Roel van Duijn richtte Kabouter-beweging op *in 1970> hadden ze aantal zetels in de gemeenteraad >kabouter=symbool voor antiautoritaire wereld >hij stichtte een fictief land: de Oranje Vrijstaat van Kabouters, kenmerken: -leefden in woongroepen -dreven milieuvriendelijke landbouw -verkochten producten in alternatieve winkels àdoor ruzie viel beweging na korte tijd uiteen *eind 1960 in A’dam ontstond: kraakbeweging (protesterende actiegroepen tegen heersende woningnood+speculatie met ontroerend goed) àAanvankelijk gebeurde het uit verzet tegen de stadsvernieuwing (de aanleg vd metro) het kwam geregeld tot gewelddadige confrontaties met de politie bij de ontruiming van de kraakpanden àer ontstond nieuwe subcultuur>ze droegen leren jassen,legerschoenen, bivakmutsen à1980: het liep uit de hand>”geen woning, geen kroning” *de autoriteiten reageerden verbaast op de acties van de jongeren àop n gegeven moment was A’damse burgemeester Van Hall de greep op de stad geheel kwijt àer werd beseft dat ze voor verkeerde aanpak hebben gekozen> burgemeester + politiechef moesten na de rellen aftreden àmen besloot om flexibeler om te gaan met het protest, er werd meer getolereerd in de hoop dat de jeugd minder snel naar geweld zou grijpen àburgelijke ongehoorzaamheid werd in aantal gevallen toegelaten *1974> het minimum jeugdloon werd ingevoerd *de kiesgerechtigde leeftijd ging omlaag van 21 naar 18 jaar *PSP(pacifistisch socialistische partij) richtte zich met affiche heel direct tot jongeren>>>rel *bijna alle partijen kregen eigen jongerenorganisatie Hoofdstuk 5 *eind 1969>veel sensationele vrouwenacties >ze streden voor meer gelijkheid>en kwamen op allerlei manieren in publiciteit -ze bestormden opleidingsinstituut Nijenrode(geen vrouwen toegelaten) en bezochten standbeeld van Wilhemina Drucker en ze verbranden een korset >Dolle Mina = scheldnaam voor Wilhelmina Drucker à de vrouwen namen die naam over als eretitel àDolle Mina wilde een einde maken aan achterstelling v vrouwen op arbeidsmarkt+onderwijs àhun ideeën gingen in tegen het traditionele gezinsbeeld àniet alleen emancipatie van vrouwen>ook van mannen:ze moesten zich meer bezighouden met huishoudelijk werk+opvoeden van kinderen

aantal oorzaken voor buitenshuis werken v vrouwen: *na 1955 ging et zo goed met eco dat er tekort aan arbeidskrachten was>> er moesten vaker vrouwen worden ingeschakeld(vooral verpleging,onderwijs,administratie) *opkomst van elektrische apparaten>meer tijd over *de pil >het aantal kinderen per gezin=gedaald *in het onderwijs>veel vrouwen voelden zich achtergesteld omdat ze vaak minder snel werden aangenomen dan mannen omdat werkgevers vonden dat vrouwen toch gingen stoppen als ze gingen trouwen en kinderen kregen *Joke Kool-Smit > stoorde zich aan ongelijkheid mannen/vrouwen -ze schreef artikel dat begin was van de 2e feministische golf -ze richtte een organisatie op voor verbetering van positie vrouw: MVM (man/vrouw/maatschappij) *positieve disriminatie=een voorrangsbeleid voor vrouwen zodat ze hun achterstand op mannen kunnen inhalen *verschil Dolle Mina + MVM > Dolle Mina had radicalere aanpak -overeenk: mannen mochten lid worden *belangrijkste strijdpunt in 2e feministische golf=het recht om zelf beschikken over abortus: -artsen die abortus pleegden >niet naar de gevangenis -abortus moet door ziekenfonds vergoed worden *1971>ontstonden allerlei abortusklinieken (illegaal) **alle veranderen werden geleidelijk aan geaccepteerd, mensen keken er niet meer vreemd van op -vooral jongeren stonden positief tegen over MVM en Dolle Mina > oudere generatie legde zich erbij neer, ze zagen in dat de eisen terecht waren *abortusvraagstuk: -confessionele partijen waren tegen, linkse partijen(bijv PvdA) waren voor *in 1981: abortus blijft in wetboek van strafrecht staan, maar het is niet meer strafbaar als aan een aantal zorgvuldigheidseisen wordt voldaan *in jaren 70: gezagsdragers staan meer open voor vrouwen -1971: wet op echtscheiding veranderd -1974: Emancipatiecommissie >het kabinet olv Joop den Uyl> commissie die regering zou adviseren over emancipatiezaken *door emancipatiegolf: meer vrouwen in politiek -1e vrouwelijke minister=Marga Klompe *eind jaren 80> 25%vd kamerleden=vrouw *1977>Hedy d’Anncona=staatssecretaris voor emancipatiezaken àwas niet meer nodig in 1986 (emancipatie ver genoeg gevorderd) daarom werd et toen ondergebracht bij het ministerie van Sociale Zaken *in jaren 80=> een actief antidiscriminatiebeleid gevoerd (vrouwen mochten op geen enkele manier worden achtergesteld op mannen) Hoofdstuk 6 *programma: zo is het toevallig ook nog es een keer >prest. Mies Bouwman >>ze stelden daar gevoelige onderwerpen aan de orde bij politici op een uitdagende manier àveel mensen waren boos over dat programma àhet laat zien dat de journalistiek veranderde -vooral jonge journalisten waren niet meer onderdanig aan een minister of bisschop en waren kritischer *in jaren 60 groeit tv uit tot massamedium *tv-programma’s hadden veel invloed, en er waren maar 2 zenders -in jaren 50 was men bang dat tv tot gezinsontwrichting zou leiden -zuilen speelden belangrijke rol in het omroepbestel àpolitieke leiders zagen niks in een commerciële zender(geld verdienen eraan) àbovendien had het verzuilde omroepbestel als voordeel dat de politiek veel invloed zou hebben bij de programma’s en commerciële niet *begin jaren 60 kwam omroepbestel onder druk te staanàop radio àcommercieel denkende mensen kwamen op het idee op zelf radioprogramma’s te maken àomdat het in NL verboden was gebruikten ze een schip dat in de Noordzee lag (in 1960 ging Radio Veronica de lucht in) àpiratenzender àhet werd erg populair, vooral bij jeugd àhet verdiende zijn geld met reclameboodschappen *het kabinet wilde veronica niet stoppen vanwege populariteit àverzuilde omroepen besloten een nieuw radiostation op te zetten Hilversum 3 (nu 3fm) *er werden ook pogingen gedaan om commerciële tv-stations op te zetten>bijv dmv platvorm in de Noordzee (1964) geld stroomde binnen bij TV Noordzee maar het ging het kabinet te ver en het werd gekapt àer was wel duidelijk dat er iets moest gebeuren om het omroepbestel overeind te houden>daarom moest er ruimte komen voor nieuwe omroepen (die niet perse aan zuil verbonden moesten zijn) àals een omroep maar genoeg leden had mochten ze uitzendingen verzorgen à1e omroep die daar gebruik van maakte: TROS, later Veronica legaal *TROS werd door oude omroepen met afschuw bekeken>>met sprak van vertrossing(=opmars van het oppervlakkige amusementsprogramma) àkomst van comm.tv betekende niet het eind vd oude omroepen, maar wel het einde van het verzuilde omroepbestel *krantenwereld was in jaren 50 (net als omroepbestel) nog sterk verzuild: De Volkskrant Katholieken
Trouw ARP
Het Vrije Volk PvdA
NRC, Algemeen Handelsblad Liberalen
Het Parool, Telegraaf, AD Niet aan zuil verbonden -De Volkskrant schrapte in 1965 de ondertitel:katholiek dagblad voor NL àvolkskrant slaagde erin mee te groeien met veranderingen in maatschappij *Het Vrije Volk slaagde daar niet in en ging ten onder *AD+Telegraaf>>werden de populairste kranten van NL àkleine kranten>>slachtoffer van ontzuiling>>daardoor gingen ze samenwerken *1967>verscheen in het programma Hoepla op VPRO het model Phil Bloom bloot in beeld >>>de oudere generatie reageerde erg geschokt àer ontstonden een aantal rellen>>dat laat zien dat de invloed vd televisie groot was geworden àop KRO werden beelden getoond van Provo’s >daarvan schrokken politici en beschuldigden KRO van Provovriendelijk gedrag àjournalisten hadden zich los gemaakt van de klemmende voorschriften uit de tijd van de verzuiling àze kozen voor kritische journalistiek ipv gezagsgetrouwe àmanier waarop debatten in 2e kamer in beeld kwamen taste imago van politiek aan àveel politici geschokt door de nieuwe mentaliteit, maar ze konden dr nix tegen doen >eigenlijk zou dr een strenge censuur moeten komen maar dat ging hun te ver àpolitici kregen communicatietrainingen àde periode van geheimhouding(bij de verzuiling) was voorbij >politici begrepen dat burgers recht hadden op informatie van de overheid *met lastige vragen en kritische blikken probeerden de journalisten de gezagsdragers uit hun tent te lokken, zodra een onderw op het voorpaginanieuws was of op tv, dan pikten de kamerleden het op. à zo werden er thema’s op de politieke agenda gezet die nog geen aandacht hadden gekregen àop die manier kreeg de pers een belangrijke functie in een moderne en open democratie *ipv dat de lijsttrekkers door het land trokken, spraken ze een poosje op tv àvoor politici>>belangrijk om sympathiek +betrouwbaar op tv over te komen *door komst v tv>politiek àdoor komst tv> politiek anders in beeld gebracht *politici verschenen eerst alleen in actualiteiten programmaaz en de speciale verkiezingsdebatten>maar dat was alleen voor mensen die geintersseert waren in politiek, politici wilden zich ook kiezers bereiken die weinig politieke belangstelling hadden àdaarom politici ook te zien in amusementsprogrammaaz àna de ontzuiling moesten politici er alles aan doen om gezag te verdienen àpers+politiek stonden nu als vijanden tegenover elkaar àde traditionele afhankelijkheid tussen journalisten en gezagsdragers verdween maar daarvoor in de plaats was nu een andere afhankelijkheid: *pers=politici nodig om aan achtergrondinfo te komen *politici=pers nodig omdag ze weten dat negatieve publiciteit een slechte indruk maakt bij kiezer, ook wilden politici (vooral in verkiezingstijd) regelmatig in de media komen àgoede relatie is voor beiden van levensbelang Hoofdstuk 7 *nacht van 13 op 14 oktober = Nacht van Schmelzer =>in 1967 diende de kvp’er schmelzer een morie waarin een betere dekking van de overheidsuitgaven wed verlangd. Het room-rode kabinet viel. Dit leidde in de PvdA tot een felle anti-KVP-houding, die de toekomstige samenwerking bemoeilijkte àhet kabinet van KVP en PvdA olv Jo Cals was in grote problemen> er was in KVP onvrede over kabinetsbeleid>overheidsuitgaven zouden veel te hoog zijn àgroot aantal KVP-kamerleden wilden kabinet laten vallen en Schmelzer moest moeite doen om zn partij binnen coalitie te houden àer was een lang debat waarin Schmelzer kritische vragen aan Cals stelde, Cals zag dit als een aanval en vroeg zich af of ie nog wel genoeg vertrouwen in de kamer had. Het kabinet trok conclusie dat Cals maar beter kon aftreden. (thuis zat iedereen vol spanning het kamerdebat op tv te kijken, ze wisten niet wat ze zagen) Schmelzer werd omschreven als gladde tekkel met een vette kluif in zn bek àElsevier>vroeg zich af of er nog kabinet van PvdA en KVP mogelijk was àn.v.s = symbool voor onbetrouwbaarheid van de politiek àveel kiezers leken respect te hebben verloren voor de ouderwetse politiek-> het was volgens hun tijd voor vernieuwing àconsensus maakt plaats voor scherpe polarisatie --->conflicten werden niet met overleg opgelost maar op de spits gedreven *D’66 = nieuwe partij >>Hans van Mierlo(journalist) àhij stoorde zich aan: -vage coalitievorming -gebrek aan inspraak van de burgers àzijn radicale oplossing: -hij wilde het verzuilde politieke systeem laten ontploffen (oude partijen moesten verdwijnen en er moesten 2 grote politieke blokken komen: progressief en conserfatief, het blok met de meeste stemmen mocht de regering vormen) àvolgens hem wist kiezer dan precies wat hij kon verwachten als ie op 1 vd 2 blokken stemt àhij is voorstander van participatiedemocratie (=kiezers krijgen meer invloed op het politieke beleid + districtenstelsel ipv evenredige vertegenwoordiging) -hij stelde voor om de premier door het volk te laten kiezen -voordeel zijn: àkiezer wist precies op wie hij stemde omdat kandidaten in eigen kiesdistrict campagne moestens voeren àdat is beter dat evenredige vertegenwoordiging, want dan is alleen landelijke lijsttrekker bekend *1994 = 1e paarse kabinet (PvdA, VVD, D’66) *D66>groot succes met zn ideeen>in 1967 >7 zetels >tactiek van van Mierlo vooral succes onder jongeren *Nieuw Links = jongeren van pvda àin 1966 publiceerden ze een brochure “tien over rood” met 10 programmapunten voor vernieuwing van PvdA àvolgens jongeren>ontwikkelingshulp omhoog, inkomensverschillenomlaag, werknemers moeten meer zeggenschap krijgen, NL moet republiek worden, NL moet uit de NAVO *nieuw links vond de pvda te conservatief, ze moesten democratischer worden , iedereen moest meedenken meepraten+meebeslissen àoudere pvda’ers waren hier niet zo blij mee, maar toch werd er naar geluister ook door Den Uyl *1971>nieuw linkser Andre van der Lauw werd partijvoorzitter van PvdA àpolariatietactiek: redenering: -de kiezer moet een duidelijke keuze worden voorgelegd: LINKS(progressief) of RECHTS(conservatief) stemmen àlinks confessionele kiezers komen terecht bij PvdA en rechtse confessionele kiezers bij VVD ààhet doel was: regering vormen tussen 3 linkse partijen: PvdA, D66 en PPR(politieke partij radicalen) *PPR is opgericht in 1968 door ontevreden leden van KVP & ARP(ze vonden confessionele parijen niet sociaal genoeg en te weinig aandacht voor armoede in 3e wereld) àhet optimisme nam toe eind jaren 60 dachten PVDA,D66,PPR dat ze meerderheid kiezers konden krijge àin 1969 besloten ze om voortaan met 1 programma +1 kandidatenlijst op te treden àdie samenwerking word progressief akkoord genoemd àook werd voor kamerverkiezingen een kandidaat-premier/minister aangewezen àdat schaduwkabinet was geen echt kabinet (het ging om een regering die er zou komen als de progressieve partijen voldoende stemmen zouden krijgen,zo wisten kiezers wat ze konden verwachten) in 1971,1972 begonnen ze op deze manier met verkiezingen *het succes van D66 laat zien dat oude partijen niet meer konden rekenen op vaste aanhang, er kwamen steeds meer zwevende kiezers *de regering stelde aantal commissies in om te kijken of het politieke bestel kon worden verbeterd>uiteindelijk hield politiek vast aan oude bestel, vernieuwers hadden niet veel bereikt àAlleen kleine veranderingen: afschaffing van kiesplicht *na jaren van voorspoed ging het slecht met de economie> -veel werkloosheid, prijzen omhoog enz… -scheepsbouw, steenkoolmijnen, textielindustrie leden zware verliezen door concurrentie uit het buitenland *als bedrijf failliet dreigde te gaan kwamen vakbonden in opstand>ze vonden dat overheid geld moest geven om bedreigde bedrijven overeind te houden >>de overheid werd vaker aangesproken om op te treden als er iets mis ging in de maatschappij *tijdens verzuiling waren vakbonden nauw verbonden aan politieke partijen maar ze gingen nu meer hun eigen gang *oorzaak v eco-problemen = de stijgende lonen -werknemer wilden ook profiteren van welvaart, daarom stegen de lonen en verslechterd de concurentiepositie àdaarom: 1970 wet op de loonsvorming: regering kreeg recht om alle lonen max 6 maanden te bevriezen àvakbonden gingen met tegenzin hieraan akkoord, ze eisten: -medezeggenschap -inkomensnivellering -sociale zekerheid àondernemers waren hier fel tegenàgevolg is dat het ingewikkeld werd om afspraken te maken over het loonbeleid àde polarisatie nam toe en er werd vaker gestaakt *Keerpunt ’72 > het gezamenlijke verkiezingsprogramma van PvdA, D66 en PPR àuitdagende titel wijst op omwenteling àmaatschappij moest ingrijpend worden hervormd door spreiding van kennis,macht en inkomen (dwz: de opleidingsmogelijkheden, de macht en het geld mocht niet exclusief in de handen van de rijken blijven, maar voor iedereen toegankelijk worden) *enkele voorstellen van het kabinet aan de 2e kamer: -positie van werknemers in bedrijven moet worden versterkt -werknemers moeten profiteren als bedrijven succesvol zijn -ze wilden een einde maken aan forse winsten die werden geboekt met grondspeculatie(de grondpolitiek) *vermogensaanwasdeling = àer moest eind komen aan achterkamertjespolitiek met zn geheimzinnige compromissen

REACTIES

J.

J.

GOUDMAN!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

20 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.