Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

De Romeinse regering

Beoordeling 4.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 1713 woorden
  • 20 april 2001
  • 154 keer beoordeeld
Cijfer 4.6
154 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
1.1.3 Bestuur, binnenlandse toestanden en beschaving In Rome was er een tegenstelling tussen twee groepen van de bevolking, de patriciërs en de plebejers. De plebejers hadden geen politieke rechten en werden ook vaak overgeleverd aan de willekeur van de patricische magistraten. Toen hun aantal en invloed groter werden, gingen ze een aantal eisen stellen. Ze wilden bescherming tegen willekeur, politieke rechten, toelating tot de ambten en tot de senaat. Langzaam en in fasen is er aan hun wensen voldaan(1). De strijd tussen de patriciërs en de plebejers was rond 300 beëindigd, beide werden voortaan tot het staatsbestuur geroepen. Maar een nieuwe aristocratie verhief zich: uit de vermenging van aanzienlijke plebejische geslachten met de patricische ontstond de adel van de nobiles, later optimaten genoemd. Alleen zij, een betrekkelijke kleine groep, kwamen in de ambten, omdat zij bij de verkiezingen door hun invloed en hun cliënten elkaar hielpen. Zo bleef ook na de toekenning van rechten aan de plebejers Rome een aristocratische staat. Steeds moeilijker werd het voor de homines novi, de bekwame mannen buiten de kleine kring om in senaat te komen, nog moeilijker om het consulaat te verwerven. Tevens zorgden de optimaten ervoor, dat de senaat voortdurend meer overwicht op de volksvergadering verkreeg. Deze kon geen leiding meer geven in de ingewikkelde problemen van de buitenlandse politiek. De nobiles gaven die leiding wel en waren haar waardig, zij behandelden de staatszaken omzichtig en toch doortastend. Onder hen heeft Rome de wereld overwonnen. Toen Rome gebied buiten Italië veroverde, wilde het de vreemde, daar wonende volken niet, zoals het de Italische had gedaan, tot de bondgenoten maken. Het liet hen in de onderdanigheid, waarin zij onder vroegere heersers hadden geleefd en maakten daarom hun land tot ambtsgebied, provincia, van een magistraat, met de verplichting om, als veroverd gebied, schatting op te brengen. De eerste “ provincie” was Sicilia. In het begin was de toestand van de provinciebewoners dragelijk. Meer en meer echter legden de stadhouders druk op de belastingen. De hoge magistraten in Rome, in schulden geraakt door hun verkiezing en door de bekleding van hun ambten, zochten als stadhouders in de4 provincies zich vaak schadeloos te stellen. Nog meer belust op winst waren de publicani, de pachters van de belastingen, die de schrik werden van de bewoners. Ook in Italië zelf was de economische toestand slecht. Het was altijd een land van kleine, welvarende boeren geweest en ontleende daaraan zijn kracht. Maar deze kleine boerenstand was achteruit gegaan door de voortdurende oorlogen. Het land kon niet meer geregeld worden bebouwd, sinds zijn bewoners als soldaten moesten dienen. De verarmde landbevolking stroomde naar Rome. Hier liet zij zich onderhouden door de nobiles, die daarvoor hun stemmen bij de verkiezingen kochten, en bezorgden aan de hoofdstad een steeds klimmend aantal werkloze en tot opstand bereide proletariërs (2). De tweede Punische oorlog heeft ook op ander gebied grote ommekeer teweeggebracht. Sinds die tijd onder de nobiles in Rome, werd de Griekse invloed zeer machtig. Flamininus, Scipio en hun omgeving verkozen de Helleense beschaving boven de primitieve Romeinse. Marcus Porcius Cato, het type van de oude Romein werd hun tegenstander. Hij wilde de oudromeinse geest en volgens hem de kracht van de staat, zeker behouden. Maar hij zag in Scipio een groot gevaar voor de gemeenschap. In 183 stierf Scipio. Ondanks Cato en anderen drong de Griekse geest toch steeds meer in Rome door. Vooral de jongeren werden erg beïnvloed door de Grieken. Ook wat de godsdienst betreft was er sprake van een Griekse invloed. De oude Romeinse Goden werden gelijkgesteld met de Griekse. Griekse cultusvormen en mythologische verhalen werden aan oude gebruiken aangepast. Wel werden oude Romeinse machten, vooral op het land nog steeds vereerd, maar hun oorspronkelijk wezen raakte door die gelijkstelling steeds meer op de achtergrond. Op de Romeinse kunst heeft in deze tijd de Griekse zo grote invloed geoefend, dat de vorm vrijwel geheel is overgenomen. Toch is Romeinse en Italische geest er in bewaard gebleven en heeft voornamelijk aan de literatuur een eigen karakter verleend (4). 1.2 Het verval van de Romeinse republiek De rijkdom in Rome neemt in hoge mate toe, wat een aantal gevolgen heeft. Eigenbaat en heerszucht komen in de plaats van toewijding aan de staat en van eenvoud. De organisatie van senaat en volksvergadering blijkt ook niet opgewassen te zijn tegen de problemen, die het besturen van de groeiende rijk stelt. Daardoor verliest de regering van de nobiles haar kracht. Bovendien verergert voortdurend de tegenstelling tussen adel en proletariaat. Zo gaat op het eind de republiek in wanbeheer en burgeroorlogen ten onder, om over te gaan in een keizerrijk. Daarnaast kenmerkt deze tijd zich door het ontstaan van vele nieuwe provincies meest als gevolg van oorlogen. Deze provincies maakten Rome en de aanzienlijke Romeinen rijk. Daartegenover bevorderde het Romeinse bestuur vaak hun welvaart door een uitstekende organisatie, door aanleg van wegen en door zorg voor hun veiligheid (5). Rond 133 waren er opstanden in Spanje. Na de inname van de stad Numantia door Scipio maior werd Rome meester in het grootste deel van Spanje. Carthago werd ook voortdurend van gebied beroofd door Masinissa, maar moest zich aan een vredesverdrag houden. Als scheidsrechter gaf Rome Carthago ongelijk (6), want het vreesde de stad om zijn hernieuwde bloei. Carthago streefde Italië naar de kroon in de aanplanting van wijn en olijven en overtrof het zelfs in de uitvoer van koren en andere produkten. In 150 bracht Masinissa het zover dat de Carthagers naar de wapenen grepen. Rome verklaarde hen de oorlog. De derde Punische oorlog kon niet veel meer zijn dan een beleg van Carthago. Dat duurde nog bijna drie jaar, hoewel de Carthagers alle wapens hadden moeten uitleveren. Zo taai weerden zich de verdedigers, zo slecht aangevoerd was het Romeinse leger. Het Carthaagse gebied werd uiteindelijk een Romeinse provincie Africa (7). Tegelijk brak er in Macedonië een opstand uit tegen Rome. Deze werd in 148 al bedwongen. Van het land werd een provincie Macedonia gemaakt. De nobiles werden onder andere op deze manier, dus het beheer van meerdere provincies, steeds rijker. Maar de landbouw, en daardoor de landbouwende bevolking in Italië, ging voortdurend achteruit door de uitbreiding van het grootgrondbezit. Dit had een verhuizing van verarmde boeren naar Rome als gevolg, die er een werkloos en nutteloos proletariaat vormden. Bovendien stond er ten gevolge van de achteruitgang van de boerenstand een groot gebrek voor rekruten voor het leger. Deze toestand moest ten slotte tot revolutie leiden, die pas zou ophouden wanneer op elk gebied betere toestanden zouden zijn geschapen. De eerste man die hervormingen tot stand probeerde te brengen, was Tiberius Gracchus. Hij was de kleinzoon van Scipio maior (8). In 133 voerde hij een nieuwe akkerwet in. Niemand mocht meer dan een beperkt gebied meer aan staatsland bezitten, dat later ook eigendom zou worden. Degenen die meer hadden, moesten het terug geven aan de staat. Die zou het dan in stukken verdelen over noodlijdende burgers. Maar het bleef bezit van de staat. Er was veel bezwaar tegen, maar de wet werd toch aangenomen. De Nobiles moesten zich er gedwongen bij neerleggen (9), maar zij loerden op de gelegenheid Tiberius ten val te brengen. Het was sinds lange tijd ongebruikelijk, dat een volkstribuun onmiddellijk herkozen werd. Tiberius wenste echter een herkiezing, om zijn plannen uit te voeren en uit te breiden. De senaat vreesde hierdoor een achteruitgang van zijn invloed en rijkdom. Dus werd hij vermoord in de volksvergadering, 300 van zijn aanhangers stierven toen met hem. Maar zijn ideaal was niet gestorven. Het werd overgenomen door zijn jongere broer Gajus, even geestdriftig als hij, maar door lering wijs geworden. Hij werd in 123 volkstribuun en bleef het twee jaar achtereen. In die twee jaren regeerde hij Rome met onbeperkte macht. Want Gajus deed verstandiger dan zijn broer, hij steunde namelijk niet alleen op de grote massa. Daarnaast had hij ook de ridders voor zijn doel gewonnen. Dat was de tweede stand in Rome waartoe alle grote kooplieden behoorden. Gajus won hen in de eerste plaats door de inning van de belastingen in de pas ingerichte rijke provincie Asia aan hen over te laten. In de tweede plaats door een wet, dat bepaalde dat de rechtbanken, die over afpersingen, bedreven door magistraten en hun ambtenaren in de provincies, te oordelen hadden, niet meer uit senatoren, maar uit equites zouden worden samengesteld. Dit vermeerderde de politieke macht van de equites, die nu over senatoren recht konden spreken. Om het volk te winnen liet hij een wet aannemen, die bepaalde dat ieder burger in Rome maandelijks van de staat tegen een redelijke prijs een bepaalde hoeveelheid koren kon kopen. Nu kon Gajus zijn verdere sociale maatregelen doorzetten. De akkerwet van Tiberius was wegens gebrek aan grond in de nabijheid van Rome niet voldoende gebleken om daar weer een boerenstand te scheppen. Gajus liet daarom besluiten dat landbouwkolonies in geheel Italië en daar buiten zouden worden gesticht. Maar daartoe moest ook staatsgrond in het gebied van de bondgenoten worden verdeeld. Gajus wilde deze daartoe overhalen door hen het Romeinse of Latijnse burgerrecht te verlenen. Dit plan bracht hen ten val, want alle partijen verzetten zich daartegen omdat ze zelf de macht in Italië wilden behouden. De adel wist nu een collega van Tiberius voor zich te winnen die hem de volksgunst ontnam. Terwijl hij op de plaats van het verwoeste Carthago vertoefde, om er een kolonie te stichten, deed deze schoonschijnende voorstellen voor kolonies in Italië en voor uitgebreide landverdeling in Italië, met voorbijgaan van de belangen van de bondgenoten. Tiberius werd bij zijn terugkomst niet als tribuun voor 121 herkozen, en om godsdienstige redenen werd de stichting van de kolonie op Carthaags gebied verboden. Bij de eerste de beste oploop verleende daarna de senaat aan de consuls het senatusconsultum ultimum tegen hem en zijn aanhangers. Daarop steunend trokken de consuls met gewapende tegen hem op en leverden op de Aventinus een formeel gevecht met hem. Velen van zijn aanhangers kwamen om. Tiberius liet zich op de vlucht door een slaaf doden. De senaat vervolgde de partijgenoten van Tiberius. Van een verdeling van het land kwam weinig terecht en evenmin aan de verlenging van het burgerrecht aan de bondgenoten (10).
Notenlijst: 1: Van Gelder: s.v. 138 onderaan
2: Van Gelder: lett. 155, 156, 157
3: Van Gelder: s.v. 157
4: Van Gelder: lett. 158
5: Van Gelder: lett. 159
6: Van Gelder: s.v. 159, 160
7: Van Gelder: lett. 160
8: Van Gelder: lett. 161
9: Van Gelder: s.v. 162
10:Van Gelder: lett. 163, 164

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.