De republiek

Beoordeling 4.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 4658 woorden
  • 26 mei 2013
  • 10 keer beoordeeld
Cijfer 4.7
10 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak

Hoofdstuk 1 , Een keizer met 72 titels (1477-1555)

Karel V is een keizer die geboren is in 1500, hij regeerde vanaf 1515 en trad uit eigen wil in 1555 af. Hij wordt vaak vergeleken met Karel de Grote, maar er was een verschil, Karel de Grote was een veroveraar terwijl Karel V bijna al zijn land en zijn titels heeft geërfd. Karel V wilde graag eenheid in zijn rijk, maar dit was een onmogelijke taak.

Het eind van de middeleeuwen is een onrustige periode, er kwamen nieuwe uitvindingen, wetenschappelijke ontdekkingen en ontdekkingsreizigers varen de wereldzeeën over. Er ontstaat een nieuw mensbeeld en het geloof krijgt een nieuwe inhoud.

In de 15e eeuw hadden de hertogen van Bourgondië in rap tempo hun macht gevestigd in europa, ze vergrootten hun bezittingen en hun invloed niet alleen via oorlog maar ook door huwelijken, bondgenootschappen, moord en verraad.

Filips de Goede (1396-1467) wilde een koninkrijk stichtten, hij wilde de Nederlandse gewesten tot een eenheid smeden en riep verschillende vertegenwoordigers van de Nederlandse gewesten op zodat ze konden vergaderen in de Staten-Generaal.

De laatste Bourgondische vorst kwam in 1476 aan de macht, hij werd Karel de Stoute genoemd (moedig) . Hij voerde constant oorlog om zijn rijk te vergroten, in 1477 sneuvelde hij in de stad Nancy. Karels dochter Maria moest ervoor zorgen dat het rijk niet uiteen zou vallen , ze trouwde met de zoon van de Duitse keizer en kreeg steun van het habsburgse rijk, vervolgens trouwde Filips de Schone (Maria’s zoon) met erfgename uit het Spaanse koningshuis. Zo erfde ze zoon van Filips de Schone genaamd Karel V (1500-1558) een gigantisch rijk.

Karel V streefde naar een eenheidsstaat, dit streven noemen we centralisatiepolitiek. Een probleem was de uitgestrektheid van zijn rijk. Hij kon niet goed regeren zonder plaatsvervangers omdat het rijk te groot was. Nederland kreeg tante Margaretha van Oostenrijk als landvoogdes. Nederland was maar klein, maar Karel V gaf er veel aandacht aan, hij kon er namelijk veel belasting uithalen. Via verovering maakte hij Nederland een aaneengesloten geheel, hij werd landsheer. Karel sloot een verdrag met Frans I zodat Nederland niet nog een keer verdeeld zou raken. Een andere belangrijke stap in zijn centralisatiepolitiek was de pragmatieke Sanctie in 1549, waarin werd vastgesteld dat de zeventien gewesten voortaan een ondeelbaar erfgoed waren.

In 1530 stierf Margaretha van Oostenrijk. Karel koos zijn zuster Maria van Hongarije als opvolgster. Hij stelde centrale raden in,  dit waren adviesraden voor de landvoogdes. De hoge burgerij kreeg meer invloed ten koste van de edelen. Hoge edelen behouden wel hun macht, ze werden namelijk benoemd tot stadhouders en hadden veel te zeggen in de staten generaal. Toch waren er meningsverschillen,  er kwam particularisme (de neiging om als gewest vooral vanuit je eigen belang besluiten neemt).

Op 31 oktober 1517 publiceerde Maarten Luther een plakkaat met 95 stellingen tegen de misstanden van de Katholieke kerk, hij had kritiek op de handel in aflaten (een overeenkomst op papier) maar ook op de rijkdom van de kerk. Luther wilde hervorming van de kerk, ook wel reformatie genoemd. Hij stapte uit de kerk en zo ontstond het protestantisme. Een andere criticus genaamd Johannes Calvijn, brak ook met Rome. Hij vond dat mensen het recht hadden om in opstand te komen als de vorst in strijd met gods gebod optrad. Zo ontstond het Calvinisme.

Karel V was bang voor de invloed van de reformatie en wilde de ketterij bestrijden. Karel wilde geen verdeeldheid, zeker niet op godsdienstig gebied. In 1530 namen de vervolgingen toe, er kwamen vreselijke martelingen en openbare terechtstellingen. Hij bereikte zijn doel niet doordat de protestanten zo vastbesloten waren, maar nog erger was doordat zijn broer Ferdinant, die door Karel zelf was aangesteld tot koning van het Duitse rijk, zich van hem afkeerde. Hij dwong Karel tot het aanvaarden van de Godsdienstvrede van Augsburg in 1555. Hierin werd vastgelegd dat de vorsten in de verschillende rijksdelen zelf mochten beslissen welke godsdienst in hun gebied zou plaatsvinden. Hij vond de vrede van Augsburg een directe reden om af te treden.

Het humanisme begon een belangrijke rol te spelen, het was een intellectuele beweging die een herbezinning op de mens en zijn plek en taak in de samenleving uitdroeg. Het humanisme wilde nieuwe ideeën op het gebied van kunst, wetenschap en opvoeding. Een bekende humanist was Erasmus (1466 – 1536) Hij schreef ‘Lof der zotheid’ waarin de kerk fel werd bekritiseerd.

De economie ging beter, er werd veel geld verdient maar er was helaas nog veel armoede, dit kwam mede door misoogsten.

Antwerpen was de belangrijkste handelsstad  in de Nederlanden, het was het centrum van de handel tussen Engeland en de Nederlanden, bovendien bezat Antwerpen het monopolie op de handel in specerijen.

In de loop van de 16e eeuw veranderden dit. Amsterdam werd een nieuw handelscentrum, dit had te maken met het feit dat in Holland moeilijk op grote schaal graan verbouwd kon worden, dus werd graan geïmporteerd. De graanhandel werd de Moedernegotie genoemd, want door de bloei van de graanhandel konden andere sectoren ook groeien. De opgroei van Amsterdam betekende een klap voor de Hanze, het handelsnetwerk van Duitsland, Denemarken en Nederland dat al sinds de 12e eeuw bestond (de schepen waren te groot voor de IJssel).

Karel V zag de groei van de Nederlanden aankomen en wilde er extra van profiteren, hij vroeg regelmatig geld voor oorlogen en stimuleerde de economie niet, door een kleine ruzie met zijn zwager Christiaan II van Denemarken, sloten ze de Sont af waardoor de graanhandel werd tegengehouden. Hierdoor kwam er veel schade en dit liep uit op opstandigheid van de Nederlanden.

Ondertussen werd in Frankrijk onder leiding van de Franse koning Frans I (opvolger van Lodewijk XI) het rijk uitgebreid, deze koning wilde ook graag veel macht voor zichzelf en dat lukte aardig. Hij kreeg in 1516 van de paus het recht om zelf bisschoppen en abten te benoemen. Net als Karel V had Frans I veel problemen met het geloof in zijn land.

In Engeland kwam in 1509 Hendrik VIII aan de macht, hij probeerde vooral het parlement naar zichzelf toe te trekken, bijvoorbeeld in zijn conflict met de kerk rond zijn wens om te scheiden en te hertrouwen. Dit leidden in 1534 tot de supermacy Act, die bepaalde dat in Engeland niet langer de paus in Rome het hoofd van de kerk was, maar de koning. Dit was de geboorte van de Anglicaanse kerk, de staatskerk van Engeland.

Hoofdstuk 2,  Geboorte van een Republiek (1555-1588)

De hoofdrolspelers in dit hoofdstuk zijn Filips II en Willem van Oranje. Filips II volgde in 1555 Karel V op als koning van Spanje en landsheer der Nederlanden. De relatie tussen de Nederlanden en hem was heel slecht.

Willem van Oranje werd geboren op kasteel Dillenburg in het Duitse graafschap Nassau. Hij was een calvinist, Willem werd gekozen tot stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht en benoemde hem tot lid van de Raad van State.

Filips II was de nieuwe vorst na het aftreden van Karel V, hij zette de centralisatiepolitiek voort en kwam al snel in conflict met de Nederlandse edelen en met de bestuurders van de gewesten en steden.  De onrust in de Nederlanden nam toe, de reformatie verspreidde zich snel maar er kwam ook een ‘honger jaar’ in 1566 door mislukte oogsten.

Filips II nam de bestuurlijke instellingen van zijn vader over. De drie adviesraden bleven bestaan. Hij benoemde zijn halfzuster Margaretha van Parma tot landvoogdes. In elk gewest stelde hij een stadhouder aan (meestal waren dit hoge edelen). De gewesten behielden hun Statenvergadering, zij adviseerde de stadhouder en namen beslissingen.  Het grote probleem was dat alles goedgekeurd moest worden door Filips II dus Margaretha kon nooit snel handelen.

Willem van Oranje was voorstander van gewetensvrijheid, dat wil zeggen dat hij vond dat iedereen vrij was om te geloven wat hij wilde. Dit is niet hetzelfde als wat we tegenwoordig onder godsdienstvrijheid verstaan. In het laatste geval hebben mensen ook het recht zich als gelovigen te organiseren, hun geloof openlijk te belijden en eigen kerken te bouwen.  Willem van Oranje wilde rust in Nederland. Er kwam optreden tegen de inquisitie wat de rust nog erger verstoorde.

In 1566 bood een aantal leidende figuren uit het verbond van edelen landvoogdes Margaretha een smeekschrift aan. De aanleiding hiervan was een plakkaat van Filips II waarin hij opdracht gaf de kettervervolging strenger dan voorheen voort te zetten. In het smeekschrift waarschuwden edelen ervoor dat er opstanden zouden uitbreken, het smeekschrift werd genegeerd.

Calvinisten kwamen openlijker voor hun geloof uit aangezien Margaretha beloofd had de vervolging voorlopig te matigen. Er werden hagenpreken gegeven, dit waren godsdienstelijke bijeenkomsten in de buitenlucht. Tijdens een hagenpreek op 10 augustus 1566 werd in een klooster alle beelden kapot gegooid, dit was het begin van de Beeldenstorm. De belangrijkste drijfveren hiervan waren angst en woede maar ook armoede en ellende speelde een grote rol.

Het gevolg van de Beeldenstorm was de komst van Alva, met een leger en met de opdracht de ketterij en het verzet tegen het Spaanse gezag uit te roeien. Alva werd in 1567 de nieuwe landvoogd na het vertrek van Margaretha. Hij voerde een tiende penning in, een belastingverhoging op alle goederen. Ook stelde hij de raad van beroerte in, die de opstandelingen ging berechten. Om te laten zien dat Alva het serieus meende, liet hij in 1568 de protestantse graven Egmond en Hoorne, allebei stadhouder en lid van de Raad van State, op de markt in Brussel onthoofden.

Willem van Oranje was gevlucht naar Duitsland maar begon in 1568 een echte opstand voor te bereiden. Hij trok met een leger van huursoldaten vanuit Duitsland de Nederlanden binnen. Willem kreeg steun van de watergeuzen, en boekte succes. Toen Alva en zijn opvolger Requensens er niet in slaagde de Nederlanden te herstellen vonden statenbesturen dat er een eind aan de slepende oorlog moest komen. In 1576 kwam er een vredesverdrag. De Pacificatie van Gent, hierin stond dat de Spaanse troepen uit de Nederlanden moesten vertrekken en dat het klaar was met de kettervervolging. Helaas hield het geen stand. Nederland werd in 1579 gescheiden, de zuidelijke gewesten verenigden zich in de Unie van Atrecht, ze sloten vrede met Spanje en erkende vrede met Hertog van Parma (opvolger van Requensens) . De noordelijke gewesten waren tegen Spanje en noemden zich de Unie van Utrecht.

In 1581 werd de achten van verlatinghe afgezet en moest er een nieuwe vorst komen. De hertog van Anjou kwam naar de Nederlanden (broer van de franse koning) om de opstand te steunen, niemand vertrouwden hem en tot overmaat van ramp werd in 1584 Willem van Oranje vermoord. De dader Balthasar Gerards hoopte op de beloning die Filips op het hoofd van oranje had gezet, helaas voor hem werd hij terechtgesteld. Er kwam een nieuwe steunder, namelijk de protestantse graaf van Leicester, ook hij werd teruggestuurd omdat hij een dubbele agenda had. Ze hoefde geen nieuwe leider meer, en in 1588 besloten de Statenvergadering de soevereiniteit op zich te nemen. Zo ontstond de republiek der zeven verenigde Nederlanden.

De functie van stadhouder beleef bestaan, in 1588 was dat de jonge Maurits, zoon van Willem van Oranje. Elk gewest had een rechtsgeleerde als adviseur in dienst. In Holland heette hij landsadvocaat maar deze naam veranderden in raadspensionaris, hij had nu ook contacten met het buitenland. Johan van Oldenbarnevelt was raadspensionaris en hij zou grote invloed uitoefenen.

De gereformeerde kerk werd de officiële kerk in de Republiek. De katholieke kerk werd verboden, er kwamen dus veel schuilkerken. De overheid wist hiervan, maar liet het gebeuren. Er bestond dus geen godsdienstvrijheid zoals we die nu kennen, maar andersdenkende werden niet vervolgd.

De economie schommelde behoorlijk in de tweede helft van de 16e eeuw. Dit kwam vooral door misoogsten en handelsbelemmeringen. In 1585 was voor Antwerpen gezien als rampjaar. De Spaanse bevelhebber Parma belegerde de stad door eerste de rivier met oorlogsschepen af te sluiten en daarna werd de stad omsingeld met soldaten. Na maanden van uithongering gaf Antwerpen zich over. Veel mensen verlieten de stad, ze waren bang om opnieuw vervolgd te worden, ook de angst dat de handel ineen zou storten was een goede motivatie om Antwerpen te verlaten. Als reactie op de inname van Antwerpen werd de Schelde afgesloten voor Spaanse schepen. Antwerpen was niet meer toegankelijk voor anderen en Holland groeide uit tot het centrum van het handelskapitalisme. Wat ook meewerkte was dat Frankrijk en Engeland een achterstand hadden op het gebied van handel. Engeland was gericht op het Midden-Oosten, de zogenaamde Levanthandel.

Zoals eerder gezegd was rond deze tijd politiek en godsdienst nauw met elkaar samen, niet alleen in Nederland maar ook Frankrijk en Engeland hadden politieke conflicten die met godsdienst te maken hadden en andersom.

Frankrijk kreeg in de periode 1560-1598 te maken met een godsdienstoorlog tussen de katholieken en Hugenoten, zo werden de fransen protestanten genoemd.Katholieken werden gesteund door Filips II van Spanje en de Hugenoten door Engeland en de Nederlandse opstandelingen. In 1572 probeerde de katholieke Franse koning de strijd te sussen door zijn zuster te laten trouwen met de vooraanstaande hugenoot Hendrik van Navarra. Tegelijkertijd werd er een leidende hugenoot vermoord, het gevolg was

de bloedbruiloft, een groot bloedbad in parijs waarbij er een slachting van de hugenoten door katholieken plaatsvindt.

In 1585 maakte koning Hendrik III zich geen zorgen om de opstanden of martelingen in zijn land, maar om het feit dat bij zijn dood de troon zou vervallen naar Hendrik van Navarra en dit zorgde weer opnieuw voor spanningen en constante burgeroorlogen.

Hendrik VIII was hoofd van de anglicaanse kerk maar toen hij stierf in 1547 kwam er onrust in Engeland. Er kwamen veel politieke moorden en de zwakke koning Edward kon daar weinig tegen doen. Doordat prijzen stijgen kwamen in Engeland ook veel opstanden. In 1553 werd Edward opgevolgd door zijn halfzus Maria (Bloody Mary), ze was katholiek en maakte veel werk van de kettervervolging. In 1558 stief ze en werd opgevolgd door haar protestantse halfzus Elizabeth. Ze maakte een einde aan de vervolgingen en haar doel was om de anglicaanse kerk een soort protestantse kerk naar katholiek voorbeeld te maken. Ze hoopte op een kerk die beide godsdiensten zou aantrekken. Rome was het hier niet mee eens en vanaf 1558 leidde dat tot veel politieke moeilijkheden en beschuldigingen van hoogverraad.

Hoofdstuk 3, De jonge Republiek in Europa (1588-1648)

In de jaren negentig van de 16e eeuw waren Johan van Oldenbarnevelt en Maurits van Oranje de belangrijkste hoofdrolspelers. Van Oldenbarnevelt was vanaf 1585 landsadvocaat van Holland. Maurits was de jonge aanvoerder van het leger.

Rond 1588 leek het erop dat de Spaanse hertog van Parma het noorden van de Nederlanden zou veroveren. Dit gebeurde niet en in de jaren 1588 tot 1598 wist de kersverse Republiek zich te handhaven en haar gebied juist sterk uit te breiden.

Aan het eind van de 16e eeuw was Maurits (zoon van Willem van Oranje) een talentvolle aanvoerder van het Staatse leger . Er kwamen nieuwe technieken en het leger functioneerde steeds beter, hij veroverde in 1590 de stad Breda (zijn eerste overwinning) .

In de jaren dat het goed ging met de Republiek was Filips II van Spanje in een moeilijke strijd met Frankrijk, omdat hij vreesde dat er een protestantse op de troon zou komen. Ook had Spanje ruzie met Engeland, in 1588 werd een reusachtig schip ‘armada’ gestuurd naar Engeland, maar deze werd verslagen.

Het bestuur van de Republiek was wat ingewikkeld, het was een soort statenbond van zeven zelfstandige gewesten. Een Goudse regent had in 1587 in een staatsrechtelijk betoog, de deductie van Vrancken, klip-en-klaar gesteld dat in de Nederlanden het hoogste gezag voortal bij de gezamenlijke staten zou liggen. Er was neiging naar particularisme, de gewesten lieten elkaar hun gang gaan. De Staten-Generaal kwam vaak bij elkaar om te praten over politiek, defensie, belastingen en de geschillen tussen de gewesten onderling. Bovendien bestuurde ze gezamenlijk de zogenoemde Generaliteitslanden ( de landen die veroverd werden door de Spanjaarden ). In een tijd van vorsten was Nederland een Republiek.

Na de dood van koning Hendrik III van Frankrijk, werd in 1589 de protestantse Hendrik van Navarra koning Hendrik IV van Frankrijk. Er heerste een sfeer van constante burgeroorlog, de katholieken werden gesteund door Spanje. Daarom besloot Hendrik IV in 1595 Spanje de oorlog te verklaren. Frankrijk kreeg steun uit Engeland en de republiek, want ook voor hun was Filips II een bedreiging. In 1596 werd het drievoudig verbond gesloten om elkaar militair en politiek te steunen tegen de Spaanse vijand. Helaas duurde dit verbond maar even aangezien in 1598 hendrik vrede sloot met Filips vanwege binnenlandse problemen. In hetzelfde jaar kwam Hendrik van Frankrijk met het ‘Edict van Nantes’ hier stond in dat hugenoten vrijheid van godsdienstuiting werd toegezegd in de steden waar ze in meerderheid waren. Er kwam rust en de opvolger Lodewijk XIII (zoon van Hendrik IV) zette een proces van centralisatie in gang.

De Engelse koningin Elizabeth (1533-1604) had zoveel mogelijk de vijandelijkheid met Spanje proberen te beperken. Maar in 1605 sloten Engeland en Spanje vrede, de relatie van Nederland met Engeland verslechterde. De nieuwe Engelse koning Jacobus I, zag zijn zoon graag trouwen met de dochter van de Spaanse vorst. De volgende opvolger van Jacobus I (Karel I) raakte verwikkeld in een binnenlandse politieke strijd. Karel I had dringend steun nodig van Nederland en de band moest dus beter, de band werd versterkt door het huwelijk van zijn dochter Maria met de toekomstige Willem II.

Intussen was het Duitse rijk ook onrustig geworden. Protestanten in Bohemen weigerde de nieuwe keizer Ferdinant van Habsburg te erkennen omdat hij protestantse rechten schond. De keizer kreeg hierdoor steun van Spanje en de paus. De protestante kregen steun van de republiek en Engeland. Er kwam een dertigjarige oorlog (1618-1648). In deze oorlog werd het Duitse land verwoest. In 1648 werd uiteindelijk de Vrede van Westfalen gesloten waarbij een einde kwam aan de oorlog. Dit is hetzelfde jaar waarin de republiek vrede sloot met Spanje, de Vrede van Munster.

Rond 1600 ging het minder goed met de republiek, ten eerste de kas van de Staten-Generaal raakte op. Ten tweede, Spanje had vrede gesloten met Frankrijk in 1598, Spanje had dus alle tijd om zich verder te stortte op de Nederlanden.  Van Oldenbarnevelt wilde ondanks dat de kas bijna leeg was, dat er werd verdedigd tegen de Duinkerkse kapers die met Spaanse steun Holland aanvielen. Maurits won de veldslag maar de band tussen van Oldenbarnevelt en Maurits was niet meer hetzelfde.

In 1609 sloten de Nederlanden en Spanje na twee jaar onderhandelen een wapenstilstand, het twaalfjarig bestand. Er kwam rust, vooral voor de handel. Maurits was niet blij met de wapenstilstand omdat hij bekend stond om zijn grote successen. De problemen waarmee de republiek te maken kreeg na het twaalfjarig bestand waren zowel religieus als politiek. Er kwam een richtingenstrijd binnen protestantse kerk waarbij Maurits zich in het ene kamp bevond, de strenge calvinisten, en van Oldenbarnevelt in het andere, dat van de gematigde calvinisten. Uiteindelijk maakte Maurits gebruik van zijn taak als legeraanvoerder  en liet kopstukken arresteren, zo ook van Oldenbarnevelt en Hugo de Groot. In 1619 werd hij onthoofd, dit schokte velen. In 1621 eindigde het twaalfjarig bestand en werd de strijd tegen Spanje hervat. Hij maakte er niet meer veel van mee, hij stierf in 1625 en werd opgevolgd door zijn halfbroer Frederik Hendrik, zijn zoon trouwde met de Engelse prinses. Frederik zette zijn strijd met Spanje succesvol door, hij veroverde Limburg en Brabant en in 1648 werd dan uiteindelijk vrede gesloten met Spanje. Frederik Hendrik overleed in 1647 en heeft de vrede helaas niet meer kunnen meemaken.

Aan het eind van de 16e eeuw was er een conflict tussen twee hoogleraren, Arminius en Gomarus. Zij waren het niet eens op het gebied van predestinatie of voorbeschikkingleer. De republiek werd verscheurde in twee kampen. Aanhangers van Arminius, de gematigde calvinisten, bevonden zich in utrecht en Holland. Die van Gomarus, de strenge calvinisten, zaten op het platteland in andere gewesten. Van Oldenbarnevelt die hoorde bij de gematigde calvinisten dacht Maurits een hak te kunnen zetten door de staten van Holland in 16178 de zogenoemde ‘scherpte resolutie’ te laten aannemen. Hiermee wilde Oldenbarnevelt een eigen leger beginnen naast die van Maurits.

Amsterdam was intussen de belangrijkste stapelmarkt van Europa. Er kwam vraag naar meer kennis over de economie en de Amsterdamse beurs werd opgericht. Er kwam een bank, de wisselbank, die schuldverklaringen van de koper aan de verkoper gaf. Amsterdam werd het financiële centrum van Europa. In 1602 was de VOC (verenigde Oost-Indische Compagnie) opgericht door Van Oldenbarnevelt. Dit was nodig omdat Hollandse en Zeelandse kooplui rechtstreeks handel wilde drijven in met name Azië, en verder in Afrika en Amerika. De VOC kreeg handelsmonopolie met de toestemming om geweld te gebruiken als dit nodig was. Het idee hierachter was dat handelslieden veel geld konden verdienen, en de Spaanse handel werd schade toegebracht. Hugo de Groot schreef ‘Mare Liberum’ in opdracht van de compagnie.

In 1621 werd nog een compagnie opgericht voor de handel met West-Afrika en Noord- en Zuid-Amerika : WIC (West-Indische compagnie). Ze richtte zich eerst op Kaapvaart ( kapen van schepen) en vervolgens op de slavenhandel.  Ze deden aan driehoekshandel, eerst van de republiek slaven ophalen in Afrika en vervolgens de slaven droppen in Amerika.

Hoofdstuk 4, van ware vrijheid naar rampjaar (1648-1702)

In 1647 was stadhouder Frederik Hendrik gestorven en opgevolgd door zijn zoon Willem II. Na de vrede van munster, was het de vraag wat Nederland met zijn leger moest doen, Holland wilde het laten inkrimpen maar Willem II was het hier niet mee eens.

Op 30 juli 1650 liet hij zes vooraanstaande Hollandse regenten arresteren en vastzetten op Slot Loevestein en in de nacht ervoor was er een leger op weg naar Amsterdam.

Willem II stief enkele maanden later aan de pokken, hij werd opgevolgd door zijn weduwe Maria Stuard (hoogzwanger van de latere Willem III ). 

De dood van Willem II had een stadhouderloos tijdperk (1650-1672) tot gevolg. De regenten werden vrij gelaten en zij vormde een soort partij, de staatsgezinde, ze waren voor een zelfstandig gewest en waren voorstanders van het nemen van eigen beslissingen. Ze kregen grote volgers en de aanhangers van de stadhouder, de prinsgezinde, zagen dit met lede ogen aan. De positie van de staatsgezinde werd nog erger versterkt toen Johan de Witt in 1653 raadspensionaris van Holland werd, hij was voor ‘ware vrijheid’ .

In Frankrijk was in 1661 de jonge koning Lodewijk XIV aan de macht gekomen. Hij wilde graag heersen volgens het absolutisme (Konings wil was wet). Onder leiding van Jean-Baptiste Colbert werd het belastingsstelsel aangepast zodat de koning veel geld kreeg (voor zijn uitbereiding van Frankrijk naar het noorden).  Johan de Witt probeerde met onderhandelingen dat Frankrijk niet in aanval ging met de Nederlanden. Maar in 1667 drongen franse troepen alsnog de zuidelijke Nederlanden binnen.

Engeland werd ook steeds groter, een van de leiders van het parlement, Oliver Cromwell (1599-1658), werd hoofd van de regering. Toen hij dood ging in 1658 was Engeland een grote chaos. De zoon van de onthoofde Karel I werd uitgeroepen tot Karel II. Johan de Witt zag ernstige bedreigingen van Engeland, omdat Engeland was begonnen met een protectionistische economische politiek. Er kwamen tot twee keer toe zeeoorlogen (1665-1667). De republiek won dankzij Michiel de Ruyter .

In 1668 sloten Engeland en de republiek een bondgenootschap: de Triple Alliantie . Dit deden ze omdat Frankrijk voor beide een bedreiging was.

Karel II had een dubbele agenda en zocht in het diepste geheim steun tot Lodewijk XIV van Frankrijk. Ze sloten het geheime verdrag van dover, op 1 juni 1670, ze wilde een gezamenlijke aanval op de republiek.

Aan de vooravond van de aanval op de republiek waren er twee kwesties die de snelle reactie op de aanval zou hinderen. De eerste kwestie was de landsverdeeldheid van het leger. De tweede kwestie was de positie van Willem III die ondertussen volwassen was geworden. In 1667 hadden de Staten het ‘eeuwig edict’ aangenomen waarbij het ambt van stadhouder werd afgeschaft. Pas met dreigende oorlog begin februari 1672 werd Willem als kapitein-generaal van het leger benoemd. 

In maart 1672 was de oorlog met Engeland begonnen, de oorlog met Frankrijk begon op 12 juni 1672. Tot overmaat van ramp vielen in het noorden troepen van de Duitse bisschoppen van Munster en Keulen de republiek binnen.

De Hollanders schuilde achter de Hollandse waterline , ze hadden sluizen geopend en veel weilanden waren onder water. Ondertussen had Michiel de Ruyter de aanvallers weten weg te houden op zee.

Het volk was verward en er was veel chaos en er werd geplunderd, ze wilde de prins als stadhouder. Door de benoeming van de prins was de rust nog altijd niet terug, Johan de Witt werd beschuldigd van verraad en deed een beroep op prins Willem III om hem te helpen, maar hij negeerde het. Johan de Witt nam ontslag als raadspensionaris, de almaar oplopende spanning kwam tot een uitbarsting op 20 augustus 1672. Johan was die dag naar de gevangenis in Den Haag gegaan waar zijn broer vastzat op beschuldiging van een moordaanslag op de prins. De broers werden aan een galg opgehangen door het volk.

In september 1672 was de Republiek een grote chaos, maar er was hoop. De protestantse Duitse vorst Frederik Willem van Brandenburg, had een flinke troepenmacht op been gebracht. In 1678 kwam er de ‘vrede van Nijmegen’.

De stadhouder kreeg grote machten, hij mocht regenten ontslaan en benoemen, hierdoor werden de staatsgezinde vervangen door fervente oranjegezinde.

Willem III had zich verzet tegen de ‘vrede van Nijmegen’ vooral omdat Lodewijk XIV zijn plannen al had opgegeven, vele waren het niet eens met Willem omdat er al genoeg geld was verspild aan oorlogen. De grote ommekeer kwam in 1685 met de herroeping van het edict van Nantes. Daarbij dwong Lodewijk de hugenoten om zich te onderwerpen aan de katholieke staatskerk. Veel Franssen vluchtte naar de  Nederlanden.

In deze anti-Franse en antikatholieke stemming was er in 1685 een nieuwe troonopvolger in Engeland, de katholieke Jacobus II. Willem II ging een bondgenootschap met Engeland aan en zegde zijn steun toe. Hij landde in 1688 met een leger in Zuid-Engeland , waarop de koning verkoos te vluchten. De troon werd aangeboden door Willem en Maria, deze troonwisseling wordt de glorious revolution genoemd, het was een stap verder naar een parlementaire monarchie (volksvertegenwoordiging had het laatste woord). Willem III stierf in 1702 en zijn eeuwige rivaal Lodewijk XIV in 1715.

In de tijd dat in europa sterkte nationale staten werden gesmeed (Engeland en Frankrijk) was het mercantilisme een van de smeedijzers. Zij meende dat een staat met veel geld, ook politieke macht kon afdwingen. Het geld zou binnenkomen door een afnamen van de import en een toename van de export. De republiek was juist voor vrijhandel.

De tijd rond het midden van de 17e eeuw was de economische bloei van de republiek uitstekend, mensen noemde deze tijd de gouden eeuw. Aan deze bloei kwam rond 1660 een einde en dit had verschillende oorzaken.

  1. Gewijzigde handelspolitiek, de acte van navigatie was aangenomen, deze wet verbood niet-engelse schepen goederen naar Engeland te vervoeren. Engeland voerde met deze wet een mercantilistische politiek in. De import werd stopgezet.
  2. De haringvisserij had een achteruitgang, er kwam concurrentie. De moedergenotie verslechterde vanaf 1660 (graanhandel) omdat door de vrede vanaf 1648 de landbouw zich herstelde en de graanprijzen daalde.
  3. Amsterdam daarentegen ontwikkelde zich in de geldhandel.

In de republiek was een samenleving ontstaan waar kapitaalkrachtige burgers de toon aan gaven. Controle en censuur waren nauwelijks mogelijk, maar werden ook als onwenselijk gezien omdat zij uitgingen van gewetensvrijheid. Het tolerante klimaat van de republiek sprak vele buitenlanders aan (Descartes). Maar de republiek kende toch grenzen, de werken van de filosoof Spinoza werden na zijn dood verboden door de staten van Holland.

Na Willem III zijn dood in 1702 besloten de gewesten opnieuw om geen stadhouder te benoemen. Het bestuur kwam in handen van een gesloten groep regentenfamilies. In deze periode raakte de Nederlanden verzwakt in de buitenlandse politiek en economie. De republiek was na 1702 hun naam als ‘grootmacht’ definitief kwijt.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.