Samenvatting De Ramp, een reconstructie - Kees Slager
* Voorwoord: ‘Het land van leed en kerels’
De watersnoodramp is de grootste natuurramp die Nederland heeft getroffen, sinds de Allerheiligenvloed van 1570. De gevolgen waren enorm:
- 1835 mensen zijn verdronken,
- tienduizenden dieren verdronken,
- 100.000 evacués,
- 4500 gebouwen verwoest, 45000 beschadigd,
- 1,5 miljard gulden schade.
Er is nooit kritisch over de ramp gesproken. Er werd alleen gepraat over helden en saamhorigheid. Je kunt dus wel zeggen dat de ramp geromantiseerd werd. Tevens werd er geen schuldvraag gesteld. K.Slager gaat dat in dit boek uitzoeken. Door middel van interviews probeert hij chronologische reconstructie tot stand te brengen.
* Inleiding: ‘Elc sinen dike’
Tot 900 bestond zuid-west Nederland uit moeras, na de stormvloeden van 1014 en 1134 werden er dijken aangelegd. Deze overstromen echter vaak, toen was Nederland dus al bezig in zijn strijd tegen het water. Deze strijd werd geleverd volgens het principe van ‘elc sinen dike’. Dit houdt in dat iedereen verantwoordelijk is voor zijn eigen stukje dijk. In 1421 komt de St.Elisabethsvloed, dit was een grote watersnood waarbij het Hollands Diep ontstond. De dijken werden over het algemeen slecht onderhouden. In 1530 is er weer een overstroming, de St.Felixvloed geheten. Langzaam komt er kritiek op het principe van elc sinen dike. Dan komt Vierlingh met het ’Tractaet van Dijckagie’. Hierin kaart hij de wantoestanden aan bij de dijken, en spreekt openlijk zijn afschuw uit over de onkundige dijkgraven.Van 1874-1881 ontstaan de provinciale waterstaten, maar ook zij konden de dijkgraven niet aansporen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de dijken ernstig beschadigd. De Duitsers lieten het land onder water lopen, dit heet inundatie. Dit deden ze omdat ze een invasie vreesden. De bevolking werd geëvacueerd. Men wil geen geld vrijmaken voor het onderhoud van de dijken. Men gebruikt zijn geld liever voor andere zaken. De dijken werden dus verwaarloosd.
Deel 1
*H1 Zaterdagmiddag
Zaterdagmiddag was het vloed, de vloedplanken moesten in de coupure gezet worden want er kwam overal water over de dijk. ‘s Nachts zou het springtij worden. De eerste mensen vrezen al voor het aankomende hoge water. Commissaris van de koningin de Casembroot van Zeeland is aan het feesten en zal tot diep in de nacht onbereikbaar zijn. De KNMI waarschuwt voor ‘gevaarlijk hoog water’, en heeft het over een noordnoordwestenwind. Zuidwest Nederland wordt bedreigd, maar men wist niet van de slechte conditie van de dijken. Bovenstaande waarschuwing werd alleen verstuurd als je er een abonnement op had. Omdat weinig mensen zo’n abonnement hadden werd de rest dus niet gewaarschuwd. De eerste verschijnselen werden zichtbaar van het slechte weer: veerdiensten vielen uit en boten vaarden niet meer. Tevens stond met eb het water even hoog als normaal bij vloed. De eerste dijken beschadigden, daarom werden hier en daar reparaties uitgevoerd.
*H2 Zaterdagavond
Veel mensen gingen uit van de oude volkswijsheid ‘niet ebben niet vloeien‘. Dit houdt in dat als het peil met eb niet lager wordt, dat het dan met vloed ook niet hoger zal worden.
Het stormt hard, sluisjes en duikers worden dichtgedraaid, maar sommige van deze waterweringen kunnen niet worden dichtgedraaid omdat ze kapot zijn. Verantwoordelijke personen gaan ondanks hoog water gewoon slapen. In veel gevallen maken burgers zich meer zorgen dan de autoriteiten. Er zijn uitzonderingen. Burgemeester van der Hooft uit Willemstad evacueert de bevolking en waarschuwt de Quay, commissaris van de Koningin in Noord-Brabant. Ook burgemeester Hordijk van Ooltgensplaat reageert alert en laat mensen bijeen komen voor een snelle bespreking.
Bij het KNMI gaat de weerdienstleider vroeger naar zijn post als gewoonlijk. Hij wil de mensen in het rampgebied waarschuwen maar de radiodienst is van 12 uur ‘s nachts tot 8 uur ‘s ochtends de lucht uit. Hierdoor ontstond een verschrikkelijk gevoel van onmacht, dat de mensen die met de dood bedreigd werden door het water niet gewaarschuwd konden worden.
De ramp eiste een verschrikkelijk aantal doden:
Oude Tonge (305), Nieuwe Tonge (85), Ouwerkerk (91), Nieuwerkerk (289), Oosterland (65), Stavenisse (153), Halsteren (68), Fijnaart(76) en Kruiningen (62).
De meeste doden vielen in deze plaatsen. Hier werd bevolking niet, of te laat, gewaarschuwd.
De Schielandse Hoge Zeedijk, de dijk die half Holland beschermd, ligt zwaar onder vuur. Deze dijk wordt niet opgehoogd.
*H3 (van 00.00 tot 03.00 uur)
Dit zijn uren van aarzeling en ongeloof. Er wordt geaarzeld de bevolking te alarmeren, bijvoorbeeld via het luiden van klokken. Iedereen twijfelde of er gealarmeerd moest worden en de autoriteiten wakker gemaakt moesten worden of niet. Als de klokken al worden geluid, gebeurt dit niet lang genoeg. Sommige mensen worden wel wakker, maar denken dat er brand is en gaan weer lekker slapen. In bepaalde dorpen moeten mensen tegen de coupure aan gaan staan om doorbraak te voorkomen. Er wordt langs huizen gegaan om mensen te wekken en als de autoriteiten niet de leiding nemen doen de burgers dit wel. De sterke persoonlijkheden van het dorp groeien uit tot spontane leiders. Zij werkten aan de dijken en waarschuwden de bevolking. Langzamerhand ontstonden de eerste schuldgevoelens, want vooral waterbouwkundigen dachten dat ze niet genoeg hadden aangedrongen om verzwaring van de dijken op gang te helpen. Ook was er sprake van verschrikkelijke gevoelens van ontzetting, mensen moesten toezien hoe het water de polder instroomde. Dit kwam door ontbrekende vloedplanken en kapotte sluizen en duikers. Dat deze kapot waren, was vaak de schuld van de zwakke constructies. De eerste militaire hulp wordt aangevraagd door Willemstad. Nu ontstond er voor het eerst echte paniek. Dijken staan op springen en de eerste mensen verdrinken doordat ze overvallen worden door het water. Burgemeester Rijnders van Middelharnis wil dat de noodtoestand wordt afgekondigd en waarschuwt zijn collega’s. Dijkgraven gaan de conditie van de dijken controleren. Ze raken er hierbij steeds meer van overtuigd dat de dijken niet sterk genoeg zijn. Ondertussen laten de autoriteiten het afweten. Dorpen slapen, en weten niet wat er te gebeuren staat. Het water loopt inmiddels over de Schielandse Hoge Zeedijk. Het ophogen ervan is een lastige taak.
*H4 (van 03.00 tot 08.00 uur)
Er ontstaan misverstanden: het water zakt en hierdoor zijn de mensen opgelucht, maar het blijkt dat andere polders vollopen en dat dit de oorzaak is dat het peil zakt. Het gevaar wijkt dus niet! Vanaf 3 uur breken er dijken. Vooral deze die op de zuidelijke kanten van de eilanden liggen, in de luwte. De golven sloegen hier nooit zo hard tegenaan omdat er veelal een noordwestenwind stond waardoor de hoge golven de noordelijk en westelijk gelegen dijken bedreigden. Deze dijken zijn dus hoger, en dat is nu net de reden waarom zij het wel houden. Op het zuiden (lage) gelegen dijken breken wel door met het gevolg dat polders vollopen en het waterpeil lijkt te zakken. Een illusie is dat het water definitief zou gaan zakken. Nu is het te laat de dijken nog te gaan versterken. Brandweerploegen gaan de bevolking waarschuwen en PTT’ers van de telefooncentrale bellen de bevolking wakker totdat dat onmogelijk is omdat de verbindingen verbreken.
Steeds meer mensen vluchten naar dijk of zolders. In plaatsen waar pas na 3.00 uur wordt begonnen met het alarmeren der bevolking gaat het mis. Mensen proberen nog zoveel mogelijk te redden; vee, bezittingen (huisraad), eten en uiteraard zichzelf en hun gezin. Dit lukt vaak niet en velen raken (bijna) alles kwijt.
Over het algemeen heerst er machteloosheid: mensen horen anderen om hulp schreeuwen maar kunnen niet helpen, de huisjes zijn onbereikbaar. De reddingsacties slagen in een enkel geval, maar kinderen redden het vaak niet.
Over de ramp gaan verschillende verhalen, zoals onderstaande ‘wonderen‘:
-’Het wonder van Colijnsplaat’: de steunberen van de coupure begionnen te schuiven. De mannen uit het dorp duwden ertegen en hebben hem weten te houden tot er een schip aanspoelde dat als golfbreker fungeerde, zo is de coupure behouden.
-’Het wonder van Bruinisse’: een oude pakhuismuur met daarachter kolen houdt het water tegen.
-’Het wonder van St.Annaland’® vloedplanken breken maar iedereen blijft gespaard.
Meestal hebben brekende vloedplanken minder ernstige gevolgen dan gaten in dijken want dan komt er minder water omdat er ook nog een kade is.
Aan de Schielandse Hoge Zeedijk is een gat gevallen van 15 meter dat niet meer te repareren is. Burgemeester vordert daarom een schip en laat hem in het gat varen. Wonder boven wonder wordt hierdoor het gat gedicht. Mensen proberen moeizaam te vluchten, ze worden van alle kanten ingesloten door het water. Ze drommen bijeen in droge huizen. Het zijn natuurlijk grote drama’s als zo’n vol huis in elkaar zakt. Ze kunnen in veel gevallen beter in hun eigen huisje blijven, want ze worden tijdens de vlucht vaak ingehaald door het water en hierdoor verdrinken hele gezinnen. Bij evacuaties en pogingen tot reddingen sneuvelen zowel evacués als redders. Er is ook geprobeerd complete dorpen per bus te evacueren. Inwoners durven niet mee te gaan, dat is achteraf maar goed ook, want het water slaat onverwacht de bus van de weg af. De burgemeester verdrinkt bij deze poging mensen te evacueren.
Bij het gehucht Schuring, vlakbij Numansdorp, breekt de dijk, maar niemand merkt iets. Niemand heeft hen namelijk gewaarschuwd. Sommigen kunnen nog naar de dijk vluchten, de huizen (met vele inwoners) storten in. Door de ramp bestaat Schuring niet meer. Capelle verdwijnt ook voorgoed van de aardbodem.
Veel arbeidershuisjes (in slechte staat) storten in. Hierdoor ontstaat, terecht natuurlijk, grote paniek. De brandweer doet goed werk, de vrijwilligers laten huis en gezin in de steek voor het belang van de gemenschap. Omdat het waarschuwingssysteem niet optimaal is, worden er mensen ’s ochtends wakker terwijl het water al meters hoog in hun huis staat.
Dijkgraven, burgemeesters maar vooral burgers proberen wel te helpen maar zij kunnen nergens meer iets uitrichten. Ze brengen alleen hun eigen leven in gevaar terwijl er deze ochtend vaak nog geen mogelijkheid is iemand te redden. Burgemeesters moeten tijdens de ramp kiezen tussen functie en gezin. Veelal wordt er voor gezin gekozen, terwijl ze eigenlijk tijdens zo’n ramp geacht worden hun functie te bezetten. Op de telexen bij het ANP komt het nieuws binnen. Er is alleen op zondag geen krant. Wel radio, maar die komt pas om 08.00 uur de in de lucht. Burgemeester van der Hooft waarschuwt de generaal en die laat soldaten van hun weekendverlof terugkomen.
*H5 Zondagmorgen
Op zondagmorgen is het eb. Het water zakt een beetje en dit betekent een adempauze voor het rampgebied. De rest van Nederland weet nog van niets dus er wordt nog geen hulp geboden.
Reddingsacties geschieden doordat redders mensen over drijvend wrakhout springend naar veiligere plaatsen brengen. Ook een manier was het naar de dijken trekken van de mensen met touwen. Nog een andere manier is het redden met vlotten. Zo worden de eersten gered. Niet de brave burgers deden dit voor hun dorpsgenoten, maar de wilde jongens die met de politie in aanraking geweest waren en stroopten. Ook de vissers, die ook geen goede naam hadden redden veel mensen met hun boten. Bij het redden kon niet altijd iedereen mee. Als zo’n huis later instortte kregen de redders last van hun geweten. In het rampgebied kan langzaam wat gedaan worden. Het was licht en men moest redden wat er nog te redden viel vóór de middag-vloed. Veel mensen werden opgevangen in cafés, dat waren tijdelijke evacuatieadressen. Anderen werden moedeloos, in zichzelf verzonken en hielpen niet mee. Aan eten en drinken was ook gebrek. Water werd verkregen door het opvangen van neerslag.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog is Zeeland al eens onder water gezet door de Duitsers. Toen was het gecontroleerd, tot een bepaalde hoogte. Veel mensen dieper in de polder denken dat het water niet hoger kón komen. Dat is een misrekening, met de tweede vloed gaat dat des te sneller. Ondernemers durven niet te evacueren omdat ze tijdens de inundatie van de Duitsers ervaring hebben gehad met het leegstelen van hun zaken. Ook anderen willen niet weg van huis en haard. De mensen op de dijken komen aan hun drinken door de melk van koeien die het overleefd hadden te gebruiken. Mannen gaan werken aan de dijken, dit is het eerste dijkherstel. Sommige boeren voorkomen dat gaten worden gedicht omdat het water dan weer eerder uit hun polders zou stromen. Burgemeesters en andere autoriteiten zijn in een soort shock en niet in staat wat te doen. In de nog droge polders in Zonnemaire, Noordgouwe, Dirksland en Melissant werkt iedereen hard om dat zo te houden.
De Heidemij fungeerde als een van de belangrijkste hulporganisaties in rampgebied.
Ook het Rode Kruis hielp, maar hun reddingswerk valt tegen, want benodigd reddingsmateriaal ontbreekt. Verder zullen ze zich vooral richten op de zorg voor zwakken in noodhospitaaltjes. Het Leger des Heils heeft ook een opvangcentrum.
Via deze hulporganisaties worden de eersten afgevoerd naar een evacuatieadres elders in het land. De Ahoyhal is hierbij hét opvangcentrum voor de evacués. Radionieuwsdienst ANP groeit uit tot het communicatie-apparaat tussen het rampgebied en potentiële helpers in de rest van het land. Ze zenden veel nieuwsbulletins uit. De Nederlandse Territoriale Bevelhebber roept alle Nederlandse militairen terug van weekendverlof.
Militairen verrichten reddingen en helpen met het versterken van dijken.
De burgemeester van Zevenbergen verzoekt vliegbasis Gilze-Rijen tot een verkenningsvlucht boven de West-Brabantse polders. Vliegbasis Valkenburg, met de enige helikopter van Nederland, durft niet te vliegen.
G. Trémérie uit België gaat daarentegen wel. Hij gaat op verkenningsvlucht boven Zeeland.
*H6 de tweede vloed
De middagvloed, rond 4 uur, verwoest veel huizen die eerst bleven staan, maar die het na nog een keer vloed begeven. De tweede vloed zorgt vooral voor een totaal gevoel van machteloosheid. Mensen verdrinken en niemand kan iets doen.
Daken vlogen van de huizen door de luchtdruk. Het water kwam namelijk de huizen binnen, mensen deden dan het luik van het trapgat dicht om dat water tegen te houden. Hierdoor kon de lucht nergens naar toe dus vloog het dak eraf. Gaten in de zeedijk zijn verder uitgeslepen met als gevolg dat het water nog hoger kwam. De werkzaamheden aan de dijken verliepen niet altijd goed. Mannen kwamen niet opdagen, of waren constant aan het eten en drinken (dat was gratis). Zandzakken werden eerst nog wel gelegd, maar op een gegeven moment durfden de mensen niet meer, omdat ze bang waren om te verdrinken als de dijk door zou breken. De boeren die verhinderden dat het gat in de dijk bij Den Bommel gedicht werd, zagen de polders heel snel onder water lopen door het gat, dat nu 40 meter breed was geworden (enorme misrekening!). Door bureaucratie verloopt het alarmeringsproces vertraagd. Er bestaat nog steeds geen contact met de buitenwereld. Dan is er een amateurzender die dit wel lukt. Er wordt wel gevlogen, maar zondag is de hulp per vliegtuig miniem: vooral verkenningsvluchten worden uitgevoerd. Duiveland is nog steeds niet ontdekt als ondergelopen gebied, terwijl hier juist de nood het hoogst is. De regering heeft geen idee van de omvang van de ramp. Ze komen dan ook niet bijeen die zondag. Commando’s in West-Brabant werken aan dijken en verrichten reddingen. Mensen worden geëvacueerd. Wilde geruchten doen de ronde over de ramp, bijvoorbeeld dat de dijken van heel Nederland gebroken zouden zijn, dit is natuurlijk niet waar. Het ANP meldt dat het aantal doden is gestegen tot 85.
*H7 Maandag
De hulp van helikopters viel erg tegen. Met dit middel werden weinig mensen gered. Boten redden meer mensen. De plaatselijke bevolking redt ook veel slachtoffers, bijvoorbeeld met vlotten. B & W werken niet mee, ze weten niet wat te doen. De leiding komt nog steeds op de gewone mensen aan. Sommige inwoners blijken egoïsten te zijn, ze gaan stelen, vooral als ze honger hebben. Ook zijn velen te beroerd kleine dingen af te staan, zoals drinkwater terwijl de waterleiding nog werkt. Redders worden voor dieven aangezien. Urker vissers realiseren een radioverbindingsnet op Schouwen-Duiveland, zo ontstaat er contact met de buitenwereld en kan er worden gevraagd om hulp(middelen). De eerste droppings zijn een feit. Het Rijk komt met de volgende melding: “Wij betalen het herstel aan de dijken”. Nu wordt er hulp ingeroepen, dijkbesturen hoeven het zelf immers niet meer te betalen. Hulp wordt nu verricht door de Heidemij. Plaatselijke bevolking die meehielp aan dijkherstel móest op de loonlijst, de Heidemij kreeg namelijk per werknemer de loonkosten vergoed en nog een bonus daar bovenop. Daarom is het wel enigszins logisch dat zij zoveel mogelijk werkers in loondienst willen hebben, ze draaien dan immers meer winst. Mensen die het hebben overleefd voelen zich vooral nu machteloos en verlaten.
*H8 Dinsdag
Er zijn dinsdag twee bewegingen te zien, de uittocht van inwoners naar veiliger oorden enerzijds en de intocht van helpers (militairen/bestuurders/waterstaat/vrijwilligers) anderzijds.
Bureaucratie bij het evacueren: er wordt gevraagd naar vergunningen, juist nu dat zo onbelangrijk is voor de slachtoffers en helpers. Veel mensen komen hun diensten aanbieden in het rampgebied. Konden ze niets belangrijks betekenen dan werden ze zó weer teruggestuurd. Militairen nemen de macht over in het gebied. Burgemeesters vinden het allang best de verantwoordelijkheid kwijt te zijn, al zijn er sommige uitzonderingen.
Het leger geeft opdracht om iedereen te evacueren, terwijl juist de mannelijke plaatselijke bevolking wisten hoe ze een schop beet moeten houden. Dit zou van pas kunnen komen bij het dijkherstel. Hier komen jammer genoeg geen ervaren hulpverleners en dijkherstellers voor in de plaats. ‘Helpers’ waren niet vaak bruikbaar. Er werden evacuatiebevelen uitgegeven terwijl dit niet perse nodig was. Droppings gaan vaak fout: er wordt teveel, op de foute plaats en op de verkeerde manier gedropt. Pas dinsdagmiddag laat arriveren er helikopters. Ze komen uit het buitenland. Daarvoor waren ook al helikopters ingezet maar die konden toen weinig uitrichten. Ze hebben weinig mensen echt gered, wel geëvacueerd.
De slachtoffers zijn grotendeels gevallen in de arbeidersbuurten. Hele wijken gingen tegen de vlakte. Deze huizen waren van slechte kwaliteit. Hieronder kunt u het aantal verwoeste huizen zien:
- 1649 arbeidershuizen
- 15 kleine boerderijen & 14 middenstandswoningen
- 8 grote boerderijen & 1 grote woning.
Deel 2
*H9 de militairen
De lokale autoriteiten moeten de macht behouden, maar de militairen nemen deze al gauw over. Zo komen grote delen van het rampgebied terecht in militaire handen. Veel burgemeesters vinden het wel gemakkelijk de verantwoordelijkheid kwijt te zijn en anderen, die deze wel zelf willen dragen, moeten veel moeite doen om de macht niet uit handen te verliezen. Er zijn misverstanden bij Engelse heli-piloten. Zij begrijpen niet wat van hen verwacht wordt. Ook andere buitenlandse militairen luisteren niet naar Nederlanders. Bijvoorbeeld de Duitsers, pas nadat hen is opgelegd ook naar Nederlanders te luisteren, doen ze het ook daadwerkelijk. Droppings komen goed op gang, maar nu zijn het er weer te veel.
De militairen zijn er ook om gaten in dijken te dichten. Niet alle soldaten waren even handig, met de schop. In Den Bommel is de macht volledig in handen van het leger. Ze blijven tot de nieuwe springvloed van 16 februari. Deze levert geen gevaar, blijkt achteraf. Op 16 februari om 07.00 uur is de officiële beëindiging van militaire hulp in het rampgebied.
*H10 de Evacuatie
De bevolking wilde vaak niet evacueren na de ellendige ervaringen die ze hiermee hadden in de Tweede Wereldoorlog. Evacuatie kan namelijk niet verplicht worden. Maar er werd wel flinke drang achter gezet. Er werd zelfs ondergedoken om maar niet mee te hoeven. In Zierikzee is de opkomst bij de evacuatie heel laag. Prins Bernhard doet nog een oproep aan de plaatselijke bevolking maar de respons is mager. Eigenlijk is het niet toegestaan, maar toch wordt besloten de mensen te dwingen. Het lijkt op de Duitse fascistische methode volgens de slachtoffers. De evacuatie van Zierikzee is compleet mislukt. Strandhuisjes in Renesse en Burgh-Haamstede bieden alternatief, dichter bij huis. Hier wordt goed gebruik van gemaakt.
Het dagelijks bestuur van de ondergelopen gebieden laat zich wel evacueren.
Er waren ook conflicten tussen de gastgezinnen en de evacués. Redenen hiervoor waren:
- evacués genoten van hun vrijheid en deden niets.
- gastgezinnen vinden hun premie te laag.
- mentaliteit is totaal anders. Zwaar gereformeerden werden bijvoorbeeld geëvacueerd bij mensen die niet geloofden.
- psychische problemen bij de evacués
Er zijn natuurlijk ook gevallen bekend waar de evacuatie zonder problemen verliep.
*H11 de Goederengolf
Nederland haalt de zolder leeg voor het rampgebied, kleding, meubels, schoenen en beddengoed, alles werd ingezameld. Op een gegeven moment was er genoeg, maar de gaven bleven binnenstromen. Ook uit het buitenland komt veel binnen. Er is voor 8 miljoen mensen kleding terwijl er ‘maar’ 580.000 mensen wonen die nog niet eens allemaal getroffen zijn.
Het Rode Kruis draagt deze zaken over aan de provinciale opbouworganen. De wat betere kringen verdeelden de kleding. Hier was kritiek op uit de richting van de PvdA en vakbondsmensen. Zij mochten niet meehelpen. De beste spullen zouden naar de rijken zijn gegaan. Verdelers van goederen worden ervan verdacht zélf achterover te drukken. Hulpgoederen werden mondjesmaat aangevoerd, ook al is er genoeg. Waarschijnlijk komt dit omdat men vreesde de middenstand te schaden. Het overschot aan goederen gaat naar instellingen en derdewereldlanden. De vodden brengen ook nog enkele tonnen op.
Gemeenten ‘adopteren’ rampdorpen. Dit houdt in dat er goederen, mankrachten en geld wordt gezonden. Geschonken geld, voor wederopbouw van de dorpen, verdwijnt ongezien in potjes.
Sommige burgemeesters houden het in eigen beheer en zij kopen er iets voor zichzelf van. Dit werd vaak pas later ontdekt. Het geld uit het potje van Schout, bedoeld voor wederopbouw van het rampgebied, wordt gebruikt om het Zeeuws Tijdschrift te financieren. Hierdoor gaan tienduizenden guldens naar een ander doel dan waarvoor het bedoeld is.
*H12 de Achterblijvers
Er blijven niet veel inwoners achter in de dorpen. Degenen die achterblijven doen allerlei klusjes. Er was veel saamhorigheid onderling, de burgemeesters komen heel af en toe eens een kijkje nemen. Het was vooral een pionierstijd voor de achterblijvers. De werkzaamheden lopen uiteen van het zoeken van lijken en het bergen van kadavers tot de opbouw van het dorp. Het drankgebruik en de luidruchtigheid van de achterblijvers werd niet door iedereen gewaardeerd. Elke dag werden er nog lijken gevonden en men vond deze ‘onzedelijke toestanden’ dan ook niet gepast. De politie moest in de gaten houden dat er niets gestolen werd uit de achtergelaten huizen. Desondanks werd het toch veel gedaan. Maar als er iemand werd betrapt, ook al was het een zaklantaarn, kregen ze enkele maanden gevangenisstraf. Er was ook kritiek op de politie: ze zouden zelf stelen en ze vertrouwden niemand, je kon niet eens even naar je eigen huis. Later kwamen de mensen terug. Achterblijvers vonden dat maar niks, want de saamhorigheid verdween weer. Er werden geen officiële bedankjes gegeven aan deze ’blijvers’.
*H13 de Dijken
De dijken waren te licht en te laag. Op vele dijken staan muurtjes die de dijken hoger maken, ze heten muraltmuurtjes, ondanks deze maatregel blijven de dijken te laag. De stormvloedcommissie waarschuwt in 1944 al voor stormvloeden waarbij de dijken het niet zullen houden. Met uitschieters tot 1.80 m. zijn ze te laag. Maar de dijken worden niet verhoogd, want de waterschappen hadden niet zoveel geld. Ook bureaucratie zorgde ervoor dat de dijken alsmaar niet verhoogd werden. Wie zei dat de voorspellingen uit zouden komen?
Ir. J. van Veen wil dat ze versterkt worden en lucht zijn hart bij een journalist. “Onze dijken tellen zo veel kwetsbare en gevaarlijke plekken dat een zeer zware stormvloed er grote bressen in zal slaan. Maar ze willen niet naar mij luisteren en beschouwen mij als een Cassandra, die de verdrinkingsdood van duizenden mensen aankondigt. Maar het kan gebeuren. Morgen zelfs …..”(Najaar 1952). Deze ‘voorspelling’ is niet geplaatst, omdat de redactie het niet aandurfde. Je zou maar paniek zaaien, zo net na de oorlog. Politici zouden ook kiezers winnen door meer woningen te beloven, niet door te beloven de dijken te verhogen. Daar zat men echt niet op te wachten. In de begroting wordt dijkbeheer onderschat. Er wordt veel te weinig geld voor gereserveerd.
Het water had op 1 februari nog hoger kunnen komen. Merkwaardig is de manier waarop dijken breken: ze breken zonder uitzondering omdat ze aan de binnenkant onderuitzakken. Oorzaken hiervoor zijn:
- dijken zijn te laag en te smal.
- te steil en slecht van samenstelling (verwaarloosd).
- de kleine hoeveelheid klei waaruit een dijk is opgebouwd (hoe meer klei hoe sterker).
- de grasmatten op binnentaluds waren beschadigd. (overslaand water kan dan gemakkelijk door de afdeklaag van klei heendringen en vreet de dijk van binnenuit kapot, met als gevolg dat het binnentalud wegzakt en de dijk breekt).
Minder steile binnentaluds houden het vaak wel. Mollengangen, konijnengangen, uitgesleten koeienpaadjes op de dijk, slecht herstelde plekken waar vroeger bunkers van de Duitsers zaten, palen en afrasteringen, kortom allemaal invloeden van buitenaf zorgden ervoor dat de dijk zwakker werd en dus sneller doorbrak. Maar de afdeklaag van klei was ook erg belangrijk, hoe dunner, hoe sneller de dijk door zou breken. Op calamiteuze waterschappen (waterschap dat kosten van calamiteiten niet meer kan ophoesten) wordt streng toezicht gehouden, met als gevolg dat deze dijken verbeterd werden. Hierdoor blijven veel calamiteuze polders droog.
*H14 het Dijkherstel
Het water dat in de polders stond, kon niet weg. De gaten waren te klein en buiten de polders in de Grevelingen bijvoorbeeld stond het erg laag. Boer Sieling wist dat zijn grond er niet beter op zou worden met al dat zoute water. Hij wilde een gat in de dijk groter maken zodat het water weg kon. Maar, er kwamen nog meer vloeden. Het gat werd uiteindelijk 300 meter breed. Het duurde 6 weken voordat men het gat weer dicht had. Polderbestuurders waren boeren. Zij wilden het water zo snel mogelijk hun polder uit hebben. De grond zou maar verzilten. Een andere manier is het spuien naar droge buurtpolders. Deze zaten hier natuurlijk helemaal niet op te wachten. Boeren willen hun grond wel droog hebben, maar zelf helpen ze er niet aan mee. Arbeiders moesten hiervoor komen opdraven. Lang niet allemaal pikten ze dat. Ze lieten zich niet zomaar commanderen. Ze kunnen immers niet gedwongen worden.
De Noodwet Dijkherstel wordt ingevoerd. Deze houdt in dat het Rijk alle kosten voor dijkherstel voor haar rekening neemt maar ook de leiding krijgt bij het dijkherstel.
Waterschappen komen op een zijspoor. In Zuid-Holland neemt Provinciale waterstaat het op voor de waterschappen. Zij leiden zelf het dijkherstel. De Dienst Dijkherstel Zeeland herstelt de zeedijken en Provinciale Waterstaat herstelt binnendijken, dit gaat zeer moeizaam. Aannemers beleven een gouden tijd. Ook wordt er opzettelijk lang over het werk gedaan en wordt er fraude gepleegd. De Arbeiders gedroegen zich slecht. Ze rebelleerden.
*H15 de Dieren
Dieren waren niet of zeer moeilijk te redden, met als gevolg dat er veel kadavers waren. 20.000 koeien en tienduizenden andere dieren verdrinken. Geredde dieren moesten terug naar hun eigenaar. Ze werden afgevoerd per boot richting herkenningsmarkten (boeren konden hier hun vee ophalen). De rest werd verkocht. De kadavers moesten opgeruimd worden, maar velen waren panisch voor besmettingsgevaar. Omdat de temperaturen rond het vriespunt waren was dat gevaar miniem. Ook waren deze dieren ‘gezond’ verdronken (ze hadden geen ziektes bij zich ten tijde van de ramp).
Ze worden begraven in massagraven. Katten en honden die nog leefden moesten afgeschoten worden omdat ze besmet zouden kunnen zijn als ze aan de kadavers hadden gezeten.
Boeren deden vroeger al het werk met behulp van paarden. Nu die verdronken waren gingen ze meteen over op landbouwmachines.
*H16 het Geloof
In Zeeland woonden veel zwaar gereformeerden. Zij dachten dat de ramp een straf van God was. Zeker omdat een week voor de ramp deze voorspeld is door L.Potappel (ouderling): “Er dreigt een totale ruïne. God zal ook onze dijken doen doorbreken…Een gehele ondergang dreigt ons, want de zonden wassen steeds aan“. Zeer frappant natuurlijk.
Orthodox gereformeerden voelden zich schuldig aan de ramp. Ze vonden zelf dat ze hadden gezondigd. Op zondag, de dag van de ramp, mag er niet gearbeid worden. Deze mensen twijfelen: mogen ze de handen uit de mouwen steken of moeten ze lijdzaam toezien hoe de zondvloed van God zich verder voltrekt? De dominees bieden uitkomst: zij zeggen dat de gelovigen aan de dijken moeten gaan werken en lassen kerkdiensten af. Mensen die op zolders zaten, waren uren achtereen aan het bidden om rust te vinden.
Eenderde van de evacués denkt dat de ramp een straf van God is. Een vrij hoog percentage dus. Alle verschillende stromingen van de kerk volgen één gezamenlijke kerkdienst. Dit veroorzaakt een tijdelijke verbroedering. Er wordt mensen die familie of vrienden hebben verloren verteld dat die mensen gestraft zijn door God.
Uiterlijk lopen de gelovigen al vrij snel weer in de pas, maar innerlijk gaan mensen zich niet gedragen als mensen die net de straf van God hebben ondergaan. Zij gaan op dezelfde manier verder, ja, ze worden zelfs materialistischer na de ramp.
*H17 Oranje
De Oranjes zijn erg begaan met het lot van de slachtoffers. Ze helpen op veel manieren, maar vooral door een luisterend oor te bieden. Wilhelmina gaat naar Zeeland en Juliana naar Brabant en Zuid-Holland. Juliana bleef eenvoudig en wilde niet dat er extra moeite voor haar werd gedaan. Wilhelmina echter bleef wat ‘stijfjes’ en echt de Koninklijke Hoogheid. Prins Bernhard bracht ook bezoeken. Het doet de plaatselijke bevolking heel goed, er wordt aan hen gedacht.
*H18 de Koude Oorlog
Doordat de dreiging van de koude oorlog duidelijk voelbaar is waren veel mensen tegen de communisten. Als deze hun hulp dan ook aanboden, werd deze hulp geweigerd. Communistische journalisten mochten bijvoorbeeld niet mee met een pers-vlucht boven het rampgebied. Ze richtten een Volkshulpcomité op: ze gingen dan maar zélf geld en goederen inzamelen, ergens anders waren ze niet welkom. Ze stuitten op weerstand. De BVD waarschuwt commissarissen van de Koningin tegen communistische hulp, die waarschuwen op hun beurt de burgemeesters weer. Als toch hulp van volkshulpcomité geaccepteerd werd, moest het óf afbesteld worden óf er werd om opheldering gevraagd. Henk Gortzak, van de communistische partij, stelt op 10 februari de schuldvraag in de Tweede kamer: de stelling (ramp was menselijkerwijs niet te voorkomen) was op zijn minst aanvechtbaar. Er was namelijk de laatste jaren meer geld naar ‘bescherming tegen de communisten in de koude oorlog gegaan dan naar de kustverdediging, hier was op bezuinigd. Daar ligt het antwoord op de schuldvraag, aldus Gortzak. Dijken werden niet goed onderhouden, zelfs verwaarloosd. Maar Gortzak haalt ook de V.S. erbij. Dan kan minister-president Drees Gortzak gemakkelijk onderuithalen. Communisten worden zo mogelijk nog meer buitengesloten bij de hulp.
*H19 de Schadevergoeding
Er worden veel inzamelingsacties gehouden. Giften zijn voor de belasting aftrekbaar, mede hierdoor stroomde er heel veel geld binnen bij het Rampenfonds. Maar niet alles kon hiervan betaald worden, alleen huisraadschade en nog wat kleine zaken. Een textielpakket, tafel, stoelen en een bed krijgen de slachtoffers eerst. De schade wordt opgenomen en hierbij worden gezinnen in groepen ingedeeld. Van arm (groep 1) tot rijk (groep 5). Sommigen gaven meer op dan ze in werkelijkheid bezaten. Velen konden zich na de ramp meer veroorloven dan ervoor. Op boerenbedrijven werd alles opgekocht voor de dagwaarde van 1 februari, zelfs dode dieren. De uitkeringen aan boeren zijn royaal, nu kunnen ze zelfs tractoren en andere landbouwmachines kopen.
*H20 de Schuldvraag
Na de ramp is het ‘juiste moment’ voor het stellen van de schuldvraag nooit gekomen. Het zoeken naar de zondebok was nu niet het juiste. Alle gemaakte fouten zouden wegzakken tegen al het goede wat gepresteerd is. Degenen die de schuldvraag wel stellen zijn:
- Dominee Zandt (SGP): God heeft de ramp veroorzaakt.
- H.Gortzak (CPN): regering gaf te weinig geld uit aan dijkverzwaring en hij wijst dan ook op de waarschuwingen van ingenieurs.
De regering houdt geen parlementaire enquête over de schuldvraag. Ze vonden de dijken niet te laag, want wie kan keren de hand des Heren? Zo probeerden ze eronderuit te komen. De regering beraamde plannen (Deltawerken), maar voor deze klaar waren werd Nederland al overvallen door het water. Bij Provinciale Staten Zeeland is er helemaal niets te horen wat op kritiek zou kunnen lijken. In Zuid-Holland wel, de schuldvraag wordt gesteld door Ir. Klein. Dijken waren inderdaad te laag en er werd te weinig aandacht aan besteed. In Brabant geeft men toe menselijk tekort te zijn geschoten, maar dat onneembare dijken altijd te kostbaar zijn geweest. De bevolking is over het algemeen te laat gewaarschuwd. Het waarom hiervan wordt niet uitgezocht. Bij de waterschappen wordt de schuldvraag niet gesteld. Men had door dat verdeelde waterschappen niet werkten dus maakte men een waterschap per eiland op Tholen, Schouwen-Duiveland en Noord-Beveland. Er komen uitgebreide rapporten over hoe de watersnood verliep, maar er is niets te vinden van iets dat lijkt op een schuldvraag.
Ingenieurs vinden dat de waterschappen schuld hebben aan de ramp en dat ook het Rijk schuld heeft omdat ze van het wanbeleid van de waterschappen wisten en niet ingrepen. Maar de ingenieurs nemen zelf ook de schuld op zich. Ook de pers vermijdt de schuldvraag. Lokale autoriteiten zijn helden en slachtoffers zielig, volgens hen. Het verdronken land werd het ‘Land van leed en kerels’ genoemd. De kritiek zweeg, ze stellen de schuldvraag niet aan de orde. Dit zou pas later komen.
*H21 het Keerpunt
De ramp is een mijlpaal in de geschiedenis. Mensen praten over ‘voor de ramp en na de ramp‘. Inwoners krijgen het financieel iets beter. De landarbeiders zoeken werk buiten Zeeland. Ze zagen dat het ook anders kon, bij het dijkherstel kregen ze een veel beter loon en de arbeidsomstandig-heden waren veel beter. Daarom vertrokken velen naar de havens van Rotterdam in de steden rondom Rotterdam. Deze delen van Nederland worden door dammen ook beter bereikbaar. Mensen krijgen fatsoenlijke huizen en hele dorpen werden (goedkoop) opgeknapt. Herverkaveling wordt toegepast met als gevolg een kaal landschap. Het saneringsplan wordt ingevoerd: iedere boer moet een bepaald aantal hectares grond bezitten. Daarom moesten er een aantal boeren weg, zij vertrokken naar de Noordoostpolder. De voorspellingen van de Stormvloedwaarschuwingsdienst worden beter verspreid en bijgehouden en beveiliging was beter. Maar pas bij de oplevering van het Deltaplan is Zeeland echt veilig.
*H22 de Verwerking
Slachtoffers hadden trauma’s overgehouden aan de ramp en gingen jaren na de ramp nog niet naar bed als het hoog water was. De meeste gedupeerden stopten hun verdriet weg. Orthodox gereformeerden dragen hun verdriet in stilte, het was immers een straf van God.
Er zijn ook mensen die het van zich af praten. Het werd over het algemeen heel erg gevonden als na-rampse generaties zich niet genoeg naar de zin van de slachtoffers interesseren in de ramp. Er is ook onbegrip waarom de doden niet elk jaar worden herdacht.
REACTIES
1 seconde geleden