Frans H2
VOCABULAIRE
Voca 1
Frans Nederlands
1 à la pointe de op de punt van
2 bordé(e) par begrensd door
3 bilingue tweetalig
4 la marée het getij
5 nautique water-
6 faire du char à voile strandsurfen
7 accompagné de vergezeld van
8 un nain een dwerg
9 embarquer aan boord gaan
10 l'enseignement het onderwijs
11 l'interdiction het verbod
12 la forêt het bos
13 la côte de kust
14 une île een eiland
15 la chance het geluk
16 se promener wandelen
17 une pierre een steen
Voca 2
Frans Nederlands
1 réfléchir sur nadenken over
2 le métier het beroep
3 le magazine het tijdschrift
4 le vendeur de verkoper
5 entretemps intussen
6 essentiellement voornamelijk
7 sur place ter plekke
8 emporter meenemen
9 évidemment uiteraard
10 goûter proeven
11 divorcé gescheiden
12 il y a trois ans drie jaar geleden
13 se remarier hertrouwen
14 l'année dernière vorig jaar
15 drôle grappig
16 certainement zeker
17 boire drinken
18 À tout à l'heure! Tot zo!
Voca 3
Frans Nederlands
1 le marin de zeeman
2 un pêcheur een visser
3 comme aangezien
4 hésiter aarzelen
5 tandis que terwijl
6 pauvre arm
7 la pêche de visserij
8 une entreprise een onderneming
9 se tromper de zich vergissen in
10 mettre en œuvre in het werk stellen
11 une matière première een grondstof
12 un héritage een erfenis
13 fidèle à trouw aan
14 une association een stichting
15 le but het doel
16 procurer krijgen
17 le dépliant de folder
18 une enceinte een omheining
Voca 4
Frans Nederlands
1 le séjour linguistique de taalreis
2 la famille d'accueil het gastgezin
3 le mode de vie de manier van leven
4 le saut de sprong
5 partager delen
6 quotidien dagelijks
7 faire son lit haar / zijn bed opmaken
8 mettre la table de tafel dekken
9 améliorer verbeteren
10 quinze jours twee weken
11 aller chercher ophalen
12 l'usage het gebruik
13 accueillant gastvrij
14 le progrès de vooruitgang
15 entourer omringen
16 se faire des amis vrienden maken
Voca 5
Frans Nederlands
1 porter plainte een anklacht indienen
2 le voleur de dief
3 voler stelen
4 la description de beschrijving
5 en cuir van leer
6 bleu foncé donkerblauw
7 se souvenir de zich herinneren
8 le tissu de stof
9 le zip de rits
10 la réunion de reünie
11 rigoler lol hebben, grapjes maken
12 de tout et de rien van alles en nog wat
13 le tournoi het toernooi
14 environ ongeveer
15 grave erg, ernstig
16 le permis de conduire het rijbewijs
17 bien sûr natuurlijk
18 Zut! Verdorie!
GRAMMATICA
ONREGELMATIGE WERKWOORDEN
De uitgangen van de futur zijn bij alle werkwoorden hetzelfde en bijna gelijk aan de présent van het werkwoord avoir. Bij onregelmatige werkwoorden is de stam vaak anders.
Het bijvoeglijke naamwoord
Speciale vormen
1 Bijvoeglijke naamwoorden die op een –e eindigen, veranderen niet als ze bij een vrouwelijk woord horen.
2 Bijvoeglijke naamwoorden die op een –s of een –x eindigen, veranderen niet bij een mannelijk woord in het meervoud.
Zie onderstaand schema:
Mannelijk Vrouwelijk Mannelijk meervoud Vrouwelijk meervoud Vertaling
Beau Belle Beaux Belles Mooi
Nouveau Nouvelle Nouveaux Nouvelles Nieuw
Bon Bonne Bons Bonnes Goed
Long Longue Longs Longues Lang
Vieux Vieille Vieux Vieilles Oud
Gros Grosse Gros Grosses Dik/groot
Blanc Blanche Blancs Blanches Wit
Cher Chère Chers Chères Duur/lieve
Premier Première Premiers Premières Eerste
Voorbeelden:
Un garçon triste Une fille triste Een verdrietige jongen Een verdrietig meisje
Un film français Des films français Een Franse film Franse films
Un homme heureux Des hommes heureux Een gelukkige man Gelukkige mannen
Sommige bijvoeglijke naamwoorden veranderen als: vóór een mannelijke ZN met een klinker of H enkelvoud begint.
Voorbeelden:
Vieux – vieil Un vieil homme Een oude man
Nouveau – nouvel Un nouvel élève Een nieuwe leerling
Beau – belle Un bel album Een mooi album
In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord meestal achter het zelfstandig naamwoord. Een paar bijvoeglijke naamwoorden staan vóór het zelfstandig naamwoord:
Beau (mooi), bon (goed), joli (mooi, leuk)
Haut (hoog), long (lang), petit (klein)
Jeune (jong), vieux (oud), grand (groot)
Gros (dik), mauvais (slecht), méchant (slecht, gemeen)
Nouveau (nieuw), autre (ander), large (breed)
+ Rangtelwoorden:
Premier (eerste), deuxième (tweede) enz.
Mannelijk Vrouwelijk Mannelijk meervoud Vrouwelijk meervoud
Andere letters E S Es
E --- S S
S E --- Es
X X se --- X ses
Voorbeeld 1 : Marc est (heureux).
Stap 1: Kijk naar de laatste letter van het BN x
Stap 2: Kijk naar het eerste rijtje van de tabel x
Stap 3: Kijk naar het ZN in de zin Marc m enk
Stap 4: Kijk horizontaal in de tabel niks heureux
BIJWOORD
Een bijwoord is een woord dat iets zegt over:
Een werkwoord Il skie bien. Hij skiet goed.
Een bijvoeglijk naamwoord Un très bon skieur. Een heel /erg goede skiër.
Een ander bijwoord Tu skies admirablement bien. Je skiet fantastisch goed.
Het bijwoord zegt NOOIT iets over een zelfstandig naamwoord.
Als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op een klinker, dan plak je er ‘ment’ achter. Als het eindigt op een medeklinker, dan moet je het eerst vrouwelijk maken. Als een bijvoeglijk naamwoord op ‘-ent’ eindigt, eindigt het bijwoord op ‘-emment’. Als een bijvoeglijk naamwoord op ‘-ant’ eindigt, eindigt het bijwoord op ‘-amment’.
Voorbeelden:
3 Snel rapide rapidement
4 Goed bon bien
5 Slecht mauvais mal
6 Voorzichtig prudent prudemment
7 Langzaam lent lentement
Bijvoeglijk naamwoord Bijwoord
Un garçon poli Een beleefde jongen Il salue poliment. Hij groet beleefd.
Un scooter rapide Een snelle scooter On roule rapidement Men rijdt snel.
Une note suffisante Een voldoende cijfer Il travaille sufisamment. Hij werkt voldoende.
Un conducteur prudent Een voorzichtige chauffeur Elle roule prudemment. Zij rijdt voorzichtig.
Soms wordt voor het bijwoord een ander woord gebruikt als voor het bijvoeglijk naamwoord:
Un bon skieur Een goede skiër Il skie bien. Hij skiet goed.
Un mauvais photographe Een slechte fotograaf Il photographie mal. Hij fotografeert slecht.
Un meilleur jeu Een beter spel Elle joue mieux. Zij speelt beter.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden