Frans H 1
· Het hulpwerkwoord: in het Frans gebruik je meestal het hww. Avoir (hebben) om de voltooide tijd te maken.
· Het voltooid deelwoord: bij de regelmatige ww op –er verandert –er in é.
· Een aantal werkwoorden heeft zijn voltooide tijd met ht hww. être. Voorbeelden zijn; aller (gaan), venir (komen), rester (blijven).
· !!! LET OP: het vooltooid deelwoord krijgt een uitgang. Het past zich aan bij het onderwerp waar het bij hoort.
· Mnl. enkv. -
Vrl. Enkv. e
Mnl. Mv. s
Vrl. mv. Es
Vrouwelijke landennamen:
(de meeste landen zijn vrouwelijk)
· La France Frankrijk
· La Hollande Holland
· La Belgique Belgie
· L`Espagne Spanje
· La Suisse Zwitserland
· La Suède Zweden
· L`Italie Italië
· L`Allemagne Duitsland
· L`Angleterre Engeland
Mannelijke Landennamen:
· Le Danemark Denemarken
· Le Luxembourg Luxemburg
· Le Portugal Portugal
· Le Canada Canada
· Le Maroc Marokko
Meervoud:
· Les Pays-Bas Nederland
· Les Ètats-Unis De Verenigde Staten
Frans H 2
· A côté de naast
· Au-dessus de boven
· Au-dessous de onder
· A gauche de links van
· A droite de rechts van
· En face de tegenover
· Au coin de op de hoek van
· Près de vlak bij
Frans H 3<-b>
· Maanden:
Janvier
Février
Mars
Avril
Mai
Juin
Juillet
Août
Septembre
Octobre
Novembre
Décembre
· Voor een datum zet je in het Frans altijd le en gebruik je een hoofdtelwoord.
Le trente et un décembre. 31 december.
· Voor de eerste van de maand gebruik je het rangtelwoord premier.
Le premier janvier. 1 januari
· Aanwijzend voornaamwoord:
Mnl. enkv. Ce
Vr. Enkv. Cette
Mnl. Mv. Ces
Vrl. Mv. Ces
!LET OP! -> ce verandert in cet voor een klinker en stomme h.
· Zo nodig je iemand uit:
Tu peux venir? Kun jij komen?
Vous pouvez venir? Kunnen jullie/kunt u komen?
· Je neemt een uitnodiging aan:
Oui, bien sur je viens! Ja, natuurlijk kom ik!
Oui, bien sur nous venons! Ja, natuurlijk komen wij!
Merci pour l`invitation. Bedankt voor de uitnodiging.
· Je slaat een uitnodiging af:
Non, je suis désolée, je ne peux pas venir!
Nee, het spijt me, ik kan niet komen!
Pouvoir -> kunnen
Je peux ik kan jài pu ik heb gekund
Tu peux jij kunt tu as pu jij hebt gekund
Il/elle/on peut hij/zij/men kan il/elle/on pu hij/zij/men heeft gekund
Nous pouvons wij kunnen nous avons pu wij hebben gekund
Vous pouvez jullie kunnen / u kunt vous avez pu jullie hebben/u heeft gekund
Ils/elles peuvent zij kunnen ils/elles ont pu zij hebben gekund
Vouloir -> willen
Je veux ik wil jài voulu ik heb gewild
Tu veux jij wilt tu as voulu jij hebt gewild
Il/elle/on veut hij/zij/men wil il/elle/on voulu hij/zij/men heeft gewild
Nous voulons wij willen nous avons voulu wij hebben gewild
Vous voulez jullie willen / u wilt vous avez voulu jullie hebben/u heeft gewild
Ils/elles veulent zij willen ils/elles ont voulu zij hebben gewild
Le = du
La = de la
L` = de l`
Les = des
! het delend lidwoord veranderd soms in het woordje de !
dat gebeurd:
· Na een ontkenning
· Na woorden van hoeveelheid
· Er zijn 3 manieren om een zin vragend te maken:
o Je zet est-ce que voor de zin.
o Je draait het onderwerp en de persoonsvorm om.
o Je zet een vraagteken achter de zin.
· Je geeft de begin en eindtijd aan.
Ca commence à huit heures. Het begint om acht uur.
Ca finit à deux heures. Het is om twee uur afgelopen.
REACTIES
1 seconde geleden