Filosofie: Wijsgerige ethiek
Paragraaf 1: Het morele goede
1.1
Kwalitatief goed: cijfers, films, etc
Moreel goed: daad die belangen behartigd/goed mens
Moraal: wat is goed, wat is slecht
Niet-morele manier goed: het is niet goed zoals een goed mens of een goede daad dat is.
Bij morele regels gaat het in de eerste plaats om de belangen van andere mensen (bisschop van Digne uit Les Miserables; cijfert zichzelf weg)
Wijsgerige ethiek is de systematische en kritische bestudering van moraal
Geluk is een psychische toestand, waarin mensen tevredenheid en vreugde ervaren.
Genot is een positieve zintuigelijke ervaring (bevredigen van biologische behoeftes) zonder veel moeite.
Volgens de ethiek van het hedonisme draait alles in het leven om het ervaren van zoveel mogelijk genot.
Vreugde wordt verschaft door ervaringen waarvoor je moeite moet doen, en dat inspanning en vaardigheid vereisen.
In morele regels gaat het in de eerste plaats om de belangen van anderen: zorg voor anderen. De filosofe Heleen Dupuis formuleerde dit kenmerk als volgt: je bent moreel volwassen als je geleerd hebt je eigen belangen te relativeren ten gunste van de belangen van anderen. Pas als men ook geïnteresseerd is in het geluk van anderen, dan betreed men het domein van de moraal.
Een daad die de belangen van anderen schaadt, is moreel slecht; een daad die de belangen behartigd is moreel goed. Het ultieme belang van elk mens is gelukkig zijn.
1.2
Een waarde is iets dat veel mensen waardevol of belangrijk vinden. Niet morele waarden zijn waarden die bijdragen aan ons eigen geluk, morele waarden zijn waarden die bijdragen aan het geluk van andere mensen (rechtvaardigheid, eerlijkheid, gelijkheid, zorgen voor zwakkeren, vrijheid).
Normen zijn afgeleid van waarden. Een norm (norma, ‘maatstaf’) is op te vatten als een regel waarin een bepaald gedrag wordt voorgeschreven. De norm: je mag niet stelen, is afgeleid van de waarde: eerlijkheid (morele waarde/norm). Normen beginnen vaak met: ‘Je mag niet..’, ‘Je moet…’ of ‘Je behoort…’.
Je hebt ook morele en niet morele normen, dit hangt af van de reikwijdte van de kring van mensen van wie de belangen in het geding zijn. Morele normen: Je moet altijd de waarheid spreken (eerlijkheid), je behoort iets te geven aan een collecte voor verstandelijk gehandicapten (zorgen voor zwakkere). Niet morele normen: je moet sprotschoenen van Nike dragen, op een feest moet je bier drinken (erbij horen).
Waarden en normen zijn ‘meningen’, en worden zo dus onderscheiden door feiten. Een feit is een bepaalde stand van zaken in de werkelijkheid. Men heeft feitelijke-uitspraken en waarde-uitspraken. Feitelijke uitspraken zijn altijd waar of onwaar. Een waarde uitspraak bevat een mening, men kan het er dus alleen eens of oneens mee zijn. Waarde uitspraken bevatten een waarde-term, zoals: mooi, slecht, goed, fijn.
Wetenschappers streven naar objectiviteit: de ideale wetenschap beschrijft en voorspelt louter feiten. De waardevrije wetenschap, bestaande uit louter harde feiten, is per definitie een onbereikbaar ideaal (je kunt niet helemaal objectief zijn).
1.3
Omdat men ook iets moreel goed kan doen uit eigen belang, moet er volgens sommige filosofen ook naar de motieven van een handeling gekeken worden. Een goed mens is dan niet iemand die goede handelingen verricht, maar iemand met een goed innerlijk. Alleen als je goed bent, kun je goed handelen en een voorbeeld zijn voor anderen.
Een goed mens is in deze visie een deugdzaam mens: iemand die bepaalde deugden bezit.
Deugden (arete, braafheid) zijn goede eigenschappen: een aanleg of geneigdheid om je op een bepaalde manier te gedragen. Deugden zijn bijvoorbeeld: eerlijkheid, trouw, rechtvaardigheid, vrijgevigheid In de Griekse oudheid onderscheidde men vier ‘kardinale’ (spil-deugden, waar het leven om draait) deugden: wijsheid, rechtvaardigheid, moed en matigheid. De drie belangrijkste deugden van het Christendom zijn: geloof, hoop en liefde.
Een deugdzaam mens is uiteindelijk niet zozeer een brave hendrik of iemand die in een opzicht excelleert, maar een voortreffelijk mens, uitmuntend persoon.
1.4
Altruïsme: als je voorbij ziet aan je eigenbelang en je de belangen van andere behartigd. Een altruïst is iemand die op een onbaatzuchtige manier anderen helpt, dat wil zeggen: zonder er zelf beter van te worden.
Egoïsme: tegenovergesteld aan altruïsme. Een egoïst is iemand die zichzelf en zijn eigenbelang centraal stelt. Hij is uitsluitend gericht op zijn eigen behoeftebevrediging, desnoods ten koste van anderen te behartigen.
Een ander kenmerk van moraal is dat zij een prescriptief (voorschrijvend) karakter heeft: moraal schrijft altijd een bepaald gedrag voor. Men heeft ook een descriptief karakter, dat beschrijft hoe iets in elkaar zit.
Morele regels hebben in principe voorrang boven andere gedragsregels. Als je er een leven mee kunt redden, mag je door rood licht rijden of iemand onbeleefd opzij duwen.
Morele regels zijn universaliseerbaar: als persoon A iets doet, mag persoon B dat ook.
De vier kenmerken van moraal:
- zorg voor anderen
- prescriptief karakter
- voorrang boven andere gedragsregels
- universaliseerbaar
Paragraaf 4: Soorten ethiek
Normatieve benadering: er wordt een bepaalde norm gesteld. Bij niet-normatieve benadering stelt men zich zo neutraal mogelijk op. Normatieve benaderingen zijn: algemene normatieve ethiek en toegepaste ethiek. Niet normatieve benaderingen zijn: descriptieve ethiek en meta-ethiek.
Descriptieve ethiek: beschrijving en verklaring van morele opvattingen en moreel gedrag.
Meta-ethiek houdt zich bezig met de analyse van morele taal: de betekenis van morele thermen en de regels voor correct moreel redeneren.
Algemene normatieve ethiek: houdt zich bezig met normatieve ethische theorieën (formuleren van fundamentele morele principes van plicht of deugd).
We behandelen de volgende drie theorieën: gevolgenethiek, plichtethiek en deugdethiek.
Toegepaste ethiek houdt zich bezig met het maken van concrete ethische afwegingen het nemen van beslissingen.
4.1
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden