Vrije wil hoofdstuk 1, 2 en 4

Beoordeling 7.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • vwo | 6334 woorden
  • 14 april 2012
  • 58 keer beoordeeld
Cijfer 7.7
58 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Hoofdstuk 1 Wat is vrije wil?
§1.2 Wanneer handelt iemand uit vrije wil.
Voorbeeld 1: Man met een psychische aandoening steelt tandenborstels, nadat hij betrapt wordt, besluit hij om in therapie te gaan. Heeft hij dit uit vrije wil gedaan of niet?

We zijn geneigd om te zeggen dat hij dit niet uit vrije wil heeft gedaan omdat hij een stoornis heeft, hij heeft niet zelf voor deze stoornis gekozen. De drang om te stelen is zo groot om te stelen bij hem dat hij zich er niet tegen kan verzetten.
Hij gaat vrijwillig in therapie, de man heeft dus niet de wil om kleptomaan te zijn.
Maar aan de andere kant had de man meer¬ moeite kunnen doen om zijn stoornis te verzetten. Hij gaat immers vrijwillig in therapie, hij heeft dus wel de mogelijkheid om tegen de stoornis in te gaan.

Voorbeeld 2: Een meisje van achttien jaar steelt een fiets na het uitgaan. Ze doet dit uit volle verstand. Hieraan voorafgaand was haar eigen fiets gestolen.

In dit geval zijn we eerder geneigd om te denken dat ze dit uit vrije wil heeft gedaan. Ze heeft immers geen stoornis die haar dwong om te stelen. Ze had ook kunnen besluiten om het niet te doen, we staan immers altijd bloot aan allerlei verleidingen, dat betekent niet automatisch dat we daar ook aan toe moeten geven.
Er is ook een andere manier om tegen dit voorbeeld aan te kijken, op het moment dat het meisje de fiets stal, was de verleiding om te stelen sterker dan het gevoel dat ze niet moest stelen. Dit is misschien te wijten aan haar onderontwikkelde geweten. Waarom zouden we dan concluderen dat ze dit uit vrije wil deed?

§1.3 Zijn we wel zo vrij als we denken?

Vaak wordt gezegd dat iets alleen uit vrije wil is als je een mogelijkheid had om iets anders te kunnen doen.
Maar stel dat de wereld zo in elkaar zit dat niets zonder oorzaak gebeurt en dat elke oorzaak zelf ook weer een oorzaak heeft, enzovoort. En zo tot aan het begin van het universum. In dit geval wordt alles bepaald door de gebeurtenissen uit het verleden. Deze opvatting heet het determinisme. Als het determinisme waar is, dan zijn de gebeurtenissen uit voorbeeld 1 en 2 noodzakelijke gevolgen uit ontwikkelingen van het verleden. Het determinisme lijkt daarom te consequentie te hebben dat er geen vrije wil kan zijn.
Als we zouden aannemen dat we een vrije wil hebben, dan moeten we ons afvragen hoe vaak we eigenlijk uit vrije wil handelen. We zijn geneigd om onszelf aan individu te zien, omdat we zelf nadenken over wat we willen en wat niet. Hiermee onderscheiden we ons van dieren, zij worden geleid door welk instinctieve verlangen het sterkst is, zonder daar een mening over te hebben. Je kunt bijvoorbeeld wel een hond zo opvoeden dat hij geen kip steelt, maar de hond heeft geen mening. Hij doet gewoon wat je het hebt geleerd.
We geloven graag dat dit bij mensen anders werkt, het meisje uit voorbeeld 2 had geleerd om geen fietsen te stelen, maar doet dit toch. De oorzaak hiervan kan zijn dat het in haar vriendenkring als normaal gezien wordt om fietsen te stelen. Mensen zijn namelijk groepsdieren, we verlangen er allemaal naar om bij een bepaalde groep te horen. We handelen weliswaar niet dermate instinctief als dieren, toch maken we veel beslissingen vanuit ons gevoel. Deze beslissingen proberen we dan te rechtvaardigen in het denkkader van de groep waar we graag bij willen horen.
Hiermee valt echter niet al het gedrag van mensen te verklaren, vaak behoren mensen tot verschillende sociale kringen met verschillende normen en waarden. Hierdoor moeten we kiezen welke we het belangrijkst vinden. Dit zijn de sociale invloeden.
Naast sociale invloeden zijn er ook lichamelijke invloeden, bijvoorbeeld als gevolg van genetische factoren. Als je aanleg hebt voor homoseksualiteit, zul je je minder aangetrokken voelen tot sociale kringen waar homoseksualiteit wordt afwezen.

§1.4 Het antieke en middeleeuwse denken over vrije wil.

Socrates(469-399 v.Chr.):
Al het kwaad komt voort uit onwetendheid. Mensen doen verkeerde dingen omdat ze niet begrijpen dat het verkeerde dingen zijn.

Plato(427-347 v.Chr.):
We doen verkeerde dingen, ook al beseffen we dat ze verkeerd zijn. Hoe dit kan verklaart Plato aan de hand van de ziel.
De ziel bestaat uit drie delen die hij vergelijkt met een tweespan: een rijtuig, bestuurd door een menner dat door twee paarden getrokken wordt. De menner staat voor het redelijke deel van de ziel, het kan inzicht hebben in het goede. Van de paarden is het ene edel en gehoorzaam. Volgens Plato is dit het eerzuchtige en gedisciplineerde deel van de ziel. Het andere paard is echter ongehoorzaam en gericht op verleiding, hij illustreert hiermee de lust. Het is aan de paardenmenner om met behulp van het gehoorzame paard het ongehoorzame in bedwang te houden. Hiermee wilt hij zeggen dat het de taak is van de rede om samen met discipline en plichtsgevoel onze lusten te beheersen.

Aristoteles(384-322 v.Chr)
Volgens Aristoteles is er een onderscheid te maken tussen algemene kennis van het goede en de toepassing daarvan in praktische situaties. Hij wijst erop dat je je niet altijd bewust bent van de kennis die je hebt. Je kunt dus kennis hebben over dat iets verkeerd is, maar je dan niet realiseren op het moment dat je iets verkeerds doet.
Zo kun je een man waarnemen die slecht ter been is en een trap op moet. Je beschikt over de kennis dat je een helpende hand zou moeten bieden, maar als je gehaast bent, of diep in gedachten verzonken komt dit wellicht niet in je op.
Volgens de drie genoemde filosofen is immoreel gedrag dus altijd te wijten aan een gebrek aan inzicht.

Augustinus(354-430)
Volgens de christelijke filosoof is het niet genoeg om te begrijpen wat is om te doen, maar je moet ook de wil hebben om het te doen. Het immorele gedrag van mensen is niet alleen een kwestie van onwetendheid, het ontbreekt mensen vaak ook de wil om iets goeds te doen. De wil hoeft niet te luisteren naar het je besef van het goede, maar je wil hoeft zich ook niet te laten leiden door waar je wel of geen zin in hebt. Het individu heeft een zekere mate van onafhankelijkheid in zijn beslissingen. Maar toch niet volledig, want de mens heeft ook de wil om het kwade te doen, om toe te geven aan lusten. Dit is een uiting van de aangeboren zondigheid van de mens, die geleidt heeft uit de erfzonde. We kunnen ons alleen verlossen van die zonde door ons te richten tot god, alleen de genade van god kan een goede wil in ons vrijmaken.
Maar stel dat god alwetend is, dan weet hij al welke beslissingen we gaan nemen. En als god het al weet, liggen de beslissingen schijnbaar al vast.

§1.5 Drie verschillende begrippen van vrije wil.

1. Vrije wil als voorwaarde voor verantwoordelijkheid.
Een handeling uit vrije wil is een handeling waarvoor je moreel verantwoordelijk bent. Als je niet uit vrije wil handelt, dan ben je niet verantwoordelijk voor die handeling. Met vrije wil wordt een soort controle bedoelt over je eigen gedrag dat noodzakelijk is voor verantwoordelijkheid
2. Vrije wil als zelfverwerkelijking.
Een handeling uit vrije wil is een handeling waarin tot uitdrukking komt wat de handelende persoon zelf belangrijk vindt. Om een vrije wil te hebben, moet je een individu zijn met een eigen mening oer wat belangrijk voor je is en wat niet. Met vrije wil bedoelen we dus het vermogen om op basis van je eigen mening beslissingen te nemen
3. Vrije wil als bewuste aansturing.
Een handeling uit vrije wil is een handeling die wordt aangestuurd door een bewuste gedachte die je vlak voor de handeling hebt. Je handelt uit vrije wil wanneer je handeling het gevolg is van het feit dat je dacht: Én nu ga ik dit doen. Met vrije wil wordt dus het vermogen om bewust je eigen lichaam aan te sturen bedoelt.

Deze driedeling help om verschillende problemen rondom vrije wil van elkaar te onderscheiden. Zo is het probleem van determinisme bijvoorbeeld een voorbeeld van vrije wil als voorwaarde voor verantwoordelijkheid.

Hoofdstuk 2 Vrije wil als voorwaarde voor verantwoordelijkheid.
§2.1 Inleiding

De vraag is: Wanneer doen we iets uit vrije wil en wanneer niet. Als een bejaarde vrouw je tas steelt uit verwarring, zul je haar niet verantwoordelijk houden. Maar is het meisje dat de fiets steelt (vb 2) wel verantwoordelijk?
We houden iemand moreel verantwoordelijk als we hem/haar kwalijk nemen wat hij gedaan heeft (slechte daad) of wanneer we hem bewonderen in het geval van een goede daad.

§2.2.1 Wanneer verdient iemand het om gestraft te worden.
In de manier waarop we denken over straffen speelt morele verantwoordelijkheid een belangrijke rol. Het lijkt redelijk om te zeggen dat iemand alleen gestraft moet worden als hij ook moreel verantwoordelijk is.
We vinden het vanzelfsprekend dat er allerlei vormen van gedrag strafbaar zijn. De volgende vier redenen om te straffen worden genoemd.
1. Opvoeding -> het gedrag van een misdadiger veranderen.
2. Afschrikking -> voorkomen dat de wet overtreden wordt.
3. Bescherming van de samenleving
4. Vergelding -> een misdadiger moet boete doen voor zijn misdrijf
5. (Bescherming van de crimineel)

De eerste drie redenen zijn pragmatisch, het is nuttig om en wenselijk om criminaliteit te verminderen en de maatschappij er voor te beschermen.
De vierde reden, vergelding is meer principieel van aard en gaat meer volgens het idee van criminelen schuld laten inlossen of boete te laten doen. Het idee dat het rechtvaardig is om mensen te straffen om boete te doen staat bekend als retributieve rechtvaardigheid.
Het principe hiervan is duidelijk, als iemand een ander iets aandoet, dan verdient hij het toch ook gewoon om gestraft te worden? Het zou niet rechtvaardig zijn om mensen zomaar weg te laten komen terwijl ze iets begaan hebben.
Als we hierbij naar de vrije wil kijken dan is dat hetgeen dat het verschil uitmaakt of iemand een straf verdient of niet.
Stel dat een hacker met de dood bedreigd wordt om het computersysteem van een bank te hacken. Van hem kunnen we zeggen dat hij niet uit vrije wil handelt, omdat hij onder dwang staat.

§2.2.2 Had een misdadiger ervoor kunnen kiezen om geen misdadiger te worden?
Veel mensen zullen zeggen dat de hacker niks anders kon doen omdat hij onder dwang stond. Maar het in het eerdere voorbeeld van het meisje met de fiets zijn we ernaar geneigd om te zeggen dat zij er wel iets aan kon doen. Zij had immers ook gewoon kunnen gaan lopen.
Volgens sommigen is het hebben van keuzemogelijkheden een voorwaarde voor vrije wil. Dit heet het Principe van alternatieve mogelijkheden.

Principe van alternatieve mogelijkheden:
Handelen uit vrije wil vereist dat je ook iets anders had kunnen doen.

Volgens dit principe handelen we dus niet uit vrije wil als we ook iets anders hadden kunnen doen. We zijn ook niet verantwoordelijk als we niets anders hadden kunnen doen, want een vrije wil is noodzakelijk voor verantwoordelijkheid.
Kuklinski was een gevaar voor de samenleving. Kuklinkski werd gestraft door de rechtbank en dat lijkt zo op het eerste oog niet meer dan terecht.
Op grond van de levensloop van Kuklinski kun je zeggen dat hij geen makkelijke start heeft gehad van zijn leven zonder liefde en een beperkte opvoeding. Ook werd Kuklinski mishandeld door zijn ouders en er zijn aanwijzingen dat zijn psychische stoornissen al vroeg in zijn leve begonnen. Ook was zijn broer ook uitgegroeid tot moordenaar, hetgeen de suggestie wekt dat het al vroeg is misgegaan in zijn jeugd.
Als de gebeurtenissen in zijn jeugd, waar Kuklinski zelf niet voor verantwoordelijk was bepalend zijn geweest voor zijn ontwikkeling tot crimineel, had hij dan eigenlijk wel de alternatieve mogelijkheid om geen crimineel te worden?
Maar aan de andere kant zijn er ook mensen met soortgelijke traumatische gebeurtenissen in hun verleden die geen moordenaars zijn geworden, waarin verschillen zij dan van Kuklinski?
Hebben zij er uit vrije wil voor gekozen om anders met traumatische ervaring om te gaan en heeft Kuklinski ervoor gekozen om zich te ontwikkelen tot moordenaar? Of hangt alles af van andere omstandigheden?

§2.2.3 Zijn al onze keuzes gedetermineerd?
Het determinisme is het idee dat alles wordt voorbepaald uit gebeurtenissen uit het verleden.
We leren van ouders en alle mensen om ons heen. We worden geprikkeld om bepaalde dingen wel en niet te doen. Het idee dat sociale interacties bepalend zijn voor ons toekomstige gedrag, noemen we sociaal determinisme.
Sociaal determinisme verklaart moeilijk al het menselijk gedrag. Mensen met vergelijkbare sociale achtergronden kunnen heel verschillend zijn. Bovendien vertonen we ook gedrag waarin erfelijkheid de basis is, dit gedrag hebben we nooit aangeleerd en we kunnen hierbij spreken over genetisch determinisme. Gedrag wordt bepaald door onze genen. Hiernaast zijn er nog vele andere factoren als gezondheid en voeding. Hoe meer factoren we bestuderen, hoe beter we het gedrag van iemand kunnen begrijpen en verklaren. Maar het gedrag van mensen blijft altijd deels onvoorspelbaar.
Deterministische filosofen verdedigen het idee dat elke gebeurtenis een gevolg van eerdere gebeurtenissen is. Het universum is volgens hen een groot mechanisch systeem waarin niets gebeurt zonder dat het een gevolg is van iets anders.
Stel dat de natuur zich volgens bepaalde wetten gedraagt, wetten die precies weergeven hoe de bouwstenen van het leven zich gedragen. In dat geval zou elke gebeurtenis in deze wereld een noodzakelijk gevolg zijn van eerdere gebeurtenissen in combinatie met natuurwetten. Deze opvatting heet het natuurwetmatig determinisme.
Indien het determinisme waar is, is ook je wil gedetermineerd. Alles volgt immers uit eerdere gebeurtenissen. De inhoud van je wil ligt eigenlijk al vast voordat je het wilde. Ook ben je noodzakelijk wie je bent. In dit geval is zijn de daden die Kuklinski beging volledig bepaald door zijn verleden. De uiterste consequentie hiervan is dat alles dat we doen al volledig bepaald is door gebeurtenissen die plaatsvonden voordat we zelf geboren werden.
Volgens verschillende filosofen betekent het determinisme gewoon dat we feitelijk niks anders kunnen dat datgene dat vastligt. We kunnen dus geen vrije wil hebben.
Als het determinisme waar is, dan hebben we geen vrije wil. Het determinisme is incompatibel met een vrije wil. Deze opvatting heet het Incompatibilisme.
En als we zowel het determinisme als het incompatibilisme accepteren dan moeten we concluderen dat niemand een vrije wil heet. Deze opvatting staat in de boeken als het hard determinisme, deze opvatting beweert dat alles voorbepaald is.
Als harde deterministen gelijk hebben, zijn mensen nooit verantwoordelijk voor hun daden. Je bent net zo min verantwoordelijk als je liegt dan als je iemand helpt. Wat je ook doet, je keuze lag al voor je geboorte vast.

§2.2.4 Alternatieven voor hard determinisme
De filosofen die het hard determinisme verwerpen zijn in twee groepen op te delen.
1. De libertariërs, zij zijn het eens met het incompatibilisme maar beweren dat het determinisme onwaar is en dat we goede redenen hebben om te beweren dat we een vrije wil hebben.
2. De compatibilisten, zij beweren juist het tegenovergestelde. Ze verwerpen het incompatibilisme en beweren dat determinisme en vrije wil verenigbaar zijn en dat we redenen hebben om te geloven in de vrije wil, daarbij maakt het niet uit of het determinisme waar of onwaar is.

§2.3 Libertarisme: geen determinisme, wel een vrije wil

Voorbeeld 3: Leopold en Loeb vermoorden Franks. Hun belangrijkste motief was het uitvoeren van de perfecte misdaad. Ze werden hiertoe gedreven door de filosofie van Nietzsche, de moraal van de Übermensch is er om de driften niet te onderdrukken maar voluit te leven.
Hun advocaat redde hen van de doodstraf door in zijn pleidooi uiteen te zetten dat de jongens door allerlei factoren gedetermineerd waren. Ook speelde hun verkeerde interpretatie van Nietzsche mee.

Leopold en Loeb waren intelligente, rijke en welopgevoede jongens. Dit in tegenstelling tot Kuklinski. Hadden zij juist niet beter moeten weten? De officier van justitie was ook van mening dat ze ervoor gekozen hadden om de moord te beramen en uit te voeren, zij alleen waren dus verantwoordelijk voor de moord.
Dit valt te onderbouwen met het libertarisme, mensen worden beïnvloed door factoren maar die invloeden zijn niet dermate groot dat we een speelbal hiervan zijn. Uiteindelijk hebben Leopold en Loeb er uit vrije wil voor gekozen om, ze hadden alternatieve mogelijkheden waar ze geen gebruik van hebben gemaakt.
De oorzaak van hun misdaden is niet te herleiden in hun verleden. Ze hebben de keuze zelf begaan.
We handelen uit vrije wil als onze keuzes de ultieme oorzaak van het handelen zijn. De keuzes zijn zelf ook zonder eerdere gebeurtenissen veroorzaakt. Dit is het ultieme oorzaakprincipe
Definitie: Als iemand uit vrije wil handelt, dan is zijn handeling veroorzaakt door zijn keuze om zo te handelen, zonder dat die keuze zelf weer is veroorzaakt door eerdere gebeurtenissen.

Libertariërs staan zowel voor het principe van alternatieve mogelijkheden als het ultieme oorzaakprincipe.
Het ultieme oorzaakprincipe volgt namelijk min of meer uit het principe van alternatieve mogelijkheden, als we namelijk iets anders hadden kunnen doen, dan is onze keuze de ultieme oorzaak. Als dit niet het geval was en alles dus voorbepaald was hadden we niks te kiezen. Het ultieme oorzaakprincipe gaat ook in tegen het determinisme, volgen het determinisme zijn al onze keuze veroorzaakt door eerdere gebeurtenissen en niet door de keuzes.
In de praktijk blijkt het libertarisme gevoelsmatig te kloppen, we twijfelen en maken afwegingen, waarna we keuzes maken.

§2.3.2 Biedt de wetenschap ruimte voor een ongedetermineerde vrije wil?
Volgens sommige kwantummechanici gedraagt de wereld zich volgens kansverdelingen. Als er een experiment gedaan wordt in het domein van de kwantummechanica dan is er niet precies te zeggen wat de uitkomst zal zijn. In plaats daarvan kan hij wel de verwachte uitkomst geven op basis van kansen.
Volgens deze interpretatie is het van tevoren niet gedetermineerd wat de uitkomst zal zijn, niet alle gebeurtenissen volgen noodzakelijk uit eerdere gebeurtenissen in combinatie met de natuurwetten. Hieruit volgt dat het determinisme onwaar is en daarbij ook het harde determinisme, dat zegt dat we vanwege het determinisme geen vrije wil hebben, ook onwaar.
Staat de wetenschap dus aan de kant van de libertariërs, kunnen we op basis van de wetenschap concluderen dat we een ongedetermineerde vrije wil hebben? Er zijn veel filosofen die hieraan twijfelen, levert een kansverdeling wel een vrije wil op? Als het uitvoeren van een handeling het resultaat van een kans is, in hoeverre is het dan eigenlijk wel onze keuze, een handeling lijkt dan eerder toevalligerwijs op te treden.

§2.3.3 Ligt de vrije wil voorbij de grenzen van de wetenschap?
Immanuel Kant verdedigt de positie die ervan spreekt dat je binnen de wetenschap niet kunt spreken van een vrije wil, maar er tegelijkertijd ook vanuit gaat dat het wetenschappelijke beeld beperkt is en de wereld niet weergeeft zoals hij op zichzelf is.
Volgens Kant moeten we een onderscheid maken tussen hoe dingen op zichzelf zijn en hoe ze aan ons verschijnen.
De dingen die aan ons verschijnen, worden gevormd door ons, door hoe wij de wereld ervaren. Het verschijnt door een filter van ervaring, kant noemt dit de fenomenale wereld. Fenomeen staat voor een waarneembaar verschijnsel. De wetenschap baseert zich op waarnemingen, we nemen alleen de fenomenale wereld waar dus levert de wetenschap ons slechts kennis van de fenomenale wereld en van de dingen op zichzelf.
De dingen van zichzelf, dus los van de waarneming, noemt Kant de noumenale wereld. Deze wereld kan niet door ons zintuiglijk worden waargenomen.
Kant gaat er vanuit dat de wetenschap waarnemingen deterministisch kan verklaren en voorspellen, maar hieruit valt alleen te concluderen dat de fenomenale wereld deterministisch is, maar niet dat de noumenale wereld deterministisch is. In deze beperking van de wetenschap zag kant ruimte voor de vrije wil.
Vrije wil is volgens kant een noodzakelijke vooronderstelling die we gebruiken om morele vragen te beantwoorden en om te beslissen hoe we handelen. Hij noemt dit de praktische rede.
Kant verdedigde een plichtethiek, dit wilt zeggen dat we een morele verantwoordelijkheid hebben waaraan we moeten gehoorzamen. Als iemand hulp nodig heeft, dien je hem te helpen. De plichtethiek stelt dat je vrij bent met het principe van alternatieve mogelijkheden. Je hebt alleen plicht om iets te doen wanneer je een keuze hebt.
Het ultieme oorzaakprincipe is volgens kant ook een veronderstelling van de praktische rede. Als een persoon (moreel of immoreel) handelt dan laat hij zijn keuze bepalen door zijn wil (om moreel of immoreel te handelen). Dit kan alleen als we zelf de ultieme oorzaak zijn van het handelen.
Volgens Kant betekent dit dus dat Kuklinski zelf de ultieme oorzaak is van zijn moorden. Ook al verschijnt dit in de fenomenale wereld als een noodzakelijk gevolg van zijn verleden. Kant geeft de wetenschap verassend genoeg geen ongelijk. De wetenschap vertelt ons immers niks over de werkelijke oorzaken die in de noumenale wereld liggen. Maar volgens Kant hebben we zeker een vrije wil omdat we anders geen ethiek zouden kunnen hebben.
Het alternatief van kant roept echter ook een moeilijke vraag op. Indien ieder mens een ultieme oorzaak van zijn handelingen is, is het dan niet opmerkelijk dat we onze keuzes allemaal op zo’n manier maken dat onze handelingen kunnen verschijnen als gebeurtenissen die deel uitmaken van een deterministisch geheel? Stel dat Kant gelijk had en Kuklinski een vrije wil had. Als hij ervoor gekozen zou hebben om niet te moorden, hoe zou dit dan moeten verschijnen in de fenomenale wereld? De natuurwetten zouden immers niet meer kloppen als hij niet zou moorden.
Personen kunnen onnoemelijk veel combinaties van handelingen en keuzes maken, maar hoe komt het dan dat deze keuze uit vrije wil precies passen in de fenomenale wereld zoals de wetenschap hem beschrijft?
Filosofen na kant vonden het antwoord hierop in de vorm van dat wanneer je sterke regelmatigheden vindt in de natuur en in het gedrag van mensen je je niet meer kunt loskoppelen van de filosofische aannames over vrije wil.

§2.4

§2.4.1. Wat is compatibilisme?
Een compatibilist hoeft per definitie te beweren dat het determinisme waar is. Hij hoeft slechts aan te tonen dat we een vrije wil hebben, of het determinisme nou waar is of niet.
Compatibilisten verwerpen het ultieme oorzaakprincipe omdat dit stelt dat we alleen uit vrije wil kiezen als we zelf de ultieme oorzaak van onze keuzes zijn. Maar volgens compatibilisten doet het er niet toe of we wel of niet gedetermineerd zijn dus verwerpen zij dit.
Hume en Hobbes: Iemand is vrij als hij onbelemmerd kan doen en laten wat hij of zij wil.
Dit idee is compatibel met het determinisme en zegt in tegenstelling tot de libertariërs, die zeggen dat om te kunnen handelen uit vrije wil je vrij moet zijn om te bepalen wat je wilt, dat zolang je fysiek niet belemmerd wordt je altijd uit vrije wil handelt. Onder vrijheid verstaan zij dus slechts de macht om een daad te stellen of niet te stellen overeenkomstig met de wil.
De eerder genoemde hacker is geen geketende gevangene, hij staat niet onder een fysieke belemmering geforceerd door de criminelen. De criminelen zorgen er slechts voor dat de alternatieve keuze voor de hacker vervelende gevolgen heeft. Compatibilisten zouden zeggen dat de hacker uit vrije wil handelde.

§2.4.2 Conditioneel compatibilisme
G.E. Moore: Wijst erop dat ook als het determinisme waar is we nog steeds een onderscheid kunnen maken tussen wat dingen die we niet hadden kunnen doen en anderzijds dingen die we niet hebben gedaan maar, die we wel hadden kunnen doen.
Het gaat er volgens hem om of iets anders zou hebben gedaan in een vergelijkbare situatie waarin je iets anders had gewild. Dit is de conditionele analyse van alternatieve mogelijkheden.
Definitie: als iemand iets anders had kunnen doen, als, onder de conditie dat hij iets anders had gewild.
Volgens een conditioneel compatibilist moet er aan twee voorwaarden moeten voldaan als iemand uit vrije wil handelt. De eerste is dat de persoon doet wat hij wilt doen. Dit mag gedetermineerd zijn zodat het ultieme oorzaakprincipe te verwerpen is. Daarnaast moet het ook zo zijn dat als de persoon iets ander had gewild dat hij dan ook iets anders zou hebben gedaan. Maar het feit dat de persoon niks anders deed mag ook gedetermineerd zijn. In deze context is het principe van alternatieve mogelijkheden dus niet in strijd met het determinisme.
Het consequentie-argument van Peter van Inwagen poogt om het principe van alternatieve mogelijkheden te verbreken met met het determinisme. Dit argument berust op het principe dat het determinisme waar is en alles al voor de geboorte vastligt. We hebben dus geen keuze omdat alles volgens natuurwetten vastligt.

§2.4.3. Verantwoordelijkheid zonder alternatieve mogelijkheden
Harry Frankfurt: Voorbeeld dokter black -> geen alternatieve mogelijkheden.
Handelde meneer Jansen in het voorbeeld van dokter black uit vrije wil? De mogelijkheid om de bank niet te beroven lag namelijk niet tot zijn beschikking, hij had geen alternatieve mogelijkheid. Toch heeft dr. Black niet ingegrepen handelde mr. Jansen dus uit vrije wil. Harry Frankfurt laat hiermee zien dat vrije wil niet vereist dat voldaan wordt aan het principe van alternatieve mogelijkheden.

§2.4.4 Compatibilisme op grond van vatbaarheid voor redenen
John Martin Fischer: Vrije wil heeft volgens Fischer alles te maken met controle. We hebben ons eigen gedrag onder controle als we uit vrije wil handelen, we zijn dan verantwoordelijk. Volgens het Ultieme oorzaakprincipe kunnen we uit het niets een handeling veroorzaken, zonder invloeden van eerdere gebeurtenissen. Dit noemt Fischer totale controle.
Volgens het principe van alternatieve mogelijkheden handelen we uit vrije wil als we iets anders hadden kunnen doen. Volgens Fischer is onze keuze om één bepaalde handeling uit te voeren een regulatieve controle. Volgens hem kunnen we deze controle echter niet hebben, dit voert hij aan door middel van het consequentie argument. Maar voor verantwoordelijkheid hebben we geen regulatieve controle nodig.
Voor verantwoordelijkheid hebben we besturingscontrole nodig. Deze controle verschilt van regulatieve controle. Besturingscontrole wilt zeggen dat we controle hebben over wat we zelf doen, we besturen onszelf als we uit vrije wil handelen. We zijn dan ook alleen verantwoordelijk voor ons handelen als we besturingscontrole hebben.
Een demente oude vrouw die een tas steelt is dus niet verantwoordelijk omdat ze geen besturingscontrole over zichzelf heeft. Dit heeft de dementie overgenomen.
Volgens Fischer vereist besturingscontrole dat je voor rede vatbaar bent. Je bent voor rede vatbaar als je beschikt over de geestelijke vermogens die nodig zijn om te begrijpen waarom je iets wel of niet had moeten doen.

§2.4.5 Compatibilisme op grond van reactieve attitudes
Peter Strawson: In sommige gevallen van ontoelaatbaar gedrag van anderen raken we meer verontwaardigd of boos dan in andere situaties. Deze reacties op gedrag van anderen noemt Strawson reactieve attitudes. Onze reactieve attitudes zijn volgens hem de basis op grond waarvan we elkaar verantwoordelijk houden waar het determinisme weinig aan kan veranderen.
Volgens Strawson hebben we normaal gesproken twee attitudes (houdingen) die we tegenover personen innemen.
1. Reactieve attitudes: je houding als je iemand benaderd als een moreel verantwoordelijk persoon.
2. Objectiverende attitudes: een meer afstandelijke houding die we innemen als iemand verminderd moreel verantwoordelijk is.
Iedere menselijke handeling is vanuit de objectiverende houding te bekijken, maar in de praktijd ervaren we de reactieve houding het meest tegenover de mensen om ons heen. Als we steeds de objectiverende houding zouden hebben en dus voor iedere handeling de oorzaken zou zoeken, dan zou je niks meer waarderen en nooit verontwaardigd zijn. Maar Strawson gelooft hier niks van. Volgens hem zitten we zo in elkaar dat we sowieso reactieve attitudes voelen, alleen in speciale gevallen zullen we die uitschakelen.
Het onderscheid dat Strawson maakt tussen de beide houdingen valt te vergelijken met het onderscheid dat Kant maakt tussen de wetenschap en de praktische rede. De praktische rede die kant voorstelt vooronderstelt het bestaan van een vrije wil die de ultieme oorzaak is van het handelen. Strawson gaat weliswaar niet dermate ver, het feit dat je verontwaardiging voelt leidt er niet automatisch toe dat een andere filosofische theorie geaccepteerd dient te worden. Bij Strawson is verontwaardiging slechts een emotie die deel uitmaakt van onze natuur en die ook prima bestudeerd kan worden door de wetenschap. Verantwoordelijkheid maakt deel uit van de natuurlijke wereld en het is mogelijk dat die deterministisch is.
We mogen volgens Strawson dus niet automatisch iemand verantwoordelijk voor iets houden als we ons (reactieve attitude) verontwaardigd voelen.

§2.5 Kan straf verdienen een kwestie van pech zijn?

Thomas Nagel: Wanneer een belangrijk aspect van wat iemand doet afhankelijk is van factoren buiten zijn controle, terwijl we hem in dat opzicht toch blijven beschouwen als object van morele oordelen, dan kunnen we spreken van morele mazzel of pech.

Is het eerlijk om iemand zwaarder te straffen dan een ander, terwijl het veroorzaken van een ongeluk bijvoorbeeld voor een groot deel berust op pech?
We doen dit ook als bijvoorbeeld een moord mislukt door toeval en het een poging tot moord wordt. Dit wordt minder zwaar gestraft dan als de moord geslaagd was.
Immanuel Kant oordeelt dat het onterecht is om mensen verschillend te veroordelen op basis van verschillen die een kwestie zijn van mazzel en pech. Hetgeen dat ze verkeerd hebben gedaan is eigenlijk het enige dat te verwijten valt.
Indien het determinisme waar is, was de beslissing om iets verkeerds te doen een noodzakelijk gevolg uit verschillende factoren.
Volgens Fischer zijn we slechts verantwoordelijk als we de totale controle hebben over het handelen, onze oorzaken kunnen slechts vrij zijn van pech en geluk als ze de ultieme oorzaak zijn.

§2.6 Wat nu als we geen vrije wil hebben?

Derk Pereboom: Probeert de vrije wil niet te redden, beschouwt het idee dat mensen eigenlijk nooit straf verdienen als iets positiefs. We verdienen volgens hem alleen straf als we totale controle hebben maar mensen hebben geen totale controle. Pereboom noemt zichzelf een hard incompatibilist, hij meent te zeggen dat niemand een vrije wil heeft, het doet er niet toe of het determinisme waar of onwaar is.
We kunnen mensen nooit tot verantwoording roepen, uit zijn hard incompatibilisme volgt dat mensen nooit een straf verdienen (sterke aanrekenbaarheid) maar dat wilt echter niet zeggen dat je mensen niet tot verantwoording mag roepen (zwakke aanrekenbaarheid).
Pereboom is van mening dat het gerechtvaardigd is om criminelen op te sluiten wanneer zij een bedreiging vormen voor de samenleving (of andersom), maar minder om criminelen op sluiten met vergelding als reden.

Hoofdstuk 4 Vrije wil als bewuste aansturing

§4.1 Inleiding.

John Searle: Steekt tijdens zijn lezingen bewust zijn hand op om te demonstreren dat hij zijn lichaam kan aansturen door zijn hand op te steken en te vertellen dat hij dit bewust heeft gedaan.
Het lijkt voor de hand te liggen dat je hand omhoog gaat omdat je bewust dacht om hem omhoog te laten gaan, maar in het algemeen zijn we ons niet bewust over de elektrische impulsen die over onze zenuwbanen gaan.

§4.2

§4.2.1 Mechanisering en de wetenschappelijke revolutie.
Tijdens de wetenschappelijke revolutie werden veel belangrijke ontdekkingen gedaan en veel oude ideeën verworpen. Zo stelde Aristoteles dat een steen naar beneden valt omdat hij zijn natuurlijke positie nastreeft. De verandering in de natuur verklaarde hij als het streven naar een bepaald doel, hij had een teleologisch wereldbeeld.
Tijdens de wetenschappelijke revolutie werd dit verworpen, men ging meer werken met wiskundige formules waarmee men voorspellingen deed.
Ook kwam er een mechanistisch wereldbeeld, Kepler vergeleek de wereld met een klok en Descartes benoemde dieren als ingewikkelde mechanismen.

§4.2.2 Substantiedualisme: de scheiding tussen geest en lichaam.
Volgens Descartes was het verschil tussen mensen en dieren dat mensen niet alleen een lichaam hebben, maar ook een geest, die verbonden is met het lichaam maar ook zonder het lichaam zou kunnen bestaan. De geest is volgens hem een substantie, iets dat op zichzelf bestaat. Het lichaam is een andere substantie die uit het domein van de natuur, tot deze substantie behoort alles dat ruimte inneemt. We zeggen ook wel dat deze uit materie bestaan. De geest is echter een denkende substantie die niet onderworpen is aan mechanische principes van de natuur. Dit heet het substantiedualisme.
Door deze opvatting is het voor Descartes mogelijk om te beweren dat het lichaam een mechanisme is (materie) maar dat er anderzijds toch een vrije wil is (geest).
Dit roept echter wel een moeilijke vraag op, als de geest een aparte substantie is die niet zoals het lichaam deel uitmaakt van de natuur, hoe kan het de geest het lichaam dan eigenlijk in beweging brengen? Hoe communiceren lichaam en geest? Met dit interactieprobleem worstelde Descartes, hij kwam hiervoor met de noodoplossing ‘pijnappelklier’.

§4.3

§4.3.1 Is de vrije wil een bovennatuurlijke kracht?
Volgens Isaac Newton is de beweging van materie te verklaren door te achterhalen welke krachten er worden uitgeoefend. Volgens de krachtenleer van Newton hoeft er geen fysieke aanraking te zijn voor krachten om te kunnen werken. Filosofen zagen in deze leer een oplossing voor het interactieprobleem, ze kwamen met het idee van bovennatuurlijke krachten. Men beweerde dat er niet alleen natuurkrachten zijn die op materiële objecten werken, maar ook bovennatuurlijke krachten waarmee de geest invloed kan uitoefenen op het lichaam.
Op grond van deze theorie is de vrije wil te zien als een vermogen van onze geest om een bovennatuurlijke kracht uit te voeren op ons lichaam. Ook is het idee van paranormale verschijnselen aantrekkelijk voor sommige mensen, het idee dat er bovennatuurlijke krachten zijn is wijdverbreid, het geeft ons een oplossing voor het interactieprobleem. Maar is dit een reden om in bovennatuurlijke krachten te gaan geloven.
Als het idee van bovennatuurlijke krachten klopt, dan zitten er in onze natuurwetten, waar geen rekening gehouden wordt met bovennatuurlijke krachten, gaten, ze zijn onvolledig. De reden waarom er niet meer in bovennatuurlijke krachten wordt geloofd in de wetenschap is omdat er vele ontdekkingen zijn gedaan die daarmee in strijd zijn.
Zo werd de wet van behoud van energie ontdekt. De hoeveelheid energie die ergens verbruikt wordt, komt altijd ergens weer vrij. Maar als de geest bewegingen in de natuur veroorzaakt, dan moet de energie in de natuur toenemen.
Er zijn in alle onderzoeken die er gedaan zijn in de geschiedenis, ook de laatste jaren met de nieuwe technieken geen processen gevonden die niet verklaarbaar zijn op basis van natuurkrachten. Het is niet nodig om bovennatuurlijke energie ter veronderstellen. En bovendien zijn natuurkundigen er in geslaagd om alle natuurlijke krachten te herleiden tot 4 fundamentele krachten. Deze fundamentele krachten laten geen ruimte open voor bovennatuurlijke krachten.
Causale geslotenheid van het natuurkundig domein: Iedere gebeurtenis binnen het natuurkundig domein die een oorzaak heeft wordt volledig veroorzaakt door gebeurtenissen binnen het natuurkundig domein.
Het gevolg van deze causale geslotenheid is dat we het substantiedualisme nooit kunnen oplossen, beide substanties vallen immers in een ander domein.

§4.3.2 Epifenomenalisme: het bewustzijn heeft geen invloed
Als het natuurkundig domein causaal gesloten is, dan kunnen lichaamsbewegingen niet veroorzaakt worden door iets buiten dat domein (een geest). Sommige filosofen maken hieruit op dat er sprake is van eenrichtingsverkeer, het lichaam heeft invloed op de geest, maar de geest heeft geen invloed op het lichaam. De geest heeft dan dus zelf een oorzaak, maar kan niks veroorzaken. Dit heet een epifenomeen. Epifenomenalisme: bewuste ervaringen en gedachten worden wel door het lichaam veroorzaakt, maar hebben zelf geen invloed op het lichaam.

§4.3.3 Monisme: de eenheid van lichaam en geest
Uit de causale geslotenheid van het natuurkundig domein zouden we ook kunnen halen dat de activiteit van de geest, inclusief zijn vrije wil in het natuurkundig domein moet liggen. We moeten dan substantiemonisme of kortweg monisme accepteren.
Monisme: er is maar één substantie, de geest valt op de een of andere manier samen met het lichaam.
J.J.C Smart: de gedachte is identiek aan de desbetreffende activiteit i de hersenen: het is één en dezelfde gebeurtenis. Al onze gedachten en ervaringen zijn hersentoestanden.
Identiteitstheorie: alle gedachten en ervaringen zijn identiek aan hersentoestanden.
Deze theorie zegt dat bewuste gedachten hersentoestanden zijn, hersentoestanden kunnen ons lichaam in beweging brengen. Maar hoe kan een bewuste gedachte hetzelfde zijn als een hersentoestand?
Het is kenmerkend voor een gedachte dat hij ergens over gaat, maar kunnen we ook zeggen dat hersentoestanden ergens over gaan? En ook kunnen mensen over hetzelfde denken zonder dezelfde hersentoestand te hebben, hoe valt dit dan te rijmen?

§4.4

§4.4.1 Hersenonderzoek naar vrije wil.
Voorbeeld: Man belt luidruchtig in de trein, alvorens hem aan te spreken bedenk je je eerst dat je hem aan wilt spreken. Na een tijdje spreek je hem pas aan.

Uit dit voorbeeld blijkt dat er een verschil is tussen het voornemen om een handeling te verrichten en de beslissing om met de handeling te beginnen.
Volgens de identiteitstheorie is de bewuste gedachte ‘en nu ga ik hem aanspreken’ gelijk aan een hersentoestand. Als dit klopt dan valt het moment waarop de bewuste gedachte ontstaat samen met een hersenactiviteit die ervoor zorgt dat je lichaam in beweging komt. Hersenonderzoekers zijn hersenactiviteiten gaan meten. Het is ze gelukt om vast te stellen dat een lichaamsbeweging wordt voorbereid in de hersenen. Op het moment dat de activiteit te meten is, is in de hersens al vastgesteld dat het tijd is om met de lichaamsbeweging te gaan beginnen. Op grond van de identiteitstheorie kunnen we denken dat deze voorbereidende activiteit een gevolg is van de hersentoestand die samenvalt met de bewuste gedachte.
1. Bedenken dat je met beweging wilt beginnen
2. Voorbereiding op beweging
3. Beweging

Uit experimenten van Benjamin Libet bleek echter het omgekeerde, hij kwam tot de conclusie dat voordat je je überhaupt bewust bedenkt dat je een beweging wilt beginnen de hersens al werken aan voorbereiding op de beweging die je nog moet bedenken.
1. Voorbereiding op beweging
2. Bedenken dat je met de beweging wilt beginnen
3. Beweging

§4.4.2 Verschillende interpretaties van het onderzoek.
Volgens Dick Swaab loopt het bewustzijn achter de beslissingen van de hersens aan. Verder is deze paragraaf niet echt relevant, slechts een aantal kanttekeningen op het experiment van Libet.

1. Verkeerde conclusie
2. Afwijking van dagelijks leven in de opzet van het experiment
3. Wellicht is bewuste aansturing niet zo direct en precies

REACTIES

W.

W.

Zieke samenvatting dit, de kwaliteit druipt er vanaf

13 jaar geleden

W.

W.

Kei goed

13 jaar geleden

A.

A.

Mooi uitgewerkt!

13 jaar geleden

R.

R.

Jammer dat het bijna volledig gekopieerd is van: http://vrijewil2012.blogspot.nl/

10 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.