Leren filosoferen h. 1 + 2

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas havo | 1447 woorden
  • 22 juli 2008
  • 7 keer beoordeeld
Cijfer7.3
7 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Samenvatting filosofie

Goed: Meest algemene woord om iets aan te bevelen of in positieve zin te beschrijven. (kwalitatief goed: is het cijfer 8, een goede film en een “goed” iemand; moreel-goed.)
Moraal: zelden, gebruiken of gewoontes, het heeft te maken met de beoordeling van menselijk gedrag in termen van “goed” en “slecht”.
Wijsgerige ethiek: DE systematische en kritische bestudering van moraal.

1.1 Het goede leven

Een goed leven is een leven waarbij we ons voorstellen gelukkig te zijn, iedereen wil gelukkig zijn.
Geluk: een psychische toestand waarin mensen tevredenheid en vreugde ervaren.
Tevredenheid: geen van onbevredigde verlangens.
Vreugde: geen onbevredigde verlangens en aanwezige verlangens worden bevredigd. Vreugde komt ook door ervaringen waarvoor je (in tegenstelling tot genot) moeite voor moest doen, deze vreugde is duurzamer.
Genot: prettige zintuiglijke ervaringen. Meest krachtige ervaring van korte duur.

De verkiezingen: wat doen de partijen voor jongeren?

Volg ons op TikTok

Bij geluk stellen we ons “het goed leven” voor.deze opvatting is het kwalitatieve goede leven (goed salaris, liefde, vriendschap, vakanties etc) het is goed zoals een film, boek of gezondheid. Een leven met veel gelukkige momenten en ervaringen van vreugde en genot.

Morele regels: regels die in het belang zijn van anderen. Zorg voor anderen (respecteren).
Heleen Dupuis: “Je bent moreel volwassen als je geleerd hebt je eigen belangen te relativeren ten gunste van de belangen van anderen.”
Niet alleen om je eigen geluk maar ook om dat van anderen bekommeren -> moraal. Inzetten, voor het “goede”leven dat je zelf wel leiden ook voor anderen geleid kan worden.
Moreel slecht: Belangen van anderen een daad die belangen van anderen schaadt.
Moreel goed: Daad die belangen van anderen behartigd.
Ultieme belang van elk mens is: gelukkig zijn, “het goede leven” leiden.

1.2 Normen en waarden

Waarde: iets dat veel mensen waardevol of belangrijk vinden.
Idee van “Het goede leven”: De som van al onze waarden. In het “Goede Leven” zijn alle dingen die wij waardevol vinden vertegenwoordigd. Dit is niet-moreel want het gaat hier om ons eigen geluk.
Morele waarden: niet ons eigen geluk centraal; maar de zorg, geluk en belangen van/voor anderen. Bv. Eerlijkheid, rechtvaardigheid, zorg voor zwakkeren, soberheid.

Verschil morele en niet-morele waarden: welke belangen je behartigd (jij, je familie, alle mensen die je aardig vindt) of van de hele wereld.
Normen: zijn afgeleid van waarden. Een regel waarin een bepaald gedrag wordt voorgeschreven.
Bv: je moet de waarheid spreken is afgeleid van de waarde eerlijkheid.
Je moet af en toe blowen: de (niet-morele) waarde van deze normen is erbij horen.
Feit: iets dat het geval is, bepaalde stand van zaken in de werkelijkheid.

Onderscheid feiten – waarde: door uitspraken

Feitelijke uitspraken: hebben betrekking op feiten en zijn daarom altijd waar of onwaar. (de aarde draait om de zon, Parijs is de hoofdstad van Duitsland)
Waarde uitspraken: hebben betrekking op waarden en hebben niets met waar of onwaar te maken.
Ze bevatten een waardeterm: mooi, slecht, behoren, fantastisch. Dit kun je aanprijzen of afkeuren.
Bv: Ötzi is een fantastische holbewoner

Jan gedraagt zich jaloers: kan een neutrale beschrijving zijn (z’n vriendin mag niet met jongens praten) dan is het een feitelijke uitspraak maar het (jaloerse) gedrag van Jan kan ook beoordeelt worden dan is het een waardeoordeel.
Hitler was een slecht mens: waardeterm: slecht, dus is het een mening maar het is het waar. Dus filosofen vinden het eigenlijk een beetje weird.

1.3 Deugden

Een mens is niet zomaar een goed mens als hij een goede daad verricht, per ongeluk kan die gunstig zijn voor anderen terwijl dit uit eigen belang gedaan is dit maakt hem/haar niet een goed mens. Je moet dus kijken naar de motieven/intenties/bedoelingen van mensen.
Volgens filosofen is ene goed mens niet iemand die goede handelingen verricht maar iemand met een goed innerlijk, een goed karakter.
Goedmens is in deze visie een deugdzaam mens die bepaalde deugden bezit.
Deugden: goede eigenschappen (niet zoiets als gezondheid) een aanleg of geneigdheid om je op een bepaalde manier te gedragen (dispositie) iets innerlijks (karaktertrek).

Morele deugden:
Griekse oudheid 4 belangrijke deugden (!!)

Wijsheid
Rechtvaardigheid
Moed
Matigheid

3 Belangrijkste deugden van het Christendom (!!)
Geloof
Hoop
Liefde

Niet-morele deugden:

Intelligentie
Opgewektheid

1.4 Kenmerken van moraal

Moraal:
1 zorg voor anderen eigenbelang
2 prescriptief (: voorschrijvend) karakter heeft; schrijft een bepaald gedrag voor.
Descriptief = beschrijvend

Moraal van een andere cultuur gezien door een buitenstaander: is wel voorschrijvend (prescriptief) maar wordt niet voorgeschreven aan de onderzoekers.
3 morele regels in principe voorrang hebben boven andere gedragsregels (zoals etiquette- en verkeersregels)
4 morele regels dienen universaliseerbaar te zijn: als een regel van toepassing is op persoon X dan is de regel ook van toepassing op alle andere personen die in vergelijkbare omstandigheden verkeren.

1.5 Socrates, Plato en Aristoteles over “het goede”
Socrates

Het moreel is verbonden met inzicht; Het is onmogelijk om een goed mens te zijn als we niet weten wat het goede is. Het is onmogelijk het goede niet te doen als men het goede kent.
Deugd en inzicht vallen samen je hoeft mensen dus alleen maar te onderwijzen over het goede om er goede mensen van te maken

Plato
Ideeënleer.
Het doel van de mens is om in contact te komen met de Idee van het Goede door zich boven het direct zintuiglijke en materiële te verheffen. Het zintuiglijke en materiële zijn slecht afschaduwingen van het Echte: Ideeën. Dmv deugden kan de ziel in contact komen met de Idee van het Goede. Plato is het eens met Aristoteles’ inzicht maar onderscheiddeugde in de 4 hoofddeugden: Wijsheid, moed, matigheid en rechtvaardigheid. De ziel is verdeeld in: denken + Wil + begeerte.
Wijsheid = de deugd van de geest
Moed = de deugd van de wil
Matigheid = de deugd van de begeerte
Rechtvaardigheid omvat alle andere deugden -> alle 3 de delen van de ziel en de daarmee samenhangende deugden met elkaar in evenwicht zijn.

Aristoteles
Dmens handelt om doel te bereiken: gelukzaligheid (eudaimonie) iedereen moet afzonderlijk zijn eigen weg naar eudaimonie zoeken want voor iedereen is het “goede leven” anders.
Deugden:
Matigheid
Zelfbeheersing
Gulden middenweg
Mens is een gemeenschapswezen en deze deugden kan hij alleen verwerkelijken in een menselijke gemeenschap

2.1 Waarom Gedragen we ons moreel
sociaal perspectief: het is voor de samenleving als geheel voordelig als de mensen van die samenleving zich moreel gedragen rationele verklaring: een moraal die voor iedereen geldt (en aan houdt) is in het belang van de meeste mensen.

Contracttheorie: leden van een bepaalde samenleving hebben een sociaal contract met elkaar afgesproken-> verplichting tot elkaar om een morele levenswijze. In deze theorie zijn mensen redelijke wezens die allemaal volgens hun eigen overtuiging willen leven maar ook inzien dat alle anderen dat ook willen.

2.5 Nietzsche: herwaardering van alle waarden
Nietzsche: postmoderne filosoof (met de hamer sloeg alle bestaande denkbeelden in puin), hij zet zich radicaal af tegen de filosofie vóór hem.
Kernbegrip: Wil tot macht.
Er is geen God, geen hoger doel etc. zijn filosofie is de filosofie van de hartstocht en extase. Zingend en dansend uit zich de mens.
Dionysische: symboliseerd de duistere, zinnelijke kant van de mens
Apollinische: harmonie, redelijkheid en beheersing, voor het zuivere en verhevene.
Nietzsche laat zien dat het Dionysische altijd gepaard gaat met het Apollinische.
Nietzsche is een antimoralist; hij zet morele idealen om in egoïsme, eigenbelang en wraakzucht.
Hij is uit op herijking (Umwertung) van alle waarden. Met name tegen het Christelijke geloof en moraal zet hij zich sterk af.

Heersersmoraal/slavenmoraal
In beide moralen heeft het woord “goed”een totaal andere betekenis
Heersersmoraal: onbelemmerde ontplooiing van zijn levensdrift
Slavenmoraal: vredelievendheid, onschadelijkheid, medelijden.

Uebermensch: een mens die weet dat God dood is: die weet dat er niets hogers is en dat de wereld een dionische wereld is. Hij weet zelf dat hij een deel is van deze wereld en dat alles steeds opnieuw geboren wordt en vernietigd. Het enige dat hem op de been houdt is de wil tot macht

= TRAGISCHE WIJSHEID
i.p.v van goed en kwaad en traditionele moralen is er slechts het leven; wil tot macht.

Niietzsche: antichrist
Prisoner’s dilemma
Waarom zou ik me moreel gedragen; als iedereen zich niet moreel zou gedragen zou het voor iedereen nadelig zijn maar als alleen ik me niet moreel zou gedragen zou ik er geen last van hebben. Ik zou van de morele samenleving profiteren. Je benadeelt er niemand mee als alleen jij je zo zou gedragen.
= parasitaire opstelling

bv belasting: als niemand het zou betalen zou het nadelig zijn voor sociale zorg en voorzieningen en dus voor iedereen maar als alleen jij het niet zou betalen zou het juist voordelig zijn voor jou, je zou er bovendien niemand mee benadelen.

Zelfde voorbeeld: het milieu
Er zit ene risico aan vast: iedereen kan op deze manier redeneren: als iedereen het dus zou doen zal het voor iedereen nadelig zijn.
Van een prisoners dilemma is spraken als:
1 een morele, solidaire opstelling waarbij iedereen is moet inleveren/bijdragen, zodat het voor iedereen voordelig is.
2 het voor 1 persoon nóg voordeliger is wanneer alleen hij/zij niet solidair is maar de rest wel.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.