1 inleiding
1.4 definitie van kennis
gebruiksdefinitie: betekenis van een woord wordt omschreven of er wordt aangegeven waaraan gedacht wordt bij een bepaald woord (de zogenaamde gedachte inhoud)
definiens: omschrijving
definiendum: begrip, wat gedefinieerd moet worden
stipulatieve definities: zijn gebaseerd op een afspraak
wezensdefinitie: een wezensdefinitie geeft aan wat iets fundamenteel is
1.5 Wittgenstein
Hij hield zich bezig met taal. Hij gebruikt liever het woord familie gelijkenis dan het woord wezensdefinitie. Hoop verschillen en overeenkomsten zonde reen uniek kenmerk. Geen eenduidige betekenis voor een definitie. Niet alles over een kan scheren. Ieder begrip heeft in elke situatie en andere betekenis.
1.6 kennisinhoud en vaardigheden
De moeilijkheid om een goede definitie van kennis te geven is het verschil tussen kennisinhouden en vaardigheden, deze worden beide kennis genoemd. Een vaardigheid bezitten is: in staat zijn tot het vermogen hebben tot. Vaardigheden kunnen ontwikkeld worden en kunnen geoefend worden.
1.7 het scepticisme
Sommige Filosofische denkers waren van mening dat zekere kennis niet te verkrijgen is. Dit uitgangspunt wordt scepticismen. De scepticus meent dat je op grond van een dergelijk aandachtig beschouwen moet concluderen dat er geen waarheid of zekere kennis mogelijk is.
Dogma= geloofstelling, idee of waarheid dat niet voor kritiek vatbaar is.
1.9 Het waarnemen van een wereld
Een belangrijk instrument voor onze kennis van de wereld is de zintuiglijke waarneming.
Waarneming: hieronder verstaan wij het proces waarmee een organisme zich informatie verschaft over de omringende wereld, maar ook over de eigen innerlijke wereld.
Ervaring door waarneming is iets dat verandert en duidt daarom op een leerproces: waarnemen en leren zijn nauw verbonden.
1.10 Beelden
De belangrijkste kernbron voor kennis van de buitenwereld is de zintuiglijke waarneming. Alles wordt in de hersenen in schema’s (de relaties tussen begrippen) gezet; daardoor herkenning
2 EMPIRISME
2.1 Inleiding
kennistheorie of epistemologie is het onderdeel filosofie dat zich bezighoudt met vragen naar kennis.
Empirisme: Op basis van zintuiglijke indrukken komen in het verstand beelden, denkbeelden en ideeen tot stand.
In een empiristische uitspraak is de waarheid te controleren door waarneming.
2.2 Aristoteles
Aristoteles: kennisverwerving door waarneming, bij geboorte is het bewustzijn van de mens leeg en zonder inhoud. We hebben wel instrumenten om zintuiglijk materiaal te ordenen; het waarnemen en denken. Het verstand gaat door waarneming tot actie over, je gaat denken.
Begrip: datgene dat door het verstand van een zaak begrepen wordt, een geheel van kenmerken.
Abstraheren: het wegnemen van bijkomstige en niet relevante zaken.
Inductie: op grond van een aantal afzonderlijke waarnemingen tot iets algemeners concluderen.
Kennisverwerving, volgens Aristoteles, altijd op inductieve manier.
Fysisch realisme of naief realisme: het standpunt dat er vanuit gaat dat de wereld op zichzelf en los van de waarnemende mens bestaat.
2.3 het empirisme: twijfel aan de wereld
John Locke:
1 waar halen mensen hun voorstellingen en gedachten vandaan?
2 kunnen we vertrouwen op de zintuigen?
Tabula rasa: onbeschreven blad, bij de geboorte is het bewustzijn leeg.
Locke: tabula rasa, door waarneming kennis. Voor locke is de aanname van de buitenwereld een kwestie van gezond verstand: niet filosofisch te verantwoorden.
Primaire eigenschappen behoren tot de dingen zelf (massa, vorm, uitgebreidheid, beweging en aantal)
Secundaire eigenschappen komen als indrukken van buiten in ons, maar worden ook altijd gevormd door het bewustzijn.
2.5 George Berkeley
Berkeley is het eens met Locke wat betreft tabula rasa. Locke heeft volgens hem twee tekortkomingen:
1. onderscheid tussen eigenschappen
2. hij moet er vanuit gaan dat een deel van de indrukken ‘echt’ met de dingen overeenkomen en tot zekere kennis leiden.
Zijn oplossingen: er is geen ‘iets’ naast mijn waarnemen, dus ook primaire eigenschappen of substanties.
Volgens Berkeley bestaan er alleen ideeen en geest, geen materie.
Idealisme: bestaan van de werkelijkheid hangt af van het ideele of geestelijke.
Volgens bisschop Berkeley is er een onpartijdige god die allen eenzelfde idee van (bijvoorbeeld) de zon heeft gegeven. God is onveranderlijk en de ideeen en begrippen die hij ons heeft gegeven moeten dat ook zijn, want anders zou Gods wezen bestaan uit onvolledige veranderlijke ideeen. Door ervaring van herhaalde waarneming en door ons verstand te gebruiken, leren we dat er verbanden zijn. Iedere gebeurtenis heeft een oorzaak.
2.6 causaliteit
Kennis >> weten wat, hoe en waarom en waardoor iets is. Weten hoe iets werkt of waarom iets gebeurt, is kennis verwerven van oorzaken.
Causaliteitsbeginsel: tussen twee verschijnselen bestaat een verband, waarbij de ene de oorzaak is van de andere, het gevolg. Als dit verband noodzakelijk is dan spreken we van een wetmatigheid.
2.7 Hume
Volgens Hume worden onze ideeen en indrukken volgens bepaalde principes gecombineerd. Deze principes zijn: gelijkenis, nabijeheid, oorzaak en gevolg. Hume zegt dat overal waar de herhaling van een bepaalde of handeling de neiging veroorzaakt om die daad of handeling opnieuw te stellen zonder dat daar een redenering of inzichtelijk rationeel proces daartoe aanzet, zeggen wij altijd dat deze neiging het gevolg is van gewenning.
Causaliteit wil zeggen dat een waargenomen verandering met een tweede verandering samen wordt gebracht.
Scepticisme: stroming in de filosofie die de mens niet in staat acht, iets zeker te weten.
3 het rationalisme
3.1 Inleiding
a priori: voorafgaand aan de waarneming
a posteriori: op de waarneming volgend
3.2 de onderzoeksgroep: bijeenkomst 3
galilei: je kunt een wetmatigheid van een beweging begrijpen door haar te beschrijven, te formuleren in een mathematische verhouding tussen een aantal meetbare factoren: snelheid, tijd, afstand, massa, weerstand.
3.3 rene descartes
Descartes wilde het scpeticisme tot het einde toe doordenken en een beslissend antwoord geven.
- Meer zekere eigenschappen volgens descartes: de lichamelijke natuur in het algemeen (is iets stoffelijks) de uitgebreidheid ervan, evenals de vorm van de uitgebreide dingen en hun aantal.
- Twijfelachtig enonzeker volgens Descartes: wetenschappen die alleen berusten op waarneming van lichamelijke dingen zoals de fysica de astronomie en de geneeskunde.
Descartes accepteert dus alleen het wiskundige karakter van de wetenschap, omdat de uitgangspunten van de wiskunde onbetwijfelbaar zijn. Fysica of geneeskunde is onzeker, in zoverre zij zich richt op zintuiglijk waarneembare lichamen.
Alleen zekere basis wanneer de lichamen gezien worden van uit wiskundig perspectief.
Hij ging aan alles twijfelen ‘twijfelexperiment’ Godsbewijs bouwt de wereld om hem heem weer op d.m.v God.
3.4 de waarheden van het verstand
Leibniz: 2 soorten waarheden.
1 verstandwaarheden
2 feitelijke waarheden (contingent, tegendeel is mogelijk)
contingent:
1 al het veranderlijke
2 al wat kan ophouden te zijn
3 al wat niet in een natuuroorzaak ligt
4 wat in de emperie niet volledig kan wordne vastgelegd en dus onvoorspelbaar is.
Verstandwaarheden:
1 deze waarheden zijn noodzakelijk
2 deze waarheden zijn a priori kenbaar, wat wil zeggen dat ze los van de zintuiglijke ervaring kenbaar en inzichtelijk zijn.
REACTIES
1 seconde geleden
J.
J.
Kei goe.. waar ken ik die ook alweer van...:P
23 jaar geleden
AntwoordenF.
F.
haay ik had een vraagje;
ik heb het Examen over kennisleer aankomende Dinsdag en ik vroeg me af of het moeilijk was en wat voor cijfer je dr voor had? Nog sowieso bedankt dat je het dr op hebt gezet.. ik had het voor het grootste deel zelf gedaan maar vaak snapte ik dr helemaal niets van.. maar dankzij jou samenvatting ging het wel weer :)
Ik hoop dat je me terug mailt;
Groetjes, Fira
21 jaar geleden
Antwoorden