Hoofdstuk 8: Antropologie
Inleiding
Filosofische antropologie: Filosofische menskunde, het onderzoek naar het wezen of de essentie van de mens. Hierbij wordt gekeken naar verschillende mensbeelden of visies.
- Voorwaarden waaronder mens-zijn mogelijk is (condition humaine). Wat moet een mens kunnen om iets menselijks te doen?
- Verhelderen wat mens-zijn (datgene waar een mens toe in staat is) is.
Dat wat de mens mens maakt en gaan dier.
De mens is een animal rationale. Het is begaafd met de rede (ratio, logos) dit houdt in:
- Praktisch en theoretisch denkvermogen
o Praktische rede: Het vermogen om met jezelf te overleggen, om bewust na te denken over een handeling.
o Theoretische rede: Het vermogen om verklaringen te zoeken voor verschijnselen.
- Reflexiviteit: Een zekere afstand creëren ten opzichte van wat er in jezelf gebeurt. Je kunt toeschouwer worden van jezelf.
- Openheid: Het verder kunnen kijken dan het onmiddellijke bewustzijn van iets. Ervaring van reflexiviteit ten opzichte van onze omgeving. Wakker worden uit een halfslaap. NIET het intentionele bewustzijn (het bewustzijn dat er automatisch is.
- Subject-object relatie: Je openstellen voor je omgeving en deze kritisch bekijken, niet samenvallen met je omgeving maar hem vanaf een afstand bekijken. Subject is het centrum en beheerst de werkelijkheid en maakt het object zoals hij het wil.
o Objectiveren: Alles om je heen tot onderwerp maken (subject), en jezelf op de tweede plaats. (als object)
o Hier moet je zelfbewustzijn voor hebben (weten dat je iets weet)
o Subject: De mens als kennende en vormende instantie.
o Object: Het gekende, het gevormde.
- Transcendentie: Het overschrijden van de grens van het bewustzijn (onmiddelijke waarneming). Je verheffen boven de directe dwang van instincten, driften, neigingen en impulsen.
- Taligheid / vermogen tot symboolgebruik
o Symbool: Iets wat voor iets anders staat; een woord.
Filosofen
Socrates
- Gnothi seauton (ken jezelf). Momento Mori, Carpe Diem. Mensen zijn uniek omdat ze kunnen nadenken over hun eigen leven.
Wittgenstein
- Er zijn familiegelijkenissen (niet een eigenschap die ze gemeen hebben maar een complex web van gelijkenissen) tussen dieren en mensen.
Helmuth Plessner
- De mens heeft iets specifieks menselijks maar is ook zeker een dier.
- Vermijdt het naturalisme en het dualisme
- Kenmerkend voor mens-zijn: excentrische positionaliteit.
De mens is zich bewust van zichzelf en heeft de mogelijkheid tot zelfreflectie. De mens heeft een bepaalde positie / relatie tot / in de wereld (positionaliteit). De mens weet dat hij een centrale positie heeft in de wereld. Omdat de mens dit centrum ervaart en er boven uit kan stijgen, staat het buiten het centrum; excentrisch. Een mens leeft dus niet alleen het leidt een leven.
Primo Levi
- Dringende nood en lichamelijke ontberingen brengen veel sociale instincten en gewoonten tot zwijgen.
Herder
- Iedere generatie mensen is een stap dichter bij de universele mens. De mens verkeert in een permanente staat van menswording. Mens worden is de telos.
- De mens: Het nog onbepaalde, eeuwig wordende mens.
Plato
- De mens is tegelijkertijd dier en kan zich boven zijn dierlijke driften verheffen.
- Psychè: Daar waar de mogelijkheid tot verheffing ligt, de ziel / geest.
o Datgene wat je zelf maakt, die alle verschillende momenten tot een maakt.
- De ziel als gevleugelde tweespan.
o Edel paard (Moed, daadkracht, emotie, hartstocht)
o Moeilijk paard (begeerte)
o Menner (Rede / Nous)
o Probeert omhoog te stijgen, om de Ideeën te aanschouwen.
- Levend wezen, het moment dat de gevleugelde tweespan zover gedaald is dat het op de grond komt. Dan versmelt de ziel met het lichaam, een levend wezen. Hij is op grond hiervan een dualist.
- Eros : Liefde of verlangen. Het verlangen naar iets waarin het je in zekere mate ontbreekt, een belangrijke drijfveer voor het menselijk handelen. Drang om vooruit te komen. Hij is op grond hiervan geen dualist!
- Ieder mens is een tussenwezen. Je beweegt je als mens tussen het totale gebrek en de totalen realisatie (eros).
- Door eros wordt je gedreven tot paideia (opvoeding)
- Transcenderen, uitstijgen boven de lichamelijke verlangens. De overgang van het houden van een lichaam naar het houden van de hele mensheid.
Aristoteles
- Mensen zijn in een permanente ontwikkeling. Van Dynamis (aanleg ) naar Energeia (complete verwezenlijking). Naar de telos dus (Vervolmaking). Dan ben je volmaakt gelukkig (eudaimonia)
- Entelecheia: Iets wat iets werkelijk is als het tot ontplooiing is gekomen. Dit stuurt elk organisme.
- Definities van mens zijn:
o Zoion logon echon / animale rationale
o Zoion politik / politiek dier. Ontwikkeling van de mens hangt ook van anderen af.
- De mens is mens door zijn ziel (arché van het leven) dit is gelegen in de geest (nous). De nous is de werkzaamheid waarin het einddoel van de mens ligt. Dit is terug te vinden in de organische functie, datgene waar iemand toe in staat is. Geest wordt gezien als:
o Het denken / herkennen van de werkelijkheid = passief / receptief
o Reflexiviteit = actief Dit gedeelte is onsterfelijk omdat het niet naar de werkelijkheid kijkt.
- Ziel en lichaam zijn niet van elkaar te scheiden tijdens het leven.
Descartes
- Dualisme
o Res cogitans (denkende substantie)
o Res extensa (uitgebreide substantie, het telbare / wegbare)
Spinoza
- Begrijpt niet hoe je als dualist toch lichaam en geest kunt verenigen tot de mens (kritiek op Descartes).
- Vanuit zijn eeuwigheidsperspectief ziet hij in dat er een substantie is: God.
- Parallellisme : De opvatting van Spinoza, dat lichaam en ziel twee verschillende aspecten van één substantie zijn.
Dennett (?)
- Vond het niet noodzakelijk om het bestaan van een geest of ziel aan te nemen.
- Is het eens met Quine. Intrinstieke intentionaliteit (het betrokken zijn op iets als iets) is een illusie.
- Aanhanger van het naturalisme.
Quine
- De wetenschap weet zowel het bewustzijn als de intentionaliteit (de gerichtheid van een bewustzijn op een object) uit haar taal te schrappen. Wetenschap hoort volgens hem alleen te gaan over de materiële fysische werkelijkheid. Niet kijken naar mentale toestanden.
Hume
- Fundering van kennis moet gevonden worden in een strikt empirische beschrijving van de menselijke natuur.
- Rationaal scepticisme: We kunnen geen kennis hebben van het verband tussen onze indrukken de objecten die de indrukken veroorzaken.
- Passies verdienen een positieve waardering (niet als animalistisch), intergraal onderdeel van de menselijke natuur:
o Directe passies: Verlangen, sympathie, afkeer. Rechtstreeks gevolg van plezier of pijn die objecten teweegbrengen.
o Indirecte passies: trots, bescheidenheid, jaloezie. Een samenspel van impressies en ideeën. Ding of persoon is het object.
- Geeft toe dat de ideeën causaliteit en zelf niet empirische waarneembaar zijn. Maar hij verwerpt ze niet omdat dit uiterst onpraktisch zou zijn.
Darwin
- Ateleologische leer van de natuurlijke historie, einde essentialisme.
- Evolutieleer (staat tegenover creationisme): De theorie dat alle soorten levende wezens zich ontwikkelen tot andere soorten, door het proces van natuurlijke selectie.
- Natuurlijke selectie : Het principe dat de natuur in levende wezens vanzelf gunstige eigenschappen selecteert. Kleine genetische mutaties kunnen ertoe leiden dat een individu net iets beter is aangepast aan zijn omgeving dan zijn generatiegenoten, waardoor zijn overlevingskansen groter zijn. Daarmee is ook de kans groter op nakomelingen aan wie de voordelige eigenschap wordt doorgegeven, terwijl de minder voordelige eigenschap langzaam uitsterft.
Nietzsche
- Datgene wat ons drijft is de wil tot macht.
- Macht: Heerschappij, beheersing en controle. Het vermogen invloed uit te oefenen op iemands gedrag, dat van jezelf en anderen.
- Plaats het lichaam en niet de ratio in het centrum. We maken gebruik van een ordenende rationaliteit die hij kuddegeest noemt. Dat wat veel mensen als irrationeel bestempelen staat volgens Nietzsche veel dichter bij de werkelijkheid dan rationaliteit.
- Gevoelens zijn terug te voeren op:
o Lust: Het gevoel dat je krijgt bij iets wat je sterker, gezonder, krachtiger of vrolijker maakt.
o Onlust: Wanneer iets je krachten uitput, je vermoeid maakt, omdat het een sombere en negatieve stemming in je opwekt.
- Übermensch: De mens moet een übermensch worden door alle denkbeelden over een vaststaande wereld te verwerpen, en in te zien dat de wereld een chaotisch geheel is, zodat hij daar mee om kan gaan.
- Wordt wat je bent!
Freud
- Menselijke psyche:
o Bewuste
o Onderbewuste: bepaalt ons gedrag, onze dromen en fantasieën en is de oorzaak van psychische aandoeningen.
Het voorbewuste (gedachten, herinneringen, beelden enzovoort die makkelijk tot inhoud van het bewustzijn kunnen worden gemaakt)
Verdrongen herinneringen
Aangeboren driften, vooral van seksuele aard.
- Psychisch apparaat:
o Es / Id = aangeboren driften in het diepste gedeelte van het onbewuste
o Ik = Drager van het bewustzijn, het subject van willen en handelen.
o Superego/ Über-ich /Geweten / boven – ik = Toets de handelingen van het ik aan bepaalde normen. Wordt bepaald door ouders en de samenleving.
- Onbewuste is terug te vinden in:
o Dromen
o Versprekingen
o Vrije associatie
- Psychoanalyse: Methode om psychische stoornissen (neurosen) te verklaren vanuit het onderbewuste van de patiënt, en deze stoornissen te verhelpen door de patiënt van de onderbewuste processen bewust te maken.
o neurose : een psychische of psychosomatische aandoening die het gevolg is van een onderdrukking van het Es in de kindertijd.
o Kan leiden tot:
Zieke ziet in dat een verdrongen wens ten onrechte heeft afgewezen. Ik-functie wordt versterkt.
Sublimatie (wens wordt op een hoger plan bevredigd)
Onbewuste verdringing wordt onbewuste beheersing.
- Libido: De drang achter alle menselijke oerdriften, drang naar lichamelijk genot, levensenergie of eros. Ook Thanatos (doodsdrift) wordt later belangrijk.
o Ontlading van libido leidt tot lust of genot.
o Libido-huishouding: Het zo goed mogelijk verdelen van libido-energie. Een ophoping van libido-energie die zich niet kan ontladen kan volgens freud leiden tot ziektes.
- Psycho-seksuele stadia
o Orale fase
o Anale fase
o Fallisch – Narcistische fase
o Genitale fase
- Oedipus/ Elektra complex
- Rationalisaties: De schijnbaar redelijke verklaringen die iemand aandraagt voor zijn of haar neurosen, die de werkelijke oorzaak van die neurosen – namelijk de onbewuste verdringing van onlustgevoelens – aan het zicht onttrekken.
- Verdringing: Het onbewust onderdrukken van een onbevredigde wens van het Es, om verdere frustratie en onlustgevoelens te voorkomen. Een onbevredigde wens die niet goed wordt onderdrukt kan leiden tot sublimatie of een neurose.
- Weerstand : Dezelfde krachten in de geest die ervoor hebben gezorgd dat een onvervulde wens werd verdrongen verhinderen later dat deze wens weer doordringt tot het bewuste. Deze weerstand bemoeilijkt de behandeling van neurosen
Jung
- Belangrijkste student van Freud
- Keert zich tegen de altijd seksuele & agressieve verklaring van Freud
- Inhoud
o Manifest (dat wat zich direct laat zien) > wordt ontkent door Freud
o Verborgen inhoud
- Er is volgens Jung een tegenpool van jezelf die je tegen komt in je dromen (je anima of animus), dit laat de andere kant van jezelf zien.
- Libido is psychische energie hoeft niet seksueel te zijn!
- Vier functies van het bewustzijn
o Denken
o Intuïtie
o Voelen
o Waarneming
- Psychologische types
o Introvert vs. Extravert
- Archetypes / Collectieve onbewuste: Mensen hebben een aantal ideeën of beelden geërfd van hun voorouders. Bijv. angst voor slangen.
- Religies zijn psychische verschijnselen en zijn belangrijk voor de mens.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden