Filosofie hoofdstuk 4 wetenschapsfilosofie:
Wetenschap is descriptief en normatief.
Descriptief: beschrijvend zonder waarde.
Normatief: voorschrijvend hoe het zou moeten zijn.
Wetenschap: een activiteit om de wereld te onderzoeken, het geheel van kennis dat voortkwam uit deze activiteiten, de vakken die uit deze kennis ontstaan zijn.
Er zijn alleen richtlijnen om te zeggen wat wel en niet wetenschap is.
Reductie: hoge en lastige verschijnselen verklaren door onderliggende processen te omschrijven. Het herleiden naar iets beantwoordbaars.
Unificatie: heel veel verschijnselen proberen te dekken met 1 theorie.
Thales: eerste Ionische natuurfilosoof (Ioniën is de kust van Turkije) die wetenschappelijk te werk ging.
Ari: kwam met het begrip elementen, vuur wilt omhoog, aarde omlaag.
Nomothetisch: wetten stellend, als dit dan dat.
Ideografisch: het eigene beschrijven
Hermeneutiek: interpretatieleer, je krijgt een beeld van een tijd en past daarop toe wat je leert.
Holisme: kijkend naar het grote geheel, behoort hermeneutiek bij.
Atomisme: heel exact.
Galilei: bouwt een telescoop om met evidence aan te tonen dat niet alles om de wereld draait om zo een hypothese te verwerpen.
Newton’s principia mathematica: alles is mechanisch en werkt met natuurwetten.
Er zijn 5 methode voor onderzoek:
- Interview
- Enquête
- Experiment
- Observatie
- Literatuuronderzoek
Bèta is verklaren.
Alfa is begrijpen.
Alfa/gamma is verklaren en daardoor begrijpen.
Wetenschappelijke methode: een schema dat de wetenschappelijke werkwijze samenvat.
Axioma’s: aannames die zo waar zijn dat ze als grondslag kunnen dienen.
Hume: werkt het probleem van inductie uit. Hij was een empirist en zei dus dat alle wetenschap voortkomt uit ervaring. Mensen hebben de natuurlijke neiging te generaliseren, ook al kan dit eigenlijk niet met zekerheid. Er is geen aantal nummers van controle dat zegt wanneer een theorie klopt, inductieprobleem.
Filosoof:
Verificatiemethode:
Voorbeeld:
Kritiek:
Aristoteles
Deductieve redenering:
Vanuit axioma’s leiden we een conclusie af. Top-down.
Algemene theorie -> specifieke observatie
Elke x is een y, a is een x-> a is een y.
Als een van je axioma’s fout is is je conclusie ook meteen fout, beperkt. Waarheid is het kloppen van je axioma, geldig is als de conclusie uit je axioma wel goed getrokken is.
Francis Bacon
Inductieve redenering:
Vanuit een waarneming of feit tot een conclusie komen. Bottom-up. Specifieke observatie -> algemene wet.
Je ziet veel witte zwanen-> alle zwanen zijn wit.
Volgens Ari niet goed omdat je niet een algemene conclusie kan trekken uit een beperkt aantal waarnemingen.
Wiener Kreis
(Rudolf Carnap)
Logisch positivisme:
Oplossing inductief probleem, je moet aangeven wat je moet doen wil je conclusie waar zijn (verificatieprincipe). Metafysica is voor mensen die levensgevoel willen uitdrukken maar artistieke begaafdheid missen.
Alle zwanen zijn wit moet je dus alle zwanen op de wereld bekijken.
In praktijk onhaalbaar. Wel leerde het helder te definiëren.
Later kwam hij met een aantal observaties is ook goed (confirmatie) maar dat geeft weer inductieprobleem.
Karl Popper
Kritisch rationalisme:
Falsificatie:
Je moet niet een algemene theorie bewijzen, maar hem juist onderuithalen (je hypothese gaan falsifiëren).
Alle zwanen zijn wit moet je dus alleen zoeken naar de zwaan die niet wit is.
Hypothese worden zo nooit bevestigd maar overleven meerder pogingen tot falsificatie.
Corroboratie: je hypothese wordt niet weerlegd, een theorie is juist tot tegendeel bewezen.
Later komt men erachter dat wetenschap uitvoeren op te delen is in 2 delen. De context van rechtvaardiging en de context van ontdekking.
Context van rechtvaardiging: werkt met geijkte procedures, hoe je een hypothese bewijst.
Context van ontdekking: kan je niet in een specifieke methode vatten, hoe je een hypothese bedenkt/vormt.
Geen van de Wetenschappelijke Methode wordt algemeen aanvaard, Kuhn zegt dat dit ook niet kan omdat elke tak van wetenschap anders werkt.
Algemene methode van wetenschap:
In werkelijkheid gebruiken wetenschappers dit model meer als richtlijn.
Theorie-hypothese is deductie.
Hypothese-voorspelling is deductie.
Waarneming-hypothese is inductie.
Nulhypothese: vaak vergelijken wetenschappers meerder hypothesen, en kiezen ze dan de beste. Als er geen alternatieven zijn nemen ze een hypothese die aanneemt dat er niets aan de hand is, de nulhypothese.
Synthetische uitspraak: een kennis waar je kennis van toeneemt.
Analytisch: je ontdekt reeds bestaand kennis.
Theorie: samenhangend geheel van verklaringen over heel de wereld. En berust op feiten.
Hypothese: meer voorlopig, zit niet in een samenhangend netwerk.
Kernwaarden wetenschap:
- Eerlijkheid
- Interne kritiek en zelfconflict
- Respect voor waarheid
- Heldere taal
- Wantrouwen tegenover traditie
- Open en publieke discussie
Bacon sprak over de menselijke idolen die maken dat wij neigen foute waarnemingen en conclusies te accepteren. Het zijn vooroordelen. We moeten met inductie alles opnieuw omschrijven. Daarom is zelfreflectie en verbetering nodig. Zijn Utopia was het nieuwe Atlantis met wetenschap moest alles worden uitgevonden. Das nu het geval.
Pseudowetenschap: onechte wetenschap.
Demarcatieprobleem: hoe onderscheid je goeie van slechte en onechte wetenschap.
Filosoof
Oplossing demarcatieprobleem:
Voorbeeld:
Kritiek:
Popper
Theorieën die überhaupt niet falsifieerbaar zijn kan zetten bij pseudowetenschap. Popper benadrukt dus de onzekerheid van de wetenschap.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden