Hoofdstuk 3 Kennen en Weten

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1976 woorden
  • 16 juni 2010
  • 17 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
17 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

3. Kennen en Weten

2 soorten kennis:

I. Kennis van dingen of personen o.b.v. directe bekendheid of vertrouwdheid met deze dingen of personen;

II. Kennis van feiten omtrent deze dingen of personen, niet perse o.b.v. directe bekendheid of vertrouwdheid;

Operatieve kennis - de kennis die we voortdurend gebruiken bij onze dagelijkse handelingen, en die zo gewoon is dat we niet meer beseffen dat we deze kennis bezitten.

“Ik weet dat P” – vijf claims:

I. Het is duidelijk wat met P wordt bedoeld; betekenis

II. P is kenbaar; kenbaarheid

III. P is waar; waarheid

IV. Je bent overtuigd van P; zekerheid

V. Redenen voor overtuiging zijn gegrond; rechtvaardiging

Bronnen van Kennis:

I. Zintuiglijke waarneming;

II. Herinnering;

III. Introspectie (innerlijke waarneming);

IV. Intuïtie (onmiddellijk inzicht);

V. Redenering;

(VI. getuigenissen van anderen)

Rationalisme

Eerste rationalist was Parmenides: ‘wat niet gedacht kan worden is schijn.’

Verandering is schijn, want iets kan niet tegelijk zijn en niet-zijn.

Zijn nemesis was Heraclitus, die geloofde dat alles verandert (panta rhei).

Plato

Op zoek naar:

ð Wat hetzelfde is in verscheidenheid;

ð Wat hetzelfde blijft bij verandering (≠ Parmenides (verandering is schijn) en ≠ Heraclitus (panta rhei);

ð Wat herkenbaar is aan iets als iets;

Het wat is de Idee*:

- Het ene in het vele;

- Het gemeenschappelijke in het verschillende;

- Het gemeenschappelijke in het veranderlijke;

- Het onvergankelijke in het tijdelijke;

- Het wezelijke in het vluchtige;

¬Het algemene in het particuliere

Comprimis Heraclitus en Parmenides: alles verandert (Heraclitus), maar de Idee blijft hetzelfde (Parmenides).

Plato was een rationalist: ‘het perfecte’ (= de Idee) bereik je niet door te kijken, maar te denken.

* Kennen is herkennen: Ik herken iets als iets

* Alle kennis vanaf geboorte aanwezig, maar deze moet geactiveerd worden - paideia

4 graden van kennis

I. Vermoeden - ronde tafel

II. Geloof - vorm van een cirkel

III. Redelijk denken - wiskunde (omtrek meten)

IV. Inzicht (via filosofie) - 1 echte cirkel = de Idee

Kritiek van Aristoteles hierop:

Niet Ideeën in aparte wereld, maar zij maken deel uit van de onze.

Door goed te kijken, kunnen wij ze vinden.

Aristoteles is gematigde Empirist.

Descartes

Ging aan alles twijfelen, gewoon in zijn stoel met de ogen gesloten (≠ via waarneming, dus rationalist). Je kan aan alles twijfelen, behalve aan het feit dat je twijfelt. Cogito ergo sum.

Hij deed dus een zelfonderzoek; een introspectie.

scepsis – de twijfel aan de mogelijkheid iets te weten.

cartesiaanse twijfel – methodische twijfel. Aanpak van Descartes waarmee hij door aan alles te twijfelen wilde onderzoeken of er ook iets is waarop de twijfel geen vat heeft.

Volgens Descartes is alles waar, wat mij helder en welonderscheiden voor de geest staat.

Niet onze zintuiglijke ervaringen maar een analyse van de ideeën in de geest zijn doorslaggevend voor Descartes’ conclusies. De Ik in cogito stelt hij als de res cogitans. Hierbij hoort de res extensa. Zelfs al zou iemand een droom leven, vooralsnog betekent dit niet dat ik niet die wereld niet kan kennen.

Bedriegerargument: argument uit een gedachte-experiment waarin Descartes de mogelijkheid oppert dat alle voorstellingen die we hebben van de werkelijkheid onjuist kunnen zijn, omdat het mogelijk is dat God ons misleidt. In dat geval zou ook alle kennis die voortkomt uit het waarheidscriterium claire et distincte onjuist zijn. Descartes verwerpt het argument echter, omdat volgens hem bedrog onverzoenbaar is met een perfecte God.

Hume heeft kritiek op Descartes:

‘U stelt cogito ergo sum, maar hierbij verondersteld U dat er een ‘Ik’ is, die denkt.

Deze is er echter niet en cogito ergo sum, zou cogitare ergo esse moeten zijn’

Aristoteles

Onderscheidt twee basisvermogens van de ziel:

- Gewaarwording;

- Denken.

Alle kennis begint bij zintuiglijke gewaarwording, dus er bestaat geen aangeboren kennis.

Onmisbaar is het geheugen, waarmee we verbanden kunnen leggen tussen eerdere en latere waarnemingen. Dit doen we m.b.v. onze verbeeldingskracht (phantasia), hiermee bouwt men een voorstelling, die we later kunnen oproepen.

Wetenschappelijke kennis moet verklaren; oorzaken blootleggen.

Daar begint met observatie, de observeert particuliere zaken en velt een algemeen oordeel, een wet. Je spreekt van inductie als een algemene conclusie wordt getrokken uit veel dezelfde particuliere verschijnselen.

deductieve redenering – een redenering waarbij, uitgaande van de waarheid van de premissen, de conclusie noodzakelijkerwijs waar is. Bijvoorbeeld: Alle mensen zijn sterfelijk; Socrates is een mens; dus is Socrates sterfelijk.

inductieve redenering – een redenering waarbij algemene uitspraken worden afgeleid uit een groot aantal bijzondere waarnemingen. Bijvoorbeeld: alle zwanen die ik tot nu toe heb gezien waren wit. Dus zijn alle zwanen wit. In tegenstelling tot een >>deductieve redering biedt een inductieve redenering geen zekerheid, maar slechts waarschijnlijkheid.

Voorwaarden aan premissen:

- Ze moesten waar zijn;

- Ze moesten simpeler zijn dan de conclusie;

- Ze moesten de conclusie verklaren.

Postulaten – onbewijsbare aannames in de wetenschap. Vergelijk met axioma’s, evidente (ze hebben geen bewijs nodig) basis premissen.

John Locke

- No innate Ideas (= aangeboren)

- Al onze kennis begint met ervaring

- Tabula rasa – geboren als schoon wasbordje

Werking van kenvermogen:

Buitenwereld - impressions (via zintuigen) - enkelvoudige ideeën (via geest) - complexe ideeën (via geest)

Enkelvoudige Ideeën komen voort uit ofwel uiterlijke- (sensation) ofwel innerlijke (reflection) waarneming.

Overeenkomst tussen Locke en Plato (en Descartes): Ideeën

John Locke’s Idee: Plato’s Idee:

- Aangeleerd - Aangeboren

- In hoofd - Andere wereld

- Leerproces - Gaat vooraf

Werkelijkheid:

- Drager vd eigenschappen - materiële substantie:

- 2 soorten eigenschappen, Een primaire eigenschap van een object is een eigenschap waarvan we mogen aannemen dat het object die ook heeft als wij het niet waarnemen, zoals uitgebreidheid, vorm en aantal. Overige eigenschappen, die meer afhankelijk zijn van hoe wij de objecten waarnemen, zoals geur, smaak, geluid, temperatuur enzovoort, noemde Locke secundair.

Problemen:

1. ‘Zijn’ is niet door ervaring te vinden.

2. Hoe wordt enkelvoudig complex?

Kritiek van Kant:

Al onze kennis begint met ervaring, maar stamt daar niet noodzakelijker wijs uit.

Er zit al kennis in mij: nl Ruimte en Tijd en de 12 categorieën (niet in paniek raken wordt nog toegelicht). Kennis wordt actief in ervaring, kenvermogen zit in mij.

Berkeley

Idealist – hij gelooft niet dat de wereld bestaat, alleen maar in je eigen geest,

esse est percipi – iets is als het waargenomen wordt.

immaterialisme – de opvatting dat er geen materiële werkelijkheid bestaat, en allen het geestelijke werkelijk is. Berkeley wordt bijvoorbeeld gezien als een immaterialist, omdat hij voor het bestaan van het materiële geen bewijs kon vinden in onze waarnemingsgegevens.

Fenomenologie – ‘terug naar de zaken’ onderzoekt zaken voor het veronderstelde (echte dingen).

David Hume

- Substantie bestaat niet;

- Causaliteit bestaat niet; Niet waarneembaar (analytisch)

- ‘Ik’ bestaat niet;

Causaliteit bestaat niet, omdat oorzaak en gevolg nooit tegelijk aanwezig zijn, niet waarneembaar.

2 soorten kennis:

I. Analytisch, uit elkaar halen, in verstand, relations of ideas;

II. Synthetisch, bij elkaar voegen, in waarneming, matters of fact

analytisch en synthetisch termen van Hume. Uitspraken over een feitelijke stand van zaken waarbij een beroep kan worden gedaan op onmiddellijke ervaring noemde Hume synthetisch. De waarheid of onwaarheid van dergelijke synthetische oordelen is volgens Hume altijd afhankelijk van ervaring: >>a posteriori. Analytische oordelen (waaronder alle uitspraken van de wiskunde) gaan volgens Hume over relaties tussen ideeën (die op hun beurt teruggaan op impressies), bijvoorbeeld ‘Vrijgezellen zijn ongehuwd’, ‘De drie hoeken van een driehoek zijn samen gelijk aan twee rechte hoeken.’ Of dergelijke oordelen waar zijn is niet afhankelijk van de ervaring. Ze zijn in die zin a priori.

a posteriori – alle oordelen, kennis, enz. die gebaseerd is op ervaring noem je a posteriori.

A priori - a priori – Latijn voor ‘van tevoren’. Concepten die in onze geest aanwezig zijn, voorafgaand aan onze ervaringen.

Imanuel Kant

- transcendentaal, dat wat de ervaring mogelijk maakt.

Kenvermogen:

- Alle kennis begint met de ervaring, maar niet al onze kennis stamt uit de ervaring;

- Kenvermogen: stelt eisen/voorschriften/voorwaarden aan ervaring

Ding

An Voorwerp - Aanschouwing - Voorstellingen

Sich Zintuigen Verstand

2 vormen: 12 categorieën*:

Ruimte en Tijd* causaliteit, identiteit, substantie

* Als buiten deze, niet waarneembaar (Ding an Sich)

12 categorieën:

- Werking van het verstand;

- Alles wat nodig om tot voorstellingen te komen, maar wat zelf niet uit ervaring stamt;

Je kan niet stellen dat God wel of niet bestaat

God houdt zich niet aan Ruimte en Tijd en valt dus buiten ons kenvermogen.

Transcendentaal Filosofie:

Onderzoek naar grenzen en de mogelijkheidsvoorwaarden a priori van ons kennen.

2 stromingen:

- Transcendentale esthetica, onderwerp is de zintuigelijkheid en haar aanschouwingen; zintuigen leveren empirische gegevens, ruw materiaal voor kennis

- Trancendentale logica, onderwerp is het verstand en zijn begrippen; verbindt inhoud van de aanschouwing tot een eenheid

- Onderscheid analytica, de ontleding van het verstandsvermogen, en analyse, de ontleding van iets in zijn bestanddelen,

- Functie van verstand: Vermogen om te oordelen (begrippen met subjecten verbinden)

Ding an Sich is noodzakelijk, want anders zouden wij zonder gevolgen gevolgen dingen kunnen verzinnen en in de werkelijkheid plaatsen (er bestaat immers niet buiten onszelf)

De wereld zou niet onafhankelijk van ons bestaan.

- Copernicaase Wending, kenvermogen richt zich op de werkelijkheid (passief) - Kant.

Verstand stelt volgens hem eisen aan de werkelijkheid.

Friedrich Nietsche

Hij stelde dat Kennis en Waarheid slechts uitvindingen waren van de mens.

Ze hebben niets dan vergissingen voortgebracht, maar enkele daarvan waren wel nuttig.

- pragmatisme (waar is wat werkt).

Merleau-Ponty

Intentionaliteit – de gerichtheid van een bewustzijn op een object.

sense data – de ruwe, zintuiglijke gegevens op basis waarvan wij oordelen

Principe van constantie – de opvatting dat aan elke fysische stimulus een specifieke psychische sensatie beantwoordt.

Hij zet zich af tegen de opvatting dat de mens prikkels van buitenaf gewoonweg ontvangt (passief). Waarnemen is volgens hem meer dan een passief reageren van het organisme op prikkels. Ook de gedachte dat waarneming wordt aangevuld met ordening, slaat nergens op, aangezien de sense data, die gevormd wordt, niet bestaat.

Het iets, wat waargenomen wordt, ligt altijd ingebed in een veld, het waarnemingsveld.

Lichaam-subject – term voor het subject van ervaring in de filosofie van Merleau-Ponty. Bij hem is het subject niet slechts een geestelijk subject (de ik van Descartes), maar een lichaam dat in de wereld gesitueerd is.

Geïncarneerd subject – Merleau-Ponty maakt bezwaar tegen de opvatting dat het kennen slechts een act van het bewustzijn is. Hier plaatst hij het beeld tegenover van het kennen als act van het lichaam-subject dat in de wereld is ingebed.

Lichaamsschema – je lichaamsschema is een soort patroon van je eigen lichaam dat is opgeslagen in je hersenen, dat onbewust of halfbewust wordt gevolgd bij al je gedrag. Het lichaamsschema zorgt ervoor dat je weet waar je handen, armen en benen zijn.

Het lichaam vormt een eenheid.

Hij vecht tegen de tweedeling van Descartes (res extensa vs res cogitans). Het lichaam is niet gescheiden, maar vormt een geheel.

Net als Descartes hield Ponty zich bezig met de oorsprong van het bewustzijn.

Hij stelt hiervoor een ruwe wereld van het zijn = l’être brut Merleau-Ponty gebruikt de term als aanduiding voor het zijn op zichzelf beschouwd, dat voorafgaat aan de in de epistemologie gebruikelijke opdeling in subject en object, in een bewustzijn dat waarneemt en een buitenwereld die waargenomen wordt.

Omdat het lichaam onderdeel uitmaakt van het zijn, is het niet mogelijk om deze te onderzoeken. Want dan maak ik mijn lichaam tot een object, terwijl het een subject is.

Het lichaam ben ik niet meer, maar heb ik.

Ik kan dus waarnemen, omdat mijn lichaam in directe verbinding staat met de waargenomen wereld. De kennis die ik verkrijg via mijn lichaam is praktisch van aard. Het lichaam kan anticiperen op het resultaat van een handeling zonder daarvan een voorstelling te maken.

motorische intentionaliteit – het vermogen van het lichaam om zich te bewegen, gestuurd door instructies vanuit je bewustzijn.

Zijn conclusie is dat ik waarneem, omdat ik lichamelijk ben. Dit staat recht tegenover het klassieke idee van waarnemen, n.l. het vormen van ruw materiaal. Hierbij begint alles met gewaarwoordingen of beelden. Waarnemen is een manier van deelnemen aan de wereld.

Waarnemen is gedrag. We denken dat we eerst waarnemen en daarna ons gedrag daarop afstemmen. Het gaat allemaal veel sneller; je maakt geen 30 stappen, voordat je reageert.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.