Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 2, Ethiek

Beoordeling 7.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1377 woorden
  • 12 juni 2010
  • 105 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
105 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Filosofie H2 – Ethiek

1. Het goede leven

Ethiek is afgeleid van ‘ethos’ dat gewoonte betekend, de ethiek bestudeerd de moraal. Dit is een geheel van waarden en normen in een bepaalde cultuur, is bepalend hoe mensen met elkaar omgaan.

De drie belangrijkste ethische theorieën: deugdethiek, utilitarisme en plichtethiek.

Waarden:
• Waarden geven aan wat mensen belangrijk vinden.
• Morele waarden: recht vaardigheid, eerlijkheid, respect.
• Niet-morele waarden: schoonheid.

• Normen worden afgeleid uit waarden.
• We kunnen waarden onderverdelen in instrumentele en intrinsieke waarden. Een instrumentele waarde is een middel om een hogere waarde te bereiken. Een intrinsieke waarde is die op zichzelf waardevol is en iets anders nastreeft - geluk.
• Waarden moeten we onderscheiden van feiten.
• Hume - waarden - drogredenen

2. Het geluk, plicht en deugd
Utilisme
Epicurus had als uitgangspunt het hedonisme, hij bedoelde hiermee innerlijke rust vinden en niet overmatig consumeren. Moderne betekenis hedonisme: in ons leven plezier nastreven en pijn vermijden.
Het hedonisme ligt aan de basis van het utilitarisme: zoveel mogelijk geluk nastreven.
Bentham bedacht de hoofdregel voor het utilitarisme de ‘hedonistische calculus’: een handeling is goed als deze zoveel mogelijk geluk op levert voor zoveel mogelijk mensen.
De kritiek op de hedonistische calculus is het geval van Sam (het belang van drie topvoetballers voor het leven van een jongetje). Andere kritiek is dat je geluk niet kunt vaststellen/meten.

Mill had als kritiek dat je met het oordelen volgens de hedonistische calculus je niet goed kan oordelen. Als mensen alleen maar kiezen voor het plezier en genot komt de cultuur in gevaar, mensen kiezen dan niet meer voor het hoge genot als opera, dichtkunst, zelfontplooiing en kennis. Mill voegde daarom iets toe: bij het bepalen van het nut v/d handeling moeten we niet alleen kijken naar hoeveelheid geluk maar ook naar de kwaliteit van dit geluk.


Onderscheid tussen handelings- en regelutilisme. Handelingsutilisme: een persoon moet handelingen uitvoeren die veel geluk voor zoveel mogelijk mensen met zich meebrengt.
Regelutilisme: dit kijkt naar de gevolgen op de lange termijn, je moet kiezen voor de ‘regel’ die zoveel mogelijk geluk meebrengt.

Plichtethiek
De plichtethiek gaat uit van de morele plicht waaruit een handeling wordt gedaan, die bepaald of een handeling goed is niet zozeer de gevolgen.

Kant is de grondlegger van de plichtethiek. Om te bepalen of een handeling goed is heeft hij het categorische imperatief bedacht. Deze heeft verschillende formuleringen.
• 1e formulering: ‘Handel alleen volgens die stelregel waarvan je redelijkerwijs zou kunnen willen dat het algemene wet wordt’.
Er moet duidelijk worden waarom je beloftes moet nakomen.
• 2e formulering: ‘Je moet een mens altijd als doel op zich behandelen en nooit als middel’.
Hieruit blijkt het belang van waardigheid v/d mens.
Het categorische imperatief is niet iets van bovenaf maar juist iets wat de mens zichzelf oplegt.

Kritiek op het categorische imperatief is dat het te rechtstreeks is en daarom weinig rekening houdt met de omgeving. Bv. liegen volgens het categorische imperatief mag het niet maar in sommige situaties is het nodig.
Een ander punt van kritiek is de rol die kant aan de rede toekent, deze zou een ondergeschikte rol hebben.


Deugdethiek
De deugd is volgens Aristoteles een houding die ons in staat stelt om juist te handelen, overeenkomstig met het belang van de gemeenschap.
Het doel is om een volmaakt leven te bereiken, deze is voor iedereen anders.
Theologische visie: als in de natuur heeft een doel en streeft ernaar om zo volmaakt mogelijk te worden. Geluk is je capaciteiten optimaal te benutten.
De rede en het denken zijn ook van belang, maar een mens die niet geniet van het leven is geen deugdelijk mens. Een mens moet een middenweg vinden om goed te leven.

Aristoteles onderscheidt theoretisch verstand en praktisch verstand. Het praktisch verstand is vooral het belang v/d deugdethiek, daarmee moet het midden worden gevonden.
Het theoretisch wordt verder niet genoemd in het boek.
Deugden liggen tussen twee extremen, moed licht tussen lafheid en overmoedigheid.

Een nadeel van deugdethiek is dat ze minder duidelijk is als plichtethiek en utilisme. De deugdethiek kent geen duidelijke regels waaraan je je moet houden.
De bruikbaarheid kan ook worden bekritiseerd, we leven nu in hele andere omstandigheden als Aristoteles.
Een laatste kritiekpunt is het optimistische dat er aan de grondslag van de deugdethiek ligt.

3. Waarden en rechten
Waarden belangrijke basis voor de ethiek, het fundament van onze waarden ligt in de natuur. Aristoteles: deugden in het verlengde van onze capaciteiten. Kant: menselijke redelijkheid voorwaarde moreel handelen, maar natuur is zelf onredelijk. Nietzsche: natuur is niet goed of slecht.

Amerikaanse sociobioloog Wilson: menselijk gedrag is genetisch bepaald en er geld het recht v/d sterkste.
Nederlandse bioloog Frans de Waal: moraal is een biologische eigenschap van de mens, sommige dieren hebben dat ook.
Anderen zeggen juist: moreel is iets typisch menselijks, niet goed of slecht.
Hume: morele gevoelens zijn de motivatie van ons moraal.

Universele waarden: waarden die alle mensen belangrijk vinden, ongeacht tijd, plaats of cultuur. Vb. respect en menselijke waardigheid.
Etnocentrisme: het beoordelen van andere culturen gebaseerd op het eigen waardesysteem.
Cultuurrelativisme: je kunt andere culturen niet objectief beoordelen, je kijk op een andere cultuur wordt bepaald door je eigen cultuur zo kan je nooit goed beoordelen. Culturen zijn onvergelijkbaar. Niet te veel bemoeien met andere culturen en ook niet ingrijpen.
Universalisme: algemeenheid, geldend voor iedereen, op alle plaatsen en in alle tijden.

1948 Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens - doel rechten vastleggen voor ieder mens. Recht op onderdak, voedsel, onderwijs en vrijheid van meningsuit./godsdienst.
Veel stromingen zijn het niet eens met U V R v/d M, je kan zoiets niet opstellen voor culturen of het is te westers.

Morele problemen worden vaak geformuleerd in termen van rechten, deze zijn meestal gefundeerd op waarden. Peter Singer: rechten toe kennen aan dieren.

Mensen rechten toekennen vanwege redelijkheid en anatomie, dieren en natuur geen rechte toekennen vanwege hun aanzien en de plaats van de mens daarin.


In de jaren 70 kwam de milieufilosofie op; belangrijkste thema verhouding mens en de natuur. Ze stonden kritisch tegenover het kapitalisme. Er zijn drie houdingen in de milieufilosofie: overheersing v/d natuur door de mens, rentmeesterschap over de natuur, eenheid met de natuur.

4. Individualisme
In de drie hoofdstromingen v/d ethiek staat de individu centraal. De deugdethiek gaat uit van persoonlijke ontwikkeling van het individu, goed leven - ontwikkeling talenten.
Plichtethiek gaat uit van de autonomie van het individu, moreel handelen zorgt voor zelfbestuur. Het utilitarisme neemt handelende persoon als uitgangspunt, persoonlijk streven naar geluk aanpassen aan het algemeen belang.

Wees meester en vormgever van jezelf
De Verlichting was een belangrijke periode voor de ontwikkeling van waarden als individualiteit, vrijheid en zelfontplooiing. De nadruk lag op de rede, in plaats van het geloof. Hierdoor kreeg de religie een andere functie in de samenleving en zorgde voor grote gevolgen bij de christelijke waarden. De waarden als saamhorigheid, traditie en afhankelijkheid (volgens Nietzsche waarden van het slavenmoraal) werden vervangen door autonomie, ontwikkeling, privacy, onafhankelijkheid, originaliteit en authenticiteit.

Kant zei over de Verlichting ‘Sapere aude’. Dit betekend ‘Heb de moed je van je eigen verstand te bedienen’.
Nietzsches devies werd ‘Wees meester en vormgever van jezelf’, dus niet meelopen met ‘domme massa’. Zelfontplooiing kun je niet leren, het gaat om de harde ‘Wille zur Macht’ en deze levensdrift maakt iedereen eenling.

De malaise (= narigheid) van de moderniteit
Volgens de Canadese filosoof Charles Taylor heeft het individualisme het moderne idee van echtheid, eerlijkheid en jezelf zijn (authenticiteit) verkeerd opgevat. Wanneer er geen gedeelde waarden zijn krijg je egocentrisme en relativisme. Iedereen gaat zijn eigen gang en elke opvatting is evenveel waard - leid tot onverschilligheid en losraken van maatschappelijke verbanden. Volgens hem is sociale gebondenheid essentieel voor de ontwikkeling van het individu.

Alleen op basis van waarden die door de samenleving worden aangereikt, kun je bepalen wat voor jou persoonlijk waardevol is.


Een morele crisis?
Volgens de media gaan we achteruit met onze cultuur, zoals toenemende criminaliteit, agressie tegen hulpverleners en het verliezen van respect voor leraren en politie. Als verklaring wordt het individualisme vaak gebruikt, en vooral de jaren 60 en 70 moeten het bezuren; hier lag de nadruk op het breken van oude patronen. Maar bijvoorbeeld gelijke rechten, legalisatie van euthanasie en abortus en het homohuwelijk wordt door velen geprezen. We leven nu eenmaal in een cultuur waarin er niet een gedeelde opvatting is over ‘het goede leven’.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.