Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

H1 filosofen en stromingen

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 3831 woorden
  • 25 maart 2017
  • 7 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
7 keer beoordeeld

Filosofen en hun jaartallen

I.            Socrates (Griekenland ca 470 – 399 v.C.)

II.            Plato (Griekenland ca 427 – 347 v. C.)

III.            Aristoteles (Griekenland ca 384 – 322 v. C.)

IV.            Thomas van Aquino (Italië 1224 – 1274)

V.            René Descartes (Frankrijk 1596 – 1650)

VI.            Baruch van Spinoza (Nederland  1632-1677)

VII.            Jean-Jacques Rousseau (Zwitserland -- Frankrijk 1712-1778)

VIII.            Immanuel Kant (Duitsland 1724 – 1804)

IX.            Karl Marx (1818-1883)

X.            Friedrich Nietzsche ((Duitsland 1844 – 1900)

XI.            Sigmund Freud ( Tsjechië/Brits 1856-1939)

XII.             Ludwig Wittgenstein (oostrijks/brits  1889-1951)

XIII.            Jean-Paul Sartre (Frankrijk  1905-1980)

XIV.            Simone de Beauvoir (Frankrijk  1908-1986)

XV.            Michiel Foucault (Frankrijk  1926-1984)

XVI.            Jürgen Habermas (Duitsland 1929)

XVII.            Charles Taylor (Canada  1931)

XVIII.            Thomas Nagel  (Servië  1937)

XIX.            Clinton Richard Dawkins (Kenia/Brits  1941)

XX.            Daniel Clement Dennett (Amerika 1942)

 

Toonaangevende visies

·       Geest (ziel) en lichaam (dualisme) (44)

·       (christelijk) aristotelisme: eenheid door inwerking van de vorm (ziel) op de stof (lichaam) (44)

·       Materialisme. Philosophy of mind: de mens in verband gebracht met lichamelijke processen, in het bijzonder hersenprocessen (55)

·       Structuralisme: de mens als functioneel onderdeel van een dominant systeem (51)

·       Sociobiologie: de mens als onderdeelan de evolutie en als biologisch-genetische eenheid (55)

 

Centrale begrippen

Rede (29)
Subjectiviteit (47)
Intersubjectiviteit (47)
zelfbewustzijn (27)
Identiteit (27)
Lichamelijkheid (45)
Excentriciteit (28)
Macht (52)
Disciplinering (53)
Arbeid (33)
Communicatie (37)
Seksualiteit (42)

Centrale begrippenparen

Cultuur en natuur (32)
Emotie en verstand (48)
Geest (ziel) en lichaam (44)
monisme en dualisme (pluralisme) (44)
mens en dier (26)
bewust en onbewust (31)
vrijheid en determinisme (50; 52)
doel- en waarde gericht handelen (29)



Stromingen
Rationalisme    1640-1800     Renée descartes
Zoals we al zeiden is de (natuur)wetenschap zoals wij haar tegenwoordig kennen ontstaan in de Verlichting (circa rond het jaar 1700), en daarbij stonden twee filosofische benaderingen met name centraal, namelijk het empirisme (hierboven reeds beschreven), en de andere centrale gedachtegang: rationalisme.
Rationalisme was een continentaal (West Europees) gebeuren, met bekende filosofen als René Descartes, Baruch de Spinoza en Gottfried Leibniz als grote denkers. Centraal in rationalisme staat het idee dat in plaats van waarnemingen, de rede onze enige bron van kennis is. Logische structuur van rede moet ons helpen met het verwerven van nieuwe kennis. Zo beredeneerde Descartes als eerste dat hij bestond, en dat dit het enige is wat hij zeker kon weten, puur en alleen door na te denken (en niet door waar te nemen) dat hij bestond.
Sterker nog, rationalisten geloven dat er ‘rede’ voor is om waarnemingen te wantrouwen (immers, vertrouwt men de waarnemingen gedaan in een droom, of tijdens hallucinaties?). Enkel ideeën en waarheden die we met rede kunnen onderbouwen en creëren, zijn te vertrouwen, en dit kan ons helpen een ‘plaatje’ van de werkelijkheid om ons heen te krijgen.
Tegenwoordig is wetenschap vaak een mix van beide empiristische en rationalistische gedachten, maar het is duidelijk dat iedere wetenschappelijke discipline zijn oorsprong heeft in één van de twee. Zo is (experimentele) natuurkunde en scheikunde vaak vooral bezig met waarnemingen uit experimenten (empirisme) terwijl wiskunde en filosofie vaak bezig is met wat wij kunnen ontdekken via rede en logica (rationalisme).

Idealisme          1800-1900       Georg Hegel
Na de Verlichting brak een tijdperk aan van ‘voortgang’, een tijd van uitvindingen, schaalvergroting, commercialisering en daarnaast ook grote armoe en oorlog (Franse Revolutie, Amerikaanse Revolutie, et cetera). We noemen deze tijd ook wel de tijd van Industrialisatie. Het was in deze ‘spannende’ eeuw dat het idealisme ontstond, met als grote denker Georg (Willhelm Friedrich) Hegel. Er zijn binnen het idealisme veel sub-stromingen te identificeren, maar al deze sub-stromingen hebben in ieder geval met elkaar overeen dat ze alleen ‘werkelijkheidswaarde’ toeschrijven aan objecten ‘in onze gedachten’. Met andere woorden, fysieke of ‘uiterlijke’ objecten hebben geen werkelijkheidswaarde voor ons omdat we ze niet werkelijk kunnen waarnemen. Het enige wat we werkelijk kunnen waarnemen is het idee van de wereld om ons heen, en dat is in onze geest (of hersenen). Het Hegeliaanse idealisme bijvoorbeeld, constateert dat als we rationalisme serieus nemen, we moeten concluderen dat we niets kunnen ‘weten’ over de wereld om ons heen, enkel over de ideeën die wij over die wereld denken te hebben. We kennen dus enkel ‘afbeeldingen’ in ons hoofd van de dingen die om ons heen zijn. Als zodanig is er een soort spirituele ‘plaatjes’-wereld die mensen met elkaar delen (universele ideeën), en dit kan de Ware waarheid zijn, die gedeelde ideeën van de werkelijkheid. Plato had in de eeuwen vóór Christus al eenzelfde opvatting over de dingen in de wereld, hetgeen bekend gaat onder de naam ‘Ideeënleer’. Pas in het Idealisme van Hegel en zijn opvolgers werd deze opvatting echter populair onder filosofen.

Materialisme      1600-1900     Karl Marx
Eerder noemde we al (Oudgriekse) materialisten, maar pas later, in de Verlichting en Industrialisatie, ontstond er een echte populaire stroming (populair binnen de intelligentsia, dat wil zeggen), namelijk het materialisme. Bekende namen onder materialisten zijn Thomas Hobbes, Karl Marx, en Charles Darwin. Binnen het materialisme geldt dat alles in de werkelijkheid, zelfs onze emoties, gedachten en ‘geest’, terug te brengen is tot materie, tegenwoordig in de vorm van atomen, neutronen en elektronen en zelfs nog kleinere deeltjes van materie (quarks en dat soort ongein). Deze materiele deeltjes zijn uiteindelijk wat het denken voortbrengt, niet de spirituele ‘ideeën’ van de voorgaande idealistische gedachtegang.

Volgens materialisten moeten we ervan uit gaan dat we niets weten of kunnen weten anders dan onze fysieke wereld, en we dus moeten uitgaan van wat we daar kunnen vinden. Net als empiristen (en let op, empiristen zijn vaak materialisten en vice versa) geloven materialisten dus in een kenbare wereld die te ‘kennen’ is via waarnemingen en ‘wetten der natuur’. Er is volgens materialisten niets Hogers boven dat wat materieel is, geen ziel, geen God (tenzij deze materieel is, en dus gebonden aan de weten der natuur, zoals zwaartekracht).
Kort en bondig: Houd je bij het fysieke

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Existentialisme 1850-1950     Friedrich nietzche
Existentialisme is zowel een filosofische als een literaire stroming, waarbij in de filosofie ervan met name subjectiviteit centraal staat. Eenieder is uniek en derhalve verantwoordelijk voor zijn eigen daden maar ook zijn eigen lot (altijd en overal). In afwezigheid van een omnipotente God moet iedereen volgens deze filosofie zijn eigen betekenis geven aan het anders volstrekt zinloze leven. Maakt men geen eigen zin, dan moet men op zijn minst accepteren dat het leven compleet zinloos is. Belangrijke existentialisten zijn onder andere Friedrich Nietzsche, Sören Kierkegaard en Jean-Paul Sartre. Binnen het existentialisme kunnen de opvattingen dramatisch verschillen tussen filosoof, en soms zelfs binnen de filosoof zelf, bijvoorbeeld wanneer zijn of haar eerdere opvattingen verschillen van latere bedenkingen. Echter, allemaal hebben ze gemeen dat ze grote nadruk leggen op persoonlijke uniekheid, vrijheid en verantwoordelijkheid voor keuzes in het leven.
Kort en bondig: Leven betekent keuze maken, leef door deze keuzes!

Postmodernisme    1970-1990   michel Foucault
Zoals de naam al suggereert, is het postmodernisme een reactie op het modernisme. Het is eveneens een stroming in de kunst. Postmodernisten trekken graag dingen in twijfel, en met name concepten als de Waarheid en Authenticiteit. Daarnaast geloven postmodernisten dat er slechts een gebrekkige fundering is op kennisvergaring, er is geen ‘beste’ methode om de werkelijkheid te onderzoeken, noch is de mens autonoom, ofwel in staat om bewust zijn eigen keuze te maken. Dit vanwege het onderbewuste, emoties, anderen, en tot slot de ‘taal’. Decentrering van het subject, heet dit volgens postmodernisten. Men is irrationeel (gedraagt zich niet volgens bewust gedachte rede), en men kan slechts gebrekkig communiceren met anderen, vanwege een sub optimale taal (taal zorgt immers voor miscommunicatie, misverstanden en andere vertalingsfouten). Derhalve is het moeilijk om ‘zelf’ te weten, en nog veel moeilijker om die kennis door te geven. Pluralisme alom is het gevolg.

Het gevolg van al het  pluralisme is voor veel postmodernisten duidelijk: het enige wat men kan doen is meegaand zijn en zien waar het schip strand, niet te veel verwachten, vooral geen stabiele waarheid, wetenschap of ethiek. Bekende postmoderne denkers bouwen vooral voort op de eerder genoemde fenomenologen; Baudrillard, Jacques Derrida, Michel Foucault, en Ludwig Wittgenstein.
Kort en bondig: relax!


Behaviorisme
Het behaviorisme (afgeleid van Engels: behavior = gedrag) is een stroming binnen de wetenschapsfilosofie die zich uitspreekt over het onderzoeksdomein en de onderzoeksmethoden van de psychologie. Het behaviorisme is dus een filosofie achter de psychologie. Binnen het behaviorisme bestaan verschillende stromingen.
Het is een mensopvatting die de mens beschrijft in termen van waarneembaarheid (niet wat er zich in het hoofd afspeelt) van gedrag. Behavioristen interreseren zich niet in wat zich in de geest afspeelt (black box), wat daarin gebeurt zal altijd ontzichtbaar blijven.

Richard Dawkins   Behaviorisme
Het behaviorisme (afgeleid van Engels: behavior = gedrag) is een stroming binnen de wetenschapsfilosofie die zich uitspreekt over het onderzoeksdomein en de onderzoeksmethoden van de psychologie. Het behaviorisme is dus een filosofie achter de psychologie. Binnen het behaviorisme bestaan verschillende stromingen.

Structuralisme
Filosofische benadering van de werkelijkheid waarin de individuele verschijnselen worden opgevat als elementen uit een systeem. Om een bepaald verschijnsel te begrijpen moet men dus in de eerste plaats nagaan welke plaats het inneemt in het systeem als geheel en wat zijn relatie is met andere elementen uit het systeem. Voor het eerst ontwikkeld door Ferdinand de Saussure (1857-1913).
Als een manier om de betekenis van woorden in een taal te bepalen, werd het structuralisme als methode toegepast in de culturele antropologie (Lévi-Strauss), in de psychoanalyse (Lacan ), in het marxisme (Althusser).
In de jaren zestig en zeventig maakte het structuralisme opgang in Frankrijk met denkers als Michel Foucault en Roland Barthes . In hun denken wordt het structuralisme gebruikt als wapen tegen het humanisme, waarmee zij de mythe van het autonome en soevereine subject onderuit halen: De mens mag dan wel denken dat hij vrij en soeverein is, maar in wezen wordt zijn gedrag volledig bepaald door dwingende maatschappelijke en culturele structuren. Hij is slechts een ondergeschikt element in een systeem

Disciplinering    Michiel Foucault
Miciel Foucault, een Franse filosoof die veel aandacht had van dat wat door ons denken wordt buitengesloten. Hij probeerde, in grote historische studies, de onderliggende structuren van ons denken over criminaliteit, ziekte, waanzin en misschien nog wel de belangrijkste, seksualiteit bloot te leggen. Daardoor werd hij als lid van de beweging van het structuralisme gezien. Hem ging het vooral om 1 van de concrete dingen; seks.

Foucault vindt het verhaal over dat de mensheid haar seksualiteit onderdrukt heeft door er niet over te spreken en er zo min mogelijk dingen aan te linken, en de bevrijding daarvan door de seksuele revolutie in de jaren 60 van de vorige eeuw naïef, omdat door te doen alsof zoiets als de seksualiteit bevrijdt moet worden, er een visie gevormd wordt waarin mensen elkaar constant wijzen op wat je wel en niet kan doen binnen de normen van “normaal”. Daardoor rekent hij af met het idee dat macht van bovenaf komt bijvoorbeeld een god, de regering of een docent. Volgens Foucault spelen er overal op elk niveau dit type machtsverhoudingen, onder andere op school of op het werk. Dat speelt volgens Foucault ook een rol in seksuele relaties. Daarin bevinden zich namelijk ook wederzijdse machtsverhoudingen, waarin de vrouw minder macht heeft dan de man. Toch zullen deze machtsverhoudingen zich om de beurt weer plaatsvinden binnen de eerder genoemde grotere machtsspellen. De belangrijkste begrippen daarin zijn normalisering en disciplinering voor Foucault.


Daniel Clement Dennett
Daniel Clement Dennett, de filosoof die zich bezich houdt met vraagstukken en die te maken hebben met het menselijk bewust zijn, de menselijke ‘geest’ en kunstmatige intelligentie. Hij is een ‘compatibilist’. Volgens Dennett klopt het determinisme op fysisch niveau. Vrije wil in strikte zin bestaat volgens hem niet, omdat mensen nog genoeg vermogen hebben om vrije keuzes te maken.
Hij maakt daarin onderschijd in vermijdbaar en onvermijdbaar. Dennett vindt dat door de evolutie de mens een steeds krachtiger vermogen gekregen heeft om de toekomst te kunnen voorspellen op consequenties. Hij beschouwt  dit vermogen tot vermijden als het menselijke vermogen van vrijje wil, het sluit het determinisme niet uit, maar bevestigt het.

Compatibilist: dat wil zeggen dat volgens hem vrije wil verenigbaar is (compatitabel) met het determinisme

Determinisme: een filosofische opvatting dat er tussen alle verschijnselen in het heelal oorzaak/ Gevolggeneraties bestaan die in principe door natuurwetenschappen beschreven kunnen worden.

Vrije wil: vrije wil is de mogelijkheid keuzes te maken zonder opgelegde druk.

Individualisme/Communitarisme  Charles Taylor
volgens hem is het niet meer god of de natuur die ons leven zin verleent, maar wij moeten ons leven zelf zin geven (zelfontplooing, zingeving, authenticiteit, individualisme).

Sociobiologie
Sociobiologie is de tak van biologie die zich bezighoudt met onderzoek naar de evolutionaire oorsprong van sociaal gedrag bij dieren (inclusief de mens). De term 'sociobiologie' werd voor het eerst gebruikt door Edward Osborne Wilson (een entomoloog) in 1975 in zijn boek Sociobiology: The New Synthesis.

 

Socrates

De kunst van het spreken
Dit is bekend geworden dankzij Plato, zijn leerling. Alles wat Socrates heeft beweerd is door Plato vastgelegd. Socrates zelf heeft geen letter op papier gezet. De kern van het werk van Socrates was dat hij er niet op uit was om de mensen te onderwijzen. In plaats daarvan, ging hij met mensen in dialoog. Socrates zag het als zijn opdracht om de mensen te helpen het juiste inzicht te geven. Hij vergelijkt dit 'tot inzicht komen' met het vermogen om kinderen te baren. Beiden zijn een natuurlijke eigenschap. Alle mensen kunnen, als ze hun verstand gebruiken, filosofische waarheden doorgronden. Als een mens zijn verstand gebruikt, haalt hij iets uit zichzelf. Juist door zich van de domme te houden, dwong Socrates de mensen die hij ontmoette, hun verstand te gebruiken. Hij deed zich dan dommer voor dan hij was, dit noemen we ook wel Socratische ironie.

Een goddelijke stem
Socrates zei voortdurend dat er een goddelijke stem in hem zat. Socrates protesteerde bijvoorbeeld tegen ter dood veroordelingen en hij weigerde politieke tegenstanders aan te geven. Uiteindelijk werd hij schuldig bevonden voor het invoeren van nieuwe goden en het misleiden van de jeugd. Socrates is hiervoor ter dood veroordeeld. Hij protesteerde hier niet tegen en dronk zelf de gifbeker leeg. In het boek wordt er een vergelijking gemaakt tussen Socrates en Jezus: beiden hebben uit overtuiging hun dood aanvaardt, beiden schreven hun eigen boodschap niet op (dit werd door hun leerlingen gedaan), en beiden zijn duizenden jaren later gewaardeerde personen.

Mensen weten maar weinig
Socrates stelde dat "het verstandigst is zij die weet wat ze niet weet". Een filosoof is iemand die inziet dat hij veel dingen niet begrijpt. Socrates wist dat hij niets wist, en dat liet hem niet met rust. Daarom werd hij filosoof, iemand die onverstoorbaar naar het juiste antwoord blijft zoeken. Met zijn sterke geloof in het menselijke denken was Socrates een uitgesproken rationalist.

Juist inzicht leidt tot juist handelen
Volgens Socrates vertelt het geweten ons wat juist is. 'Hij die weet wat goed is, zal ook het goede doen' en 'Alleen hij die het juiste doet wordt een echt mens', stelde hij. Ook zei hij dat als we verkeerd handelen, dit komt doordat we niet beter weten. Daarom is het volgens Socrates erg belangrijk om onze kennis te vergroten. Socrates stelt ook dat het onmogelijk is om gelukkig te worden, als je tegen je overtuiging in handelt. Iemand die weet hoe je een gelukkig mens wordt, zal dat ook proberen te bereiken.

 

Plato

De ideeënleer
Deze leer hield zich bezig met de relatie tussen het eeuwige en het onveranderlijk aan de ene kant en dat 'stroomt' aan de andere kant. Volgens Plato bestaat het eeuwige en onveranderlijke uit geestelijke of abstracte modellen waarnaar alle fenomenen gevormd zijn. Hij beweerde dat er achter de zintuiglijke wereld een eigen werkelijkheid bestond. Die werkelijkheid noemde hij de 'ideeënwereld'. Daar zitten de eeuwige en onveranderlijke 'modellen' van de verschillende fenomenen, die we in de natuur tegenkomen. Dit is Plato's ideeënleer. Als voorbeeld wordt gegeven: in een bakkerij worden koekjes gebakken. Geen enkel koekje is identiek, maar toch lijken ze op elkaar. Zij hebben namelijk een gemeenschappelijke oorsprong; alle koekjes zijn volgens hetzelfde model (idee) gevormd.
Zo bestaat de werkelijkheid volgens Plato uit twee delen. Het ene deel is de zintuiglijke wereld. Hiervan kunnen we slechts een globale of onvolkomen kennis krijgen door onze zintuigen te gebruiken. Alles in de zintuiglijke wereld stroomt en is dus niet eeuwigdurend. Over wat we waarnemen kunnen we alleen vage afspiegelingen van ideeën hebben. Slechts over dingen die we met ons verstand herkennen, kunnen we absoluut zeker zijn. Bijvoorbeeld: de som van de hoeken van een driehoek zal altijd 180 graden zijn. Zo heeft ook de 'idee' paard vier benen om op te staan, zelfs al zouden alle paarden in onze zintuiglijke wereld mank lopen. Plato stelt tevens dat alle verschijnselen in de natuur slechts schaduwen zijn van eeuwige vormen of ideeën.

De filosofiestaat
Tot slot beschrijft Plato de componenten van een harmonieuze staat, welke een parallel is aan een harmonieus mens. Deze zijn vervolgens weer te vergelijken met de verschillende lichaamsdelen van een mens. Plato beschrijft zo een totalitaire staat met verschillende klassen. Zie onderstaande tabel.

Lichaam

Ziel

Deugd

Staat

hoofd

verstand

wijsheid

regenten

borst

wil

moed

wachters

onderlijf

begeerte

matigheid

neringdoenden


Aristoteles

De vormen zijn de eigenschappen van de dingen
Aristoteles had kritiek op de leer van Plato. Terwijl Plato zich zo met de eeuwige vormen of ideeën bezig hield dat de veranderingen in de natuur hem eigenlijk niet opvielen, hield Aristoteles zich juist met de veranderingen of natuurprocessen bezig. Plato gebruikte alleen zijn verstand, terwijl Aristoteles ook zijn zintuigen gebruikte. Hij ging op handen en voeten zitten om dieren, planten, en bloemen te bestuderen. In tegenstelling tot Plato vond Aristoteles dat een mens geen aangeboren ideeën heeft. Aristoteles vond dat al onze gedachten en ideeën ons bewustzijn zijn binnengekomen door wat we gezien en gehoord hebben. Ons aangeboren verstand gebruiken we volgens hem om alle zintuiglijke indrukken in verschillende groepen en klassen onder te brengen.

De vormen zijn de eigenschappen van de dingen
Aristoteles had kritiek op de leer van Plato. Terwijl Plato zich zo met de eeuwige vormen of ideeën bezig hield dat de veranderingen in de natuur hem eigenlijk niet opvielen, hield Aristoteles zich juist met de veranderingen of natuurprocessen bezig. Plato gebruikte alleen zijn verstand, terwijl Aristoteles ook zijn zintuigen gebruikte. Hij ging op handen en voeten zitten om dieren, planten, en bloemen te bestuderen. In tegenstelling tot Plato vond Aristoteles dat een mens geen aangeboren ideeën heeft. Aristoteles vond dat al onze gedachten en ideeën ons bewustzijn zijn binnengekomen door wat we gezien en gehoord hebben. Ons aangeboren verstand gebruiken we volgens hem om alle zintuiglijke indrukken in verschillende groepen en klassen onder te brengen.


De doeloorzaak
Aristoteles stelde ook dat de dingen in de natuur verschillende soorten oorzaken hebben. Hij spreekt van vier soorten oorzaken: 'de materiële oorzaak' (de oorzaak voor regen is dat de aanwezige waterdamp aanwezig was op het moment dat de lucht afkoelde), 'de bewegende oorzaak' (de waterdamp koelt af), 'de formele oorzaak' (het is de aard van het water om op de aarde te vallen in de vorm van regen), en 'het doel' (planten en dieren hebben regenwater nodig om te groeien). Het laatstgenoemde doel is in tegenstelling met de gedachtegang van de huidige wetenschap, waarin we zeggen dat voedsel en vochtigheid een voorwaarde vormen voor dieren en mensen om te leven, maar niet dat zij 'de bedoeling' hebben om ons te voeden.

Logica
Aristoteles legde de basis voor de logica als wetenschap. Bijvoorbeeld als eerst wordt vastgesteld dat alle levende wezens sterfelijk en dan dat een hond een levend wezen is, dan kan de simpele conclusie worden getrokken dat een hond sterfelijk is. Dit voorbeeld maakt duidelijk dat de logica van Aristoteles gaat over de verhoudingen tussen begrippen.

De trapsgewijze opbouw van de natuur
Aristoteles deelde de dingen in de natuur op in twee hoofdgroepen. Aan de ene kant zijn er de levenloze dingen, zoals stenen, waterdruppels, en aarde. Deze niet-levende dingen kunnen alleen door invloed van buitenaf veranderen. Aan de andere kant zijn de levende dingen die een potentiële mogelijkheid in zich hebben voor verandering. Deze levende dingen kunnen weer opgedeeld worden in twee groepen: de levende gewassen (planten) en de levende wezens. Tenslotte kunnen levende wezens weer opgedeeld worden in mensen en dieren. Bij deze indeling van de natuurverschijnselen in groepen, gaat Aristoteles uit van de eigenschappen van dingen, oftewel wat ze 'kunnen' of wat ze 'doen'. Bijvoorbeeld: alle levende dingen bezitten het vermogen om voedsel tot zich te nemen, om te groeien en zich voor te planten. Alle levende wezens bezitten ook het vermogen om zich heen te voelen en om zich in de natuur te bewegen. Alle mensen bezitten bovendien het vermogen om te denken, oftewel om hun zintuiglijke waarnemingen in verschillende groepen en klassen in te delen.

Ethiek
Volgens Aristoteles wordt een mens alleen gelukkig als hij van al zijn vermogens en mogelijkheden gebruik maakt. Volgens Aristoteles zijn er drie vormen van geluk: de eerste vorm van geluk is een leven vol lust en genot. De tweede vorm is het leven als vrije en verantwoordelijke burger. De derde is het leven als onderzoeker en filosoof. Alle drie de voorwaarden moeten aanwezig zijn om als mens gelukkig te leven.

Politiek
Volgens Aristoteles is de mens een politiek wezen. Het gezin en het dorp kunnen voor de lagere levensbehoeften zorgen, zoals voedsel, warmte, kinderopvoeding, etc. Echter, de hoogste vorm van menselijke gemeenschap kan alleen door de staat worden verzorgd. Zonder de maatschappij om ons heen zijn we geen fatsoenlijke mensen volgens Aristoteles.

Vrouwbeeld
Volgens Aristoteles is de vrouw een onvolledige man. De vrouw is passief en ontvangend, terwijl de man actief en vormend is. Het kind erft alleen de eigenschappen van de man.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.