Filosofen en hun jaartallen
I. Socrates (Griekenland ca 470 – 399 v.C.)
II. Plato (Griekenland ca 427 – 347 v. C.)
III. Aristoteles (Griekenland ca 384 – 322 v. C.)
IV. Thomas van Aquino (Italië 1224 – 1274)
V. René Descartes (Frankrijk 1596 – 1650)
VI. Baruch van Spinoza (Nederland 1632-1677)
VII. Jean-Jacques Rousseau (Zwitserland -- Frankrijk 1712-1778)
VIII. Immanuel Kant (Duitsland 1724 – 1804)
IX. Karl Marx (1818-1883)
X. Friedrich Nietzsche ((Duitsland 1844 – 1900)
XI. Sigmund Freud ( Tsjechië/Brits 1856-1939)
XII. Ludwig Wittgenstein (oostrijks/brits 1889-1951)
XIII. Jean-Paul Sartre (Frankrijk 1905-1980)
XIV. Simone de Beauvoir (Frankrijk 1908-1986)
XV. Michiel Foucault (Frankrijk 1926-1984)
XVI. Jürgen Habermas (Duitsland 1929)
XVII. Charles Taylor (Canada 1931)
XVIII. Thomas Nagel (Servië 1937)
XIX. Clinton Richard Dawkins (Kenia/Brits 1941)
XX. Daniel Clement Dennett (Amerika 1942)
Toonaangevende visies
· Geest (ziel) en lichaam (dualisme) (44)
· (christelijk) aristotelisme: eenheid door inwerking van de vorm (ziel) op de stof (lichaam) (44)
· Materialisme. Philosophy of mind: de mens in verband gebracht met lichamelijke processen, in het bijzonder hersenprocessen (55)
· Structuralisme: de mens als functioneel onderdeel van een dominant systeem (51)
· Sociobiologie: de mens als onderdeelan de evolutie en als biologisch-genetische eenheid (55)
Centrale begrippen
Rede (29)
Subjectiviteit (47)
Intersubjectiviteit (47)
zelfbewustzijn (27)
Identiteit (27)
Lichamelijkheid (45)
Excentriciteit (28)
Macht (52)
Disciplinering (53)
Arbeid (33)
Communicatie (37)
Seksualiteit (42)
Centrale begrippenparen
Cultuur en natuur (32)
Emotie en verstand (48)
Geest (ziel) en lichaam (44)
monisme en dualisme (pluralisme) (44)
mens en dier (26)
bewust en onbewust (31)
vrijheid en determinisme (50; 52)
doel- en waarde gericht handelen (29)
Stromingen
Rationalisme 1640-1800 Renée descartes
Zoals we al zeiden is de (natuur)wetenschap zoals wij haar tegenwoordig kennen ontstaan in de Verlichting (circa rond het jaar 1700), en daarbij stonden twee filosofische benaderingen met name centraal, namelijk het empirisme (hierboven reeds beschreven), en de andere centrale gedachtegang: rationalisme.
Rationalisme was een continentaal (West Europees) gebeuren, met bekende filosofen als René Descartes, Baruch de Spinoza en Gottfried Leibniz als grote denkers. Centraal in rationalisme staat het idee dat in plaats van waarnemingen, de rede onze enige bron van kennis is. Logische structuur van rede moet ons helpen met het verwerven van nieuwe kennis. Zo beredeneerde Descartes als eerste dat hij bestond, en dat dit het enige is wat hij zeker kon weten, puur en alleen door na te denken (en niet door waar te nemen) dat hij bestond.
Sterker nog, rationalisten geloven dat er ‘rede’ voor is om waarnemingen te wantrouwen (immers, vertrouwt men de waarnemingen gedaan in een droom, of tijdens hallucinaties?). Enkel ideeën en waarheden die we met rede kunnen onderbouwen en creëren, zijn te vertrouwen, en dit kan ons helpen een ‘plaatje’ van de werkelijkheid om ons heen te krijgen.
Tegenwoordig is wetenschap vaak een mix van beide empiristische en rationalistische gedachten, maar het is duidelijk dat iedere wetenschappelijke discipline zijn oorsprong heeft in één van de twee. Zo is (experimentele) natuurkunde en scheikunde vaak vooral bezig met waarnemingen uit experimenten (empirisme) terwijl wiskunde en filosofie vaak bezig is met wat wij kunnen ontdekken via rede en logica (rationalisme).
Idealisme 1800-1900 Georg Hegel
Na de Verlichting brak een tijdperk aan van ‘voortgang’, een tijd van uitvindingen, schaalvergroting, commercialisering en daarnaast ook grote armoe en oorlog (Franse Revolutie, Amerikaanse Revolutie, et cetera). We noemen deze tijd ook wel de tijd van Industrialisatie. Het was in deze ‘spannende’ eeuw dat het idealisme ontstond, met als grote denker Georg (Willhelm Friedrich) Hegel. Er zijn binnen het idealisme veel sub-stromingen te identificeren, maar al deze sub-stromingen hebben in ieder geval met elkaar overeen dat ze alleen ‘werkelijkheidswaarde’ toeschrijven aan objecten ‘in onze gedachten’. Met andere woorden, fysieke of ‘uiterlijke’ objecten hebben geen werkelijkheidswaarde voor ons omdat we ze niet werkelijk kunnen waarnemen. Het enige wat we werkelijk kunnen waarnemen is het idee van de wereld om ons heen, en dat is in onze geest (of hersenen). Het Hegeliaanse idealisme bijvoorbeeld, constateert dat als we rationalisme serieus nemen, we moeten concluderen dat we niets kunnen ‘weten’ over de wereld om ons heen, enkel over de ideeën die wij over die wereld denken te hebben. We kennen dus enkel ‘afbeeldingen’ in ons hoofd van de dingen die om ons heen zijn. Als zodanig is er een soort spirituele ‘plaatjes’-wereld die mensen met elkaar delen (universele ideeën), en dit kan de Ware waarheid zijn, die gedeelde ideeën van de werkelijkheid. Plato had in de eeuwen vóór Christus al eenzelfde opvatting over de dingen in de wereld, hetgeen bekend gaat onder de naam ‘Ideeënleer’. Pas in het Idealisme van Hegel en zijn opvolgers werd deze opvatting echter populair onder filosofen.
Materialisme 1600-1900 Karl Marx
Eerder noemde we al (Oudgriekse) materialisten, maar pas later, in de Verlichting en Industrialisatie, ontstond er een echte populaire stroming (populair binnen de intelligentsia, dat wil zeggen), namelijk het materialisme. Bekende namen onder materialisten zijn Thomas Hobbes, Karl Marx, en Charles Darwin. Binnen het materialisme geldt dat alles in de werkelijkheid, zelfs onze emoties, gedachten en ‘geest’, terug te brengen is tot materie, tegenwoordig in de vorm van atomen, neutronen en elektronen en zelfs nog kleinere deeltjes van materie (quarks en dat soort ongein). Deze materiele deeltjes zijn uiteindelijk wat het denken voortbrengt, niet de spirituele ‘ideeën’ van de voorgaande idealistische gedachtegang.
Volgens materialisten moeten we ervan uit gaan dat we niets weten of kunnen weten anders dan onze fysieke wereld, en we dus moeten uitgaan van wat we daar kunnen vinden. Net als empiristen (en let op, empiristen zijn vaak materialisten en vice versa) geloven materialisten dus in een kenbare wereld die te ‘kennen’ is via waarnemingen en ‘wetten der natuur’. Er is volgens materialisten niets Hogers boven dat wat materieel is, geen ziel, geen God (tenzij deze materieel is, en dus gebonden aan de weten der natuur, zoals zwaartekracht).
Kort en bondig: Houd je bij het fysieke
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden