Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Filosofische antropologie

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 1920 woorden
  • 9 mei 2004
  • 170 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
170 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
1. Mens-dier vergelijkingen Door mensen met dieren te vergelijken proberen we onszelf, het dierenrijk en de wereld beter te begrijpen. Er zijn verschillende visies op het verschil tussen mens en dier. Een belangrijke vraag die je jezelf eerst moet stellen is: Gaat het om een fundamenteel of om een gradueel verschil tussen mens en dier? Deze vraag zal iedereen anders beantwoorden, het gaat om de argumentatie die je ervoor bedenkt. Belangrijk om te vermelden is misschien dat er in veel culturen geen woord is voor het begrip dier. Mens en dier worden hier niet gezien als twee strikt verschillende wezens, alle dieren hebben een naam maar er is geen naam voor alle dieren bij elkaar. Dit duidt er misschien al op dat veel Europeanen uitgaan van een fundamenteel verschil. Het antropologisch rationalisme is een stroming binnen de filosofische antropologie die ervan uit gaat dat het verstand het fundament van de mens vormt. De ratio is het verschil tussen mens en dier, want dieren hebben geen verstand. De volgende filosofen zijn antropologisch rationalisten. Volgens Plato bestaat de menselijke ziel uit drie delen: een rationeel deel (50%) en een irrationeel deel (50%) dat wordt opgedeeld in moed (25%) en begeerte (25%). Het rationele deel is de leider van de mens en moet het irrationele deel in bedwang houden. Het lichaam en de geest zijn sterk gescheiden. Dieren hebben geen rationeel deel, ze kunnen niet op hetzelfde niveau denken als mensen. De menselijke ziel is onsterfelijk, het lichaam niet. Het aardse leven wordt opgevat als een straf, in de hemel bij de ideeën is alles beter. “soma est sèma”: het lichaam is het graf van de ziel. Aristoteles denkt in tegenstelling tot Plato op monistische wijze. Ook hier neemt het verstand een grote rol in bij de mens-dier vergelijking, maar Aristoteles deelt de mens niet in tweeën. Hij denkt dat dieren en planten ook een ziel hebben, maar een andere soort ziel. planten hebben een dieren hebben een mensen hebben een vegetatieve ziel vegetatieve ziel + vegetatieve ziel + animale ziel animale ziel+ ratio
Er is een gradueel verschil tussen mens en dier. De vegetatieve ziel van planten is goed voor voortplanting, groei en voeding. De animale ziel heeft al deze functies + interne en externe waarneming. De rationele ziel bevat dit alles + het vermogen om te denken. De waarneming van mensen wordt beter omdat wij de ratio erbij kunnen gebruiken. De moderne filosofie begint bij René Descartes (17e eeuw). Ook hij behoort tot de antropologisch rationalisten en ook hij wijst dus de ratio aan als het belangrijkste verschil tussen mens en dier. Dieren zijn allemaal op te vatten als machines, maar een mens is niet na te bootsen vanwege zijn redenerend vermogen. De rede is de menselijke ziel, dieren hebben geen ziel. Descartes onderscheidde 4 vormen van bewustzijn: self-consciousness is de hoogste vorm van bewustzijn, filosofische mens

consciousness is een lagere vorm, zelfreflectie en introspectie zijn mogelijk
self-awareness is het bewustzijn van zichzelf in de omgeving, de macht om de omgeving aan te passen
awareness is de minimale vorm van bewustzijn, waarbij prikkels
uit de omgeving worden ontvangen maar er verder niks mee gedaan wordt
Descartes’ overtuigingen over het dier als machine komen dichtbij een materialistische visie (hij was echter rationalist). Offray de la Mettrie ging nog veel verder; hij dacht dat de mens geheel en al (en dus niet alleen het lichaam, zoals bij Descartes) een machine was. De mens is een materialistisch proces, er bestaat helemaal geen geest, denken bestaat uit moleculen. Alles is opgebouwd uit materie. Ernst Cassirer (1874-1945) ziet het verschil tussen mens en dier als een verschil in taal. Volgens hem zijn mensen in staat om symbolen te bedenken voor van alles (logo’s van bedrijven, peaceteken enz). Het bijzondere hieraan is dat we abstracte begrippen, zoals vrede of tolerantie, ook in zo’n symbool kunnen gieten. Dieren kunnen wel communiceren, maar alleen over direct zichtbare dingen zoals vuur, gevaar of gif. Mensen kunnen praten over vroeger, over de toekomst en over hun gevoelens. De mens heeft een symbolisch bewustzijn, alles is symbolisch van aard (als we een schilderij met appels zien, denken we niet aan eten maar aan de symboliek van de appel). Richard Dawkins (1941) is ultra-darwinist; hij neemt de leer van Darwin nog iets extremer. Volgens hem wil niet alleen het individu zich voortplanten om de soort te redden, maar bestaat er binnen een individu ook een strijd, namelijk tussen de verschillende genen. De beste genen willen onsterfelijkheid verwerven. Elk individueel gen wil, desnoods ten koste van een ander gen, overleven. Dit heet de theorie van het zelfzuchtige gen. Een gen overleeft meestal door toevallige omstandigheden. Het HIV-virus bijvoorbeeld zal niet snel overleven, omdat het zijn gastheercel doodt. Als er nu bij toeval een gen ontstaat dat zijn gastheercel niet doodt, dan zal dat gen overleven omdat de virusdrager langer te leven heeft en zich sneller voort zal planten. Uiteindelijk selecteren del verouderde HIV-genen zichzelf uit. Als culturele tegenhanger van genen heeft men ‘memen’ bedacht. De darwinistische visie wordt toegepast op de cultuur; opvallend gedrag (bij zowel mensen als dieren) wordt uitgelegd door middel van Darwin’s theorie. Er zijn echter tegenargumenten; als homoseksualiteit erfelijk bepaald zou zijn, zou het zichzelf uitselecteren. De biologisch wijsgerige antropologie is een andere stroming binnen de filosofische antropologie, die wetenschappelijke theorieën combineert met filosofische inzichten. Deze stroming gaat uit van de overeenkomsten tussen mens en dier. Arnold Gehlen (1904-1976) denkt dat de mens, net als dieren, geleid wordt door driften. Zowel mensen als dieren beleven de wereld, maar met een klein verschil. De mens is onvolmaakt, want hij heeft geen instinct. Hij is een mangelwesen. Het gevolg hiervan is dat hij voortdurend bedreigd wordt en gedwongen is om zich aan te passen. Onder aanpassen verstaat Gehlen het aanpassen van de omgeving aan zichzelf; het vormen van een cultuur. Met zijn cultuur is de mens Umweltfrei, dieren zijn Umweltgebunden. Verder zien mensen de wereld vanuit een ander perspectief dan dieren, omdat ze geen instinct hebben. Helmuth Plessner (1892-1985) was bioloog, socioloog en filosoof. Hij combineerde deze 3 wetenschappen bij het vormen van zijn mensbeeld. Hij gaat uit van de Umwelt van Gehlen. Het onderwerp van zijn onderzoek is de positionaliteit van mensen en dieren; hij onderzoekt de manier waarop mensen, dieren en planten zich verhouden tot de natuur, hun plaats. Dingen (stenen, bergen) hebben geen plaats. Planten hebben een open positionaliteit, ze zijn direct verbonden met de natuur en volkomen afhankelijk. Dieren hebben een centrische positionaliteit, ze kunnen zich verplaatsen en staan in wisselwerking met de natuur, maar ze leven in het hier en nu. Mensen hebben een centrische èn een excentrische positionaliteit (dubbelheid), ze kunnen buiten zichzelf treden en zichzelf vanuit een ander perspectief bekijken (zelfreflectie), en dat kunnen ze ook met de natuur. De mens is zich bewust van zijn sterfelijkheid en hij handelt hier ook naar, hij vormt zijn eigen identiteit om zoveel mogelijk onsterfelijkheid te verwerven. Door deze zoektocht naar identiteit ontstaat de menselijke cultuur. De fenomenologie is nog een stroming binnen de filosofische antropologie. Het is een moeilijke theorie die vereist dat je alle gevoelens en vooroordelen overboord gooit en ergens naar kijkt alsof je het voor het eerst ziet. Het is heel subjectief omdat je binnen jezelf moet zoeken naar antwoorden zonder de meningen van anderen mee te laten tellen. Er zijn 3 mogelijkheden voor fenomenologie: Hermeneutiek (het fenomeen spreekt voor zichzelf) Intuïtie (alle oordelen overboord, plaats voor de eigen intuïtie) Dialectiek (verschillende perspectieven tegen elkaar afwegen) Edmund Husserl (1859~1938) is de grondlegger van de fenomenologie. Martin Heidegger (1889~1976) is echter de beroemdste fenomenoloog. Hij schreef het boek ´Sein und Zeit´ , waarin hij allerlei nieuwe woorden gebruikte om uit te leggen wat hij bedoelde. In ons denken moeten we steeds van perspectief veranderen om een helder beeld te krijgen. Hij gebruikte de dialectische benadering. Volgens Heidegger is de manier van zijn van mensen, dieren en planten verschillend. Dieren zijn meer toegespitst op hun omgeving, een dier kan maar vanuit één perspectief de wereld bekijken. Fenomenologen hebben twee problemen: 1. als ze iets voor zichzelf eenmaal hebben verklaard, vrij van elke vorm van vooroordelen, moeten ze het nog opschrijven maar taal zit juist vol vooroordelen. 2.fenomenologie gaat om innerlijke zelfreflectie, je eigen mening telt en niet die van anderen. Waarom zouden mensen dan boeken lezen die door fenomenologen zijn geschreven? Friedrich Nietzsche (1844~1900) behoorde in zijn tijd nog niet toe aan een stroming. Hij wordt wel ´de filosoof met de hamer´ genoemd, zo rigoureus ging hij om met alle oude denkbeelden. Hij was zijn tijd ver voor. Hij was te slim, hij werd krankzinnig. Volgens Nietzsche is de mens een dier dat nog in wording is (hierdoor is hij ondefinieerbaar). De mens wordt gedreven door driften en door één drift in het bijzonder: zijn Wille zur Macht. De mens wordt opgedeeld in tweeën: een Apollinisch (wijs, netjes) deel en een Dionysisch (bruisend) deel. Deze twee zijn tegenhangers. Jarenlang heeft de mens zijn ware aard onderdrukt, hij was te veel gefocust op het Apollinische deel. Dit was allemaal te wijten aan de Kerk. Nietzsche wil dat de mens geherwaardeerd wordt, het christendom moet afgezworen worden en het Dionysische moet weer worden toegelaten in het leven. God is dood. Hij heeft bestaan, maar is nu dood. De samenleving bestaat uit heren en knechten. Knechten zijn volgzaam aan de heren (dmv het christendom), maar ze moeten leren om hun eigen keuzes te maken. Heren leven in vrijheid, volgen niemand, zij zijn Ubermensch. Knechten moeten proberen heren te worden. We onderscheiden verschillende zienswijzen voor de mens-dier vergelijkingen. Voor biologen is de mens één van de vele dieren. Ze kijken alleen naar het lichaam en zien hierin verwantschappen met andere dieren, waardoor we gewoon een andere soort zijn. Theologen houden vast aan de bijbel en verwerpen het idee van de biologen. De mens is een apart wezen dat boven alle dieren staat. Door zijn ratio kan hij God leren kennen. God had niet voor niets een dag nodig om de mens te scheppen! Natuurwetenschappers kennen de genen een grote rol toe in de ontwikkeling van organismen. Planten, dieren en mensen hebben genen. Mensen zijn verder ontwikkeld dan dieren; we lopen rechtop waardoor onze handen vrijkomen. De motorische handelingen zijn verfijnder en de hersenen zijn verder ontwikkeld. Door de vrije handen kunnen cultuurelementen (gereedschap, kunst) gemaakt worden. Een afwijking van ons strottenhoofd heeft ervoor gezorgd dat we met elkaar kunnen praten, en dat we zoveel mogelijkheden hebben dat we ook abstracte begrippen kunnen omschrijven. De taal is dus een essentieel verschil tussen mens en dier. Filosofen proberen vaak een middenweg te vinden tussen al deze stromingen. Maar ook binnen de filosofie bestaan honderden verschillende ideeën over het verschil tussen mensen en dieren. Biologisch wijsgerige antropologen bijvoorbeeld staan open voor wetenschappelijke inzichten, maar kijken hier wel kritisch naar en gebruiken zo een combinatie van verschillende wetenschappen om hun mensbeeld te vormen. Fenomenologen zien alles op zichzelf en proberen alle vooroordelen uit te schakelen. Rationalisten gaan ervan uit dat alles, dus ook het verschil tussen mens en dier, te verklaren is door erover na te denken. Zij zien dit vermogen om na te denken meestal dan ook als het belangrijkste verschil. Tegenwoordig beginnen veel rationalisten bij de computer om de intelligentie van de mens beter te begrijpen. (functionalisten denken dat een organisme door bepaalde functies uit te oefenen een bewustzijn creëert om de functies te begeleiden). Materialisten denken dat alles uit materie bestaat, ook het denken. De mens is terug te voeren op een machine en er is geen groot verschil tussen mens en dier (onze hersenen zijn complexer).

REACTIES

M.

M.

Hoi luitjes,

wat ik nog wel belangrijk vond om te melden is dat dieren Niet onze wereld hebben vernaggeld...
Wij die van hen wel ! Veganisten vind ik dan om te janken (geen vlees, wel leren Nike's en een zuipende scooter !).
Observeer een dier eens en iemand bij de Mc Donald, dan merk je het verschil !

Groetjes

14 jaar geleden

J.

J.

Ik vond je werkstuk erg behulpzaam. Ben namelijk zelf bezig met een werkstuk over verschillen en overeenkomsten tussen mensen en dier en zou hier dus graag nog meer over lezen.
Heb jij misschein nog een lijst met de boeken waar je de informatie voor je werkstuk hebt uitgehaald?
Ik hoop iets van je te horen, alvast bedankt!

13 jaar geleden

T.

T.

heya
ze heeft het naslag werk van "wij denken over Filosofische antropologie" denk ik zo.
en moena volgens mij ben je een beetje in de war met de verschillende soorten veganisten :D sommige mensen eten namelijk wel vis en zuivel maar geen vlees andere eten geen van allen, sommige dragen dan ook geen bont etc. Ook moet je het onderscheid maken tussen de vershillende stoffen die vrijkomen bij de verbranding. bij scooters komt er voornamelijk C02 bij vrij inderdaad niet goed voor de aarde maar methaangas wat de koeien produceren is helaas en factor 100 erger. Ik weet het zelf ook niet precies maar dat je het in je achterhoofd houd. ^^ Oow en Manou goeie samenvatting :P je hebt de punten beter op een rij dan mijn leraar -_-'' dus thanks
groetjes

13 jaar geleden

U.

U.


Het woord communiceren verwijst naar het principe van communicerende vaten. Op basis van deze wetmatigheid kan men met een absolute zekerheid. Elk botsend meningsverschil volkomen automatisch nivelleren. Zonder het communicatie-recht heeft men geen probleem-oplossingsrecht, waardoor het recht van de sterksten geldt. Het aan elkaar geven van het communicatie-recht, is daarmee het principiële verschil tussen menselijk en dierlijk gedrag (vgl 1.Petr.3:15 - Luc.19:22 i.s.m. 1.Joh.4:16 - Pred.3:18).

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.