Filosofieën
Monisme
Het monisme vindt dat de mens slechts uit één substantie bestaat, en meestal bedoelen ze hier materie mee. De mens bestaat voor hen uit chemische en fysische processen.Gevoelens zijn ‘toestanden’ van de hersenen en zenuwen. Vooral natuurwetenschappen hebben een monistisch wereldbeeld. Wij zijn delen van de wereld die door een onwrikbare wetmatigheid gestuurd wordt. Voor een monist bestaat er slechts de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid. Innerlijke ervaringen bestaan niet echt en daarom moeten we ze volgens monisten metaforisch opvatten. Voorbeeld : Spinoza
Dualisme
Staat lijnrecht tegenover het monisme, ziet lichaam en geest als twee aparte substanties. Tussen deze substanties bestaat wel een wisselwerking door de pijnappelklier in de hersenen. Voorbeeld: Descartes.
Materialisme
De materie is de substantie waar alles uit bestaat, geesten etc bestaan niet. Een voorbeeld hiervan is Democritus, die geloofde dat de natuur uit bepaalde basiselementen is opgebouwd (atomen). Hoewel hij wél een ziel aannam, zag hij deze als materie en bestond deze uit de fijnste atomen. Vandaag de dag geloven wetenschappers deze filosofie en zien ze zijn atomen als elementaire deeltjes. De natuur is onveranderlijk en eeuwig, ze volgen slechts de onveranderlijke natuurwetten.
Idealisme
volgens het idealisme bestaan er uitsluitend geesten en de producten daarvan: ideeën (idee= beeld dat gevormd is door ons voorstellingsvermogen, door het subjectieve ‘ik’). De materiële wereld bestaat slechts voorzover zij aan ons verschijnt, dus voor hoever jouw voorstellingsvermogen reikt. Alles wat bestaat is van geestelijke aard.
Historisch-dialectisch materialisme
Grondleggers waren Marx en Engels, ze ontwikkelden een materialisme dat het materiële ten grondslag ligt aan alle facetten van het leven, zo schept het ook het geestelijke bewustzijn. De materiële grondstoffen waarover wij beschikken bepalen het soort maatschappij. Marx noemde dit historisch omdat hij ontwikkeling in de geschiedenis waarnam, waardoor we in de kapitalistische wereld zijn terechtgekomen waarin we nu leven. Hij noemde het dialectisch omdat er volgens hem een wisselwerking tussen het bewustzijn en materie is.
Dual Aspect Theory
Lichaam en geest zijn in deze theorie twee aspecten van hetzelfde. over de aard van ditzelfde blijft deze theorie onduidelijk. Er is maar één leven, naar binnen toe geestelijk en naar buiten toe lichamelijk (dus innerlijke ervaringen worden niet gereduceerd tot lichamelijke processen, maar er wordt ook geen bestaan van een geest erkend). Monisme & dualisme opgelost. Bij een kunstwerk kun je het ook beschrijven in fysische aspecten zoals het hout, het linnen etc. maar je kunt ook de gevoelswaarde omschrijven, welke natuurlijk altijd subjectief is.
Descartes
Grondlegger van moderne wijsbegeerte. Hield van wiskunde want daar gaat het om zekerheid en bewijzen. Hij is een rationalist (verstand is de enige betrouwbare bron van kennis). Kennis komt niet voort uit ervaringen maar uit het verstand op basis van aangeboren ideeën. Alles waaraan getwijfeld kan worden moet men verwerpen. Hierdoor kom je bij één zekerheid uit, en dat is dát je twijfelt, en dus bestaat. (Cogito ergo sum). Een substantie is volgens descartes het onveranderlijke dat aan het veranderlijke ten grondslag ligt. Descartes is een dualist die vindt dat de twee substanties scherp van elkaar onderscheiden moeten worden. De aard van de geestelijke substantie heet ‘denken’ (de res cogitans) en de aard van de lichamelijke substantie is de ‘uitgebreidheid’ (de res extensa). Kenmerkend voor dit laatste is de meetbaarheid/kwantificeerbaarheid. Descartes ziet God als de oorzaak voor de beweging in de materie (dus de oorzaak van de wisselwerking tussen lichaam en geest. Zijn gedachtegang is een voorloper van het latere empirisme.
Spinoza
Tijdgenoot van Descartes, werkte als slijper van lenzen. Spinoza schreef een boek dat pas na zijn dood is uitgekomen, ‘de Ethica’. Hij geloofde niet in de strikte scheiding tussen lichaam en geest, en vond dat er maar één substantie was. Alles wat bestond kon volgens hem teruggeleid worden op God (a.k.a. ‘de Natuur’ ‘het Ene’). Hij gelooft niet in een bepaalde wisselwerking, en daarmee is hij een belangrijke vertegenwoordiger van het monisme. Spinoza ziet het denken en de uitgebreidheid als twee verschijningsvormen van God, waaruit de mens bestaat. Spinoza ziet God in álles.
Karl Marx
wilde de maatschappij verbeteren doormiddel van de klassenverschillen te laten verdwijnen en pleitte voor een gelijke behandeling van iedereen. Marx was tegen vervreemding van jezelf en van de arbeid (arbeid = de omvorming van de natuur tot goederen die de mens ten dienste staan). Het marxisme is ook tegen het kapitalisme omdat hier de meerwaarde van het product verloren gaat. De interactie gaat zo verloren (interactie = wisselwerking tussen mensen onderling). Marx vreest dat het handelen van mensen dan slechts strategisch wordt en niet meer comunicatief.
Frankfurter Schule
Een neo-marxistische beweging. Kritische theorie werden zij ook wel genoemd vanwege hun betrekkingen met de emancipatorische en maatschappijkritische bewegingen. Ze pleiten voor een controleerbare, concrete en op speciale omstandigheden toegespitste onderzoekswereld. Ze staan lijnrecht tegenover de gewone wetenschap (objectief, neutraal, pragmatisch etc.). De leden van de Frankfurter Schule denken dat waardevrij en neutraal onderzoek niet bestaat. De kritische theorie vindt de scheiding tussen theorie en praktijk onzin omdat ze denken omdat ze menen dat deze twee als onlosmakelijk aan elkaar verbonden zien. (je kunt bijvoorbeeld in de wetenschap je praktijk er niet buiten laten maar theorieën ontstaan ook in de praktijk). De eis naar waardevrijheid is paradoxaal, omdat dit zelf een waarde is (je wílt graag waardevrijheid). Je zult bij een onderzoek altijd een bepaald belang nastreven.
Feminisme
Streven naar gelijke behandeling van mannen en vrouwen in een samenleving. Ze zijn van mening dat ‘genderwaarden’ (biologische verschillen tussen man en vrouw) van gering belang zijn bij de vorming van machtsverhoudingen tussen de twee seksen. De feministische beweging heeft de maatschappij flink veranderd omdat het een kritische maatschappijanalyse bevatte. Ze protesteerden tegen de ongelijke man/vrouw verhoudingen in hun samenleving en de onderdrukking die daarin besloten lag.
Verlichting
Alleen doormiddel van ons verstand, het denken kan relevante informatie verkregen worden. Door steeds meer kennis te verwerven verliezen we langzaam maar zeker steeds meer domheid. De rede/ratio is zeer belangrijk bij de verlichting. Als de mens goed zijn verstand gebruikt zal hij de natuur begrijpen en hem nuttig maken voor gebruik. Het instrumentele denken is zeer belangrijk (instrumentele denken = een instrument om de meest efficiënte en de meest economisch middelen te selecteren om een gegeven doel te bereiken). Het draait hier vaak om ‘nut’ of ‘efficiëntie’, en ze vinden het zeer belangrijk dat de economie groeit.
Romantiek
Kritiek op de Verlichting omdat veel mensen dit als een onbereikbaar einddoel zien. Vooral kunstenaars en dichters geven uitdrukking aan het menselijk verlangen naar het onbereikbare en streven een brede, alomvattende visie van de werkelijkheid na. Dit leidt tot nieuwe aandacht voor het gevoel en de kunst. Over onbegrijpelijke en ongrijpbare dingen als de zin van het leven, liefde etc is veel terug te vinden in kunstwerken uit deze stroming. Een zin uit de romantiek is: Alleen de kunst en ons gevoel kunnen ons dichter brengen bij het onuitspreekbare. Rousseau is een goed voorbeeld voor deze stroming. Hij pleitte typerend voor deze stroming voor de niet-rationele aspecten van de mens. Hij vindt dat de natuur een voorbeeld is voor de mens, als een norm voor ons handelen. Daarom wordt in de Romantiek de natuur de Natuur met een hoofdletter, als iets goddelijks, de wereldziel of de wereldgeest. Cultuur stond voor de wereld van de mens dat kunst bij uitstek vertegenwoordigde, de natuur daarentegen ontplooit zich van een onontwikkeld begin naar een volledig gerealiseerd einde. Veel denkers uit de romantische tijd zien kunstenaars en filosofen als in één persoon verenigd. Kunst vertegenwoordigde ook de natuur, als vooral in natuurverschijnselen als onweer etc. Zo verenigt de kunstenaar het cultuurwezen met het natuurwezen.
Existentialisme
Uitgangspunt is de existentie van de mens. De mens ervaart zich als een wezen dat bestaat en zich hiervan bewust is (het bestaan met alle problemen, zorgen, zinloosheden etc.) en hierdoor vertwijfeld en vervreemd wordt. De mens geeft zijn eigen leven invulling (de essentie oftewel dat wat hij in wezen is). Het existentialisme benadrukt dat mensen vrije individuen zijn en dat ze tot deze vrijheid gedoemd zijn. Er is geen menselijke natuur en geen menselijke waarden die ons voorschrijven hóe we moeten kiezen. Deze wereld is gemaakt door de mens en is van ons. Fjodor Dostojevski “als God dood is, is alles geoorloofd” Het existentialisme draait dit om: juist omdat er geen God is, geen eeuwige waarde en geen menselijke natuur, is er niets om achter weg te schuifelen of de schuld te geven. De vrijheid van de mens is een opdracht om iets van je leven te maken.Voorbeeld: Jean Paul Sartre. (schrijver ‘De walging’ en ‘De wegen der vrijheid’) Hij is overtuigd van de gedoemdheid tot vrijheid en ziet het als de taak van ieder uniek individu om dmv engagement (betrokkenheid met de wereld), hiermee toont hij zijn zelfschepping. Dit behoedt de mens voor de verwording tot een ding: een gestold zijn. De mens moet zijn neiging ‘iets’ te zijn onderdrukken, en hiermee ontkomen aan de drang een schakeltje in een groot systeem te worden.
Structuralisme
Twintigste eeuwse stroming. Gelooft dat het líjkt alsof we vrij en verantwoordelijk zijn, maar dit is slechts schijn. Structuren als bijv. school, werk etc bepalen wie we zijn. De mens maakt uit van een groot geheel, een autonoom individu met een eigen wil is een illusie, net als vrijheid. Tijd en taal bepalen het systeem waarin wij leven. Ipv vrijheid is er sprake van een allesomvattende determinatie (dat de mens bepaald wordt door structuren om hem heen). Denken en taal is zeer belangrijk in het structuralisme, hoewel het er niet om gaat dat het subject de taal spreekt, maar om het spreken van de taal ín het subject. (dus de taal waarin gedachten zichtbaar worden.) Taal is voor de structuralist een gestructureerd geheel van tekens, met interne relatie van betekenaar (de letters of klanken waar een teken uit bestaat) en betekenis. Teksten zijn van belang omdat daarin kennis ligt opgeslagen. Mensen staan als subject buiten dit taalsysteem; er is niet een ‘persoon’ dat gebruik maakt van zo’n systeem. Je persoonlijkheid wordt juist bepaald door de taal waarin je opgroeit. In de structuur van het leven spelen we een bepaalde rol, je kunt niet kiezen wat je wilt spelen. Macht is hier heel belangrijk, machtsposities zien we overal terug waar mensen zijn. Iemand heeft gezag als zijn macht aanvaard wordt. Als er sprake is van machtsongelijkheid binnen een relatie kun je snel spreken van onderdrukking en uitbuiting. De macht waaraan wij onderworpen zijn is een hogere macht. De machtsstructuren van onze tijd zijn subjectloos ( ze zijn dus niet gebonden aan personen die met hun macht anderen onderdrukken). Er is sprake van een onpersoonlijke macht die mensen vrijwillig aan hun onderwerping laten meewerken. Door een sterke vorm van zelfdiscipline onderwerpt men zich aan de normen en regels die bij een machtssysteem horen à disciplinering en dat kan leiden tot normalisering (ze gewennen eraan en gaan het als normaal opvatten) Hierdoor ontstaan er normen. Voorbeeld: Michel Foucault. Hij was een homofiele structuralist die erin geloofde dat tengevolge van verandering van maatschappelijke belangen en dankzij nieuwe meet en observatietechnieken de mening over seksualiteit veranderd is.Hij onderzocht het onpersoonlijke weten in de verschillende menswetenschappen. (o.w.= het totaal aan kennis, opgeslagen in structuren of instanties). Mede door foucault zijn straffen humaner gewordn. Al het weten is niet neutraal en abstract, maar komt voort uit en is verbonden met het soort maatschappij waarin wij leven. Het feit dat we gevangenen en gehandicapten milder zijn gaan behandelen komt niet zozeer voort uit onze humanere opvattingen, maar is een uitvloeisel van grotere mogelijkheden tot controle die de moderne technologie ons biedt. Volgens Foucault bestaat er géén waarheidsbegrip.
Behaviorisme
Beschrijft de mens in termen van waarneembaar gedrag (stimulus en respons). Ze zijn niet geïnteresseerd in wat zich in de geest afspeelt (= namelijk black box). Voorbeeld: Burrhus F. Skinner. Hij werd beroemd door zijn Skinnerbox waarin hij op systematische wijze het gedrag van dieren bestudeerde. Skinner was ervan overtuigd dat je ook mensen doormiddel van straf en beloning iets kon leren. Vrijheid is ook in deze opvatting een illusie. Door middel van professionele opvoedingsmethoden en een effectieve onderwijstechnologie kan een perfecte samenleving volgens hem worden opgebouwd. Hij kreeg hier veel kritiek op omdat dit volgens zijn tijdgenoten zou leiden tot een autoritaire en anti-humanistische samenleving.
Communitarisme
Volgens het communitarisme heb je de ander nodig. Je kunt niet zomaar even kiezen wat het doel van je leven is. We hebben relaties nodig om een echt mens te zijn. Je maakt uit van verschillende instanties (gezin, school). Alleen tegen de achtergrond van dingen die ertoe doen kan ik op authentieke wijze een identiteit krijgen en zin geven aan mijn leven. Niet het individu is belangrijk maar de gemeenschap. Deze is wezenlijk voor het welzijn en de ontplooiing van het individu. Voorbeeld:Charles Taylor. Centraal in zijn werk staan begrippen als zelfontplooiing, zingeving, authenticiteit en individualisme. Deze begrippen staan volgens hem niet op zichzelf maar worden gestimuleerd door verschillende instituties van de samenleving. zijn werk ‘sources of the self’ zegt hij dat het goede en de bron van onze waarden steeds minder buiten onszelf worden gezocht (bijvoorbeeld in God) en steeds meer in onszelf, we moeten ons leven zelf zin geven. Hij is van mening dat het authenticiteitideaal niet alleen gecreëerd , maar ook ontdekt wordt. Alleen op basis van waarden die jou door de samenleving worden aangereikt kan je bepalen wat voor jou waardevol is.
Altruïsme
Jezelf opofferen ten gunste van anderen. De waarden en normen die wij in onze jeugd aangeleerd krijgen stellen ons in staat onself in bepaalde situaties weg te cijferen.Sommige sociobiologen zien dit gedrag als het laten overleven van je soort, het redden van je genen. Voorbeeld: E.O. Wilson. hij vond dat mensen aan dezelfde natuurlijke selectie onderworpen waren als dieren en planten. Hij werd door zijn opvattingen beschuldigd als een racist en een seksist omdat hij zijn opvattingen doormiddel van natuurlijke selectie zou willen ‘goedpraten’.
REACTIES
1 seconde geleden