Samenvatting pag. 1-48
Wat is filosofie ?
· Filosofie is een activiteit
· Het begint als je aan het denken gezet wordt door een fascinerende vraag of gebeurtenis
· Om erachter te komen wat filosofie is moet je het zelf eerst beoefenen
· Je moet ook je vooroordelen aan de kant zetten
· Je moet niet te snel tevreden zijn met een antwoord
Een dogmaticus is iemand die in dingen gelooft zonder erover nagedacht te hebben of ze wel waar zijn en er ook niet over na wil denken
Iedereen is van nature een beetje dogmaticus en een beetje filosoof
Bij filosofie gaat het niet om het resultaat, maar om je overwegingen en je argumenten. Er zijn vaak vele antwoorden mogelijk, en ook vele manieren om tot een antwoord te komen.
Uitspraken zijn gebaseerd op aannames die je niet uitspreekt, maar die wel moeten kloppen, als de uitspraak ook klopt. Deze aannamen heten vooronderstellingen.
Wat betekent filosofie?
· Wijsbegeerte, wijsgerig stelsel, levens-, wereldbeschouwing of studie van de algemene beginselen van een bepaalde tak van kennis
· Wijsbegeerte is het streven naar wijsheid
· Etymologisch: ‘philo-sophos’ betekent ‘vriend van wijsheid’
‘Conditio sine qua non’ betekent noodzakelijke voorwaarde
Definities
· De inhoud van een begrip zijn alle kenmerken daarvan.
· Je kunt de inhoud van een begrip omschrijven met een definitie
· De omvang van een begrip wordt bepaald door alle dingen of levende wezens die eronder vallen.
· Er zijn ruime, krappe en sluitende definities
· Bij een te ruime definitie valt er meer onder de definitie dan onder het begrip
· Bij een te krappe definitie valt er meer onder het begrip dan onder de definitie
· Als een definitie precies dat afbakent,wat onder het begrip valt, is de definitie sluitend
· Een stipulatieve definitie is een precieze afspraak van wat iets is
Een definitie bestaat uit:
· Het soortbegrip/definiendum; dat wat gedefinieerd moet worden
· De definiens; het gedefinieerde
De definiens bestaat uit het genusbegrip en het specifieke verschil
Het genusbegrip is net iets algemener dan het soortbegip. Het specifieke verschil geeft aan met welke eigenschap het soortbegrip verschilt van andere dingen die bij hetzelfde genusbegrip horen. Belangrijk is dat de definiendum niet terugkomt in de definiens.
Er zijn ook aanwijzende definities, dan wijs je aan wat een begrip voorstelt.
Je kunt dingen op veel verschillende dingen ordenen. De manier waarop je iets ordent het het ordeningsprincipe. Door te ordenen ga je meer zien, maar soms vergeet je dat je met bepaalde ogen kijkt en dat iemand met een ander ordeningsprincipe misschien wel iets heel anders ziet
Er zijn verschillende soorten betekenissen:
· Gebruiksbetekenis
· Etymologische betekenis
· Emotionele betekenis
· Stipulatieve betekenis
Realisme is de opvatting dat er een verband is tussen woord en werkelijkheid
De bron van filosofie is het vermogen je te verwonderen. Bron is in het Grieks ‘archè’. Ge verwondert je wanneer er iets vreemds gebeurt, tenminste meestal. Bij filosofische verwondering denk je meestal zoiets als ‘vreemd eigenlijk’.
Misschien waren de oude Grieken wel niet de eersten die zich met filosofie bezighielden. Misschien hebben ze wel alleen het woord filosofie bedacht, en de rest van andere culturen overgenomen. Ze dreven handel en hadden dus ook veel contact met andere volken. Daardoor ontwikkelden ze ook een alfabet, dat een variatie was op duizenden jaren oudere alfabetten.
Polis = stad
Agora = centrum, markt
Toendertijd was Griekenland nog geen compleet land, maar het bestond uit kleine stadstaatjes
De oude Grieken geloofden in goden en mythes, zodat ze uitleg konden geven over vragen die ze anders niet zouden kunnen begrijpen. Later kenden ze soms meerdere verhalen die tegenstrijdig met elkaar waren. Dus toen begonnen ze na te denken over hoe het in werkelijkheid zou zitten.
Aristoteles deelde de filosofie in in drie kernvakken: fysica, ethica en logica. Deze indeling is ook chronologisch. Fysica was zo ongeveer hetzelfde als wetenschap nu. Natuurfilosofen zochten naar verklaringen van natuurverschijnselen en naar het begin of de ‘oerstof’ van de fysica.
Parmenides zei dat je nooit kunt zeggen dat iets niet is.
Heraclitus zei dat alles voortdurend in beweging is, ‘alles stroomt’.
Democritus bedacht de atoomtheorie.
De sofisten relativeerden alles
Volgens Socrates was geluk voor mensen het belangrijkste
Ethos en nomoi zijn wetten en normen en waarden
De deelgebieden van de filosofie zijn:
Logica en retorica Ethiek
Metafysica Sociale en politieke filosofie
Kenleer en wetenschapsfilosofie Cultuurfilosofie
Esthetica en kunstfilosofie Filosofische antropologie
REACTIES
1 seconde geleden