Unit 31, 33-35, 41-43, 99, 100 (Grammar in use)

Beoordeling 4.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 574 woorden
  • 25 maart 2004
  • 20 keer beoordeeld
Cijfer 4.5
20 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Unit 31: Must and have to Must: persoonlijk (gevoelens). Nooit in ’t verleden. Have to: niet persoonlijk (feiten). Alle tijden. Vragen+negatieve zinnen met have to: to do erbij. Mustn’t: absoluut niet! Don’t have to:you don’t have to do it (but you can if you want) Unit 33: Should 1 Het is goed om het te doen. Gebruiken bij (vragen om) advies of bij I think. Minder sterk dan must. Ook bij: verwachten dat iets gebeurt (it shouldn’t be a difficult test). Achteraf: je had het moeten doen maar deed het niet (you should have cleaned your room). Kan vervangen worden door ought to. Unit 34: Should 2 Na: Suggest(ion), propose(al), recommend(ation), insist, demand (slaat op advies). Kan ook weggelaten worden bij die adviezen. Na suggest nooit “to”. You suggest I should buy a car. Na: strange, odd, funny, typical, natural, interesting, surprised, surprising. If…should… vb: if he should phone, call me.
Unit 35: Had better I’d better doà zo niet, is er een probleem. Niet in verleden. Ongeveer gelijk aan should; maar had better is in een bepaalde situatie, niet in het algemeen. You’d better wear a coat when you go out (bepaalde situatie) <=> I think drivers should where a belt (algemeen). Bij had better=probleem als je het niet doet, bij should niet. Unit 41: Passive (is done/was done) Passive: want: this building was built in 1930 (by the man). Active= wat het ding doet. Passive= wat er met het ding gebeurt, en je kan altijd zeggen by the man ofzo. Hoe passiveàto be+past partiviple. Present simpleàthis room is cleaned every day. Past simple: this room was cleaned yesterday. (I didn’t go to the party because I wasn’t invited (by the man)). Unit 42: Passive 2 (be/been/being done) Infinitive: A:(to) do/clean/see etc P:(to) be done/cleaned/seen etc
Perfect infinitive: A: have done/cleaned/seen etc P: have been done/cleaned/seen
Present perfect: A: have/has (done) P: have/has been (done) Past perfect A: had (done) P: had been (done) Present continuous A: am/are/is (do)ing P: am/are/is being (done) Past continuous A: was/were (do)ing P: was/were being (done) Unit 43: Passive 3 I was born ipv I am born. Bij 2 objects (we gave him the present) kan je 2 passieve zinnen maken: him was given a present en the present was given to him. Naast give ook: ask, offer, pay, show, teach, tell. Als je die dus gebruikt, begin je meestal met de persoon (I was offered the job). I don’t like: A: I don’t like people telling me what to do. P: I don’t like being told wat to do
Get ipv be: nobody was hurtà nobody got hurt. Vaak ook voor iets onverwachts (my dog got run over). Uitdrukkingen: get married, ged dressed etc.
Unit 99: Adjectives and adverbs 1 (quick/quickly) Bijv.nw=over een znw. Ook bij look/feel/sound/taste/smell
Bijwoord= over een werkwoord (over hoe iemandiets doet of hoe iets gebeurt). Ook: adverb+adjective (terribly sorry) of adverp+adverb (incredibly quickly). Unit 100: Adjectives and adverbs 2 (well/fast/late, hard/hardly) Good (adj)àwell (adv) (well wordt ook wel vaker gebruikt, well-dressed and I’m well). Fast/hard/lateàbeide hetzelfde, maar lately kan, want: recently
Hardly àeen minibeetje. Hard heeft niets temaken met hardly. Hardly vaak in combinatie met any/anybody/anyone/anything/anywhere.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.