Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 3

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 1385 woorden
  • 24 juni 2016
  • 5 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
5 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Engels H3

Woordjes

Les 11

 

Engels

Nederlands

1

witty

geestig

2

to receive

ontvangen

3

show-off

uitslover

4

item

stelletje, paartje

5

sympathetic

sympathiek

6

in writing

op papier, zwart op wit

7

to get at, got, got

bedoelen, bedoelde(n), bedoeld

8

to mean, meant, meant

bedoelen, bedoelde(n), bedoeld

9

messy

rommelig

10

as

zoals

11

heavy

serieus

12

to become, became, become

worden, werd, geworden

13

depressed

depressief

14

to admit

toegeven

15

to lose weight

afvallen

16

baggy

wijd, slobberig

17

size

maat

18

skinny

mager

19

obsessed

geobsedeerd

20

fitness

fitness

21

for ages

al heel lang

22

to be able

kunnen, in staat zijn

23

to approve of

goedkeuren, mee eens zijn

24

market stall

marktkraam

25

designer

ontwerper

26

denim

spijkerstof, denim

27

industry

industrie

28

to create

creëren, lanceren

29

label

merk

30

initials

beginletters

31

pathetic

zielig

32

retail therapy

therapeutisch winkelen

33

interviewee

persoon die geïnterviewd wordt

34

bootleg

recht

35

flared

uitlopend

36

skinny

strak

Les 12

 

Engels

Nederlands

1

to starve

rammelen van de honger

2

to buy / bought / bought

kopen, kocht, gekocht

3

to spend / spent / spent

uitgeven, gaf uit, uitgegeven

4

to resist

weerstaan

5

university

universiteit

6

to fit

passen

7

tight

strak

8

to demonstrate

demonstreren

9

leaflet

folder, pamflet

10

to shout

schreeuwen, roepen

11

to arrest

arresteren

12

to cause

veroorzaken

13

disturbance

opschudding, afleiding

14

to voice

uiten, onder woorden brengen

15

to protest

protesteren

16

ethical

ethisch

17

fashionable

modieus

18

otherwise

anders

19

target

doelwit

20

stuff

spullen, spul

21

dirty

vuil

22

trade

handel

23

reputation

reputatie

24

conditions

omstandigheden

25

presumably

vermoedelijk

26

chain store

winkelketen

27

product

product

28

worker

arbeider

29

to own

bezitten

30

to control

controleren, bepalen

31

to charge

in rekening brengen, laten betalen

32

stallholder

marktkoopman

33

demonstration

demonstratie

34

to drag

slepen

35

aged

oud-uitziend

36

uni

universiteit

37

sweatshop

sweatshop

38

cramped

benauwd

39

garment

kledingstuk

40

dingy

smerig

41

agitated

geëmotioneerd

Les 13

 

Engels

Nederlands

1

sexy

sexy

2

to come a long way

het ver schoppen

3

to last

meegaan

4

cost

de kosten

5

to enjoy

kennen

6

fight

strijd

7

southern

zuidelijk

8

mountain

berg, stapel

9

to pile

opstapelen

10

to pile

stapelen

11

to tear / tore / torn

rukken, rukte, gerukt

12

second-hand

tweedehands

13

look

uiterlijk

14

electric

elektrisch

15

building

gebouw

16

machine

machine

17

to take off

eraf halen

18

layer

laag

19

fine

fijn

20

spray

wolk

21

dust

stof

22

to race

zich haasten, jakkeren

23

collection

het ophalen

24

success story

succesverhaal

25

to risk

riskeren

26

to place

plaatsen

27

giant

gigantisch, heel groot

28

washing machine

wasmachine

29

chemicals

chemicaliën

30

to pull out

eruithalen

31

bare

bloot

32

to dry

drogen

33

to produce

produceren

34

button

knoop

35

health

gezondheid

36

to punch

ponsen, stoten

37

hole

gat

38

hopefully

hopelijk

39

toys

speelgoed

40

to tempt

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

to tempt

verleiden

41

to sweat

zich in het zweet werken

42

vintage

oud

43

producer

producent

44

fumes

dampen

Grammatica

A1: present simple (tegenwoordige tijd)

Vorm:

In de present simple krijgt het werkwoord een –s na he, she of it.

Gebruik:

Je gebruikt de present simple als iets vaak, regelmatig, altijd gebeurt. Meestal staat er een woord als always, usually, often in de zin.

In vragende en ontkennende zinnen gebruik je do / does en don’t / doesn’t.

A12: passive (lijdende vorm)

Vorm:

Vorm van to be (worden) + voltooid deelwoord

Gebruik:

Je gebruikt een passive om aan te geven wat er gebeurt. Het is niet belangrijk wie het doet.

  • Present passive: am, is of are (word(t) / worden) + voltooid deelwoord
  • Past passive: was of were (werd / werden) + voltooid deelwoord

B2: modale hulpwerkwoorden

Must / must not / may / might / can / could / would / should + hele werkwoord

Must

Wel moeten (logische conclusie)

Moet(en) (verplicht)

Must not (mustn’t)

Mag niet / mogen niet

May

‘misschien’ mag / mogen

Might

(heel) misschien

Can / can’t

(niet) kunnen (in staat zijn)

(niet) mogen (toestemming)

Could / couldn’t

(niet) kunnen (in staat zijn)

Zou (niet) mogen (toestemming)

Zou (niet) kunnen (mogelijkheid)

Would / wouldn’t

Zou(den) (niet)

Should / shouldn’t

Zou(den) eigenlijk (niet) moeten

B7: kunnen (in staat zijn)

  • Kunnen                                                     è be able to + hele werkwoord

Toekomst = will be / won’t be

 

B8: mogen (toestemming hebben)

  • Mogen, toestemming hebben                è be allowed to + hele werkwoord

Toekomst = will be / won’t be

B9: vroeger: used to + hele werkwoord

Je gebruikt used to + hele werkwoord om te zeggen wat vroeger gebeurde.

C3: vergelijkingen (comparison)

Als je iets wilt vergelijken, zeg je (not) as … as …

De trappen van vergelijking vorm je als volgt:

  1. Korte bijvoeglijke naamwoorden (1 lettergreep) krijgen –er of –est in de vergrotende en overtreffende trap:
    1. Small                     smaller (than)                         smallest
    2. Big                         bigger (than)                           biggest
  2. Lange bijvoeglijke naamwoorden (3 lettergrepen of meer) krijgen ‘more’ of ‘most’ in de vergrotende of overtreffende trap:
    1. Sympathetic          more sympathetic (than)        most sympathetic
    2. Ridiculous              more ridiculous (than)            most ridiculous
    3. Miserable              more miserable (than)           most miserable
  3. Bijvoeglijke naamwoorden van 2 lettergrepen krijgen meestal ‘more’ of ‘most’:
    1. Boring                   more boring                            most boring

Behalve als ze eindigen op:

  • -er             clever              cleverer (than)                        cleverest
  • -y               lazy                  lazier (than)                            laziest
  • -e               simple             simpler (than)                         simplest
  • -ow            yellow              yellower (than)                       yellowest
  • -some        handsome       handsomer (than)                   handsomest

Uitzonderingen:

  • Good                      better (than)                           best
  • Bad                        worse (than)                           worst

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.