Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Grammatica backbone 1 t/m 11 havo 3

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas havo | 1685 woorden
  • 11 mei 2013
  • 5 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
5 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Engels grammatica backbone 1 t/m 11

  • Welke tijd? Zie je een tijdsbepaling ? (signaalwoord)

 nee? Dan gewoon letterlijk vertalen.

- heb je je examen gehaald? Have you passed your exam?

- zag je dat? Did you see that?

- ik had hem gezien. I had seen him

  • Ja? Volg de volgende regels:

-          Was het toen? Bijvoorbeeld; yesterday, in 1989 etc.

-          Onvoltooid verleden tijd. 1 werkwoord in de onvoltooid verleden tijd.

-          Ik heb daar in 2000 gewerkt. I worked there in 2000.

-          Heb je daar in 2000 gewerkt? Did you work there in 2000?

  • Is het nogsteeds zo? Of zie je een van de signaalwoorden; for, since, ever, never, just, already, not yet, recently, lately, the last few months/weeks.. etc.?

-          Voltooid tegenwoordige tijd! Have/has + voltooid deelwoord

-          Ik woon hier sinds 2005. I have lived here since 2005.

  • Gaat het nog gebeuren? Bijvoorbeeld; tomorrow, next week etc.

-          Toekomende tijd. Will + hele werkwoord.

-          Het gaat morgen regenen. It will rain tomorrow.

I have been : ik ben geweest

you have been: jij bent geweest

she-he-it has been: zij-hij-het is geweest

we have been: wij zijn geweest

you have been: jullie zijn geweest

they have been: zij zijn geweest

-          Zo maak je de voltooid tegenwoordige tijd van ‘to be’: have/has + been

-          Ben-is-zijn geweest = have-has-have been

I had been: ik was geweest

you had been: jij was geweest

she-he-it had been: zij-hij-het was geweest

we had been: wij waren geweest

you had been: jullie waren geweest

they had been: zij waren geweest

-          Zo maak je de voltooid verleden tijd van ‘to be’: alle personen had been.

-          Was/waren geweest: had been

Tegenwoordige tijd

Verleden tijd

Toekomende tijd

Voltooide tegenwoordige tijd

I am working

Was

Will be

Have been

You are working

Were

Will be

Have been

She-he-it is working

Was

Will be

Has been

We are working

Were

Will be

Have been

You are working

Were

Will be

Have been

They are working

were

Will be

Have been

-          Zo maak je de duurvorm van be+ww+ing

-          Als iets aan de gang is of was gebruik je de duurvorm

-          Voor de uitgang –ing wordt de eindmedeklinker verdubbeld als deze wordt voorafgegaan door één klinker met klemtoon.

To travel              he is travelling

to sail                    he is sailing

-          De l wordt altijd verdubbeld, behalve als er twee klinkers voor staan.

Tegenwoordige tijd

I work                   you work            we work              she-he-it Works              you work            they work

-          Bij he-she-it zet je een s achter het werkwoord.

-          Als iets altijd, vaak, regelmatig, nooit gebeurt, gebruik je de gewone tegenwoordige tijd, dus geen duurvorm.

-          Bij deze woorden gebruik je dus de gewone tegenwoordige tijd; always, often, sometimes, usualy, rarely, never, every day, on Sundays etc.

-          Do en Go krijgen es bij she-he-it

-          Werkwoorden die eindigen op een sis-klank krijgen es bij she-he-it.

-          In deze woorden zitten de belangrijkste sis-klanken: watch, fish, kiss (watch the fish kiss)

Verleden tijd

-          Zo maak je de verleden tijd: zet ed achter het werkwoord: i worked.

-          De stomme ‘e’ vervalt: to love – loved

-          Je moet altijd de verleden tijd gebruiken als er in de zin een aanduiding van verleden tijd staat. Zoals: yesterday, last week, a year ago, in 1999 enz.

-          Als zo’n aanduiding er niet bij staat mag je de verleden tijd of de voltooide tijd: have/has gebruiken.

-          De l word altijd verdubbeld behalve als er twee klinkers voor staan

Vragend en ontkennend

-          Zo maak je een vraag in de tegenwoordige tijd: do + onderwerp + werkwoord, bij she-he-it gebruik je does.

-          Zo maak je een ontkennende zin in de tegenwoordige tijd: do + not + werkwoord.

-          Zo maak je een ontkennende zin in de verleden tijd: did + not + werkwoord.

-          Je gebruikt geen do/did als de zin met ‘who’ als onderwerp begint of bij ww’s  ‘be’ en ‘can’

-          Als ‘have’ betekend ‘bezitten’ gebruik je do-does-did in vragen en ontkenningen.

-          In de spreektaal wordt meestal de vorm met ‘got’ gebruikt (alleen in de tt)

Don’t see            do not

doesn’t see       does not

didn’t see           did not

 

Toekomende tijd

-          Zo maak je de toekomende tijd: will + werkwoord (bij I en we mag shall)

-          Je gebruikt de toekomende tijd als iets in de toekomst gebeurt

-          In de vragende vorm gebruik je shall bij i en we.

-          In ontkennende zinnen gebruik je will + not + werkwoord

Zou                                        would

zouden                                                would

we’ll wait                            we will

i won’t wait                       will not

I wouldn’t wait                 would not

Voltooide tijden (1)

-          Zo maak je de voltooid tegenwoordige tijd: have/has + voltooid deelwoord.

-          Een voltooid deelwoord eindigt op –ed. het voltooid deelwoord van een onregelmatige wekwoorden is het derde rijtje in de lijst van onregelmatige werkwoorden.

-          Zo maak je de voltooid verleden tijd: had + voltooid deelwoord.

-          Een voltooid deelwoord eindigd op –ed.

-          In het nederlands wordt de voltooide tijd van sommige werkwoorden gemaakt met

ben-is-zijn-was-waren. In het Engels is het altijd een vorm van have.

 

Voltooide tijden (2)

-          Je kunt de voltooid tegenwoordige tijd gebruiken als iets in het verleden is gebeurt, je mag ook de verleden tijd gebruiken.

-          Je moet de voltooid tegenwoordige tijd gebruiken als iets in het verleden is begonnen en nogsteeds voortduurt, je kunt dat vaak zien aan tijdsaanduidingen zoals: sinds, al, de laatste tijd, drie jaar/maanden/weken etc.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

-          Je moet de voltooid tegenwoordige tijd gebruiken als iets in het verleden is begonnen en nogsteeds voortduurt, je kunt dat vaak zien aan tijdsaanduidingen zoals: sinds, al, de laatste tijd, drie jaar/maanden/weken etc.

-          In dit geval mag ook de –ing vorm gebruikt worden.

-          Met just, already, ever, never, not yet gebruik je de voltooide tijd.

-          Je gebruikt de voltooid verleden tijd om aan te geven dat iets is gebeurt voordat iets anders gebeurde.

-          Since = altijd voltooid tegenwoordige tijd.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.