Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Grammatica

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 376 woorden
  • 7 februari 2005
  • 202 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
202 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
SO Engels Grammatica 1, 2 en 3

1. Onvoltooid tegenwoordige tijd
1. Present simple
2. Present continuous

Present simple → vorm: He finishes the lesson.

Gebruik present simple:
Als iets een feit of een gewoonte is en niet op dit moment gebeurt.
• Wood floats on water.
• A tree grows slowly.
Een gewoonte is bij het gebruik van de woorden: always, often, never, ever, usually, sometimes, normally, seldom en rarely.
• He never goes to a disco.

• The girls often play tennis.

Present continuous → vorm: They are having dinner.

Gebruik present continuous:
1. Als iets op dit moment aan de gang is en een beperkte tijd duurt.
• He is playing tennis now.
2. Als iets in de nabije toekomst gaat gebeuren (een plan).
• I’m going out this weekend.
3. Als in de zin het woord always of forever staat, drukt dit uit dat je je ergert of irriteert.
• He is always playing tennis when I’m there.
• They are forever asking stupid questions.

2. Onvoltooid verleden tijd
1. Past simple
2. Past continuous

Past simple → vorm: He opened the door. (stam + ed of onregelmatig)

Gebruik past simple:
Voor feiten en gewoontes in de verleden tijd.
• When I was young I always had cereals for breakfast.

Past continuous → vorm: He was having breakfast. (be in de vt + stam + ing)


Gebruik past continuous:
1. Als iets in het verleden een beperkte tijd aan de gang was.
• When I came in, she was wachting tv.
2. Irritatie in de verledentijd.
• Two years ago, he was always kicking me.

3. De voltooid tegenwoordige tijd
1. Present perfect
2. Present perfect continuous

Present perfect → vorm: The film has begun. (have/has + voltooid deelwoord)

Gebruik present perfect:
1. Als iets in het verleden is begonnen en tot aan het heden duurt.

|——————————→|
1994 2004 (now)

• I have worked in this office for 10 years.

2. Als iets in het recente verleden is gebeurd en het resultaat daar van is nog zichtbaar of merkbaar.

X - - - - - - - - - >| Now

• I have broken my leg and now I’m in a wheelchair.


Herkennings woorden:
- for + tijdsbepaling
- since + tijdsbepaling
- yet
- already
- just
- ever
- recentely

Present perfect continuous → vorm: Who has been eating my chocolates?
(have/has + been + ing vorm)

Gebruik present perfect continuous:
• Stephan has painted the door
(present perfect → nu is het af)
• Stephan has been painting the door.
(present perfect continuous → nog niet af)

REACTIES

D.

D.

Slecht!

14 jaar geleden

J.

J.

Goed.

11 jaar geleden

S.

S.

kun je bij present cont. irritatie zelf kiezen of je forever of always gebruikt of is er daar ook een regel voor? :) x

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.