Eindexamens 2024

Wij helpen je er doorheen ›

Welvaart

Beoordeling 5.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 594 woorden
  • 15 november 2009
  • 4 keer beoordeeld
Cijfer 5.5
4 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
Economie – Welvaart

TW of productiewaarde = omzet – inkoop grond- en hulpstoffen ( - diensten)

Binnenlandsproduct = waarde van de productie van de bedrijven en de overheid in een land. Gelijk aan het binnenlands inkomen.

Nationaal inkomen = binnenlandsinkomen + inkomens verdiend in het buitenland (nlders die in het buitenland geld verdienen) - inkomens betaald aan het buitenland (buitenlanders die in NL werken en geld verdienen).

Geaggregeerd = alles bij elkaar genomen. Macro is geaggregeerd, het hele land.


Nationaal product is gelijk aan de ambtenarensalarissen.

Welvaart in enge zin = materieel, hoeveel goederen & diensten kun je kopen.
Welvaart in ruime zin = materieel + kwaliteit omgeving (veiligheid, milieu).

Nominaal inkomen = je inkomen in getallen. Het bedrag in getallen/euro’s.
Reëel inkomen = koopkracht van je inkomen. Wat je er daadwerkelijk mee kan kopen.

Nic
Ric = Pic x 100

Parellelle economie = wel sprake van arbeid, maar niet van salaris (huishouden).

Officieuze circuit = zwart werk

Externe effecten = gevolgen van economische handel die de welvaart positief of negatief (negatief is meest voorkomend) beïnvloedt. Deze effecten zijn niet in de prijs doorberekend.

Collectieve goederen: Niet in eenheden te splitsen. Voor iedereen. Niet rivaliserend.
Quasi-collectieve goederen = individuele goederen door de overheid geleverd.

Waardevaste uitkering = wat er ook gebeurd het bedrag dat je krijgt blijft hetzelfde.

Welvaartsastve uitkering = zorgt dat je welvaart gelijk blijft, bedrag kan veranderen.

Sociale voorizeningen: uit belasting, iedereen heeft er recht op.
Sociale uitkering: als je zelf niet in je eigen onderhoud kunt voorzien.
Sociale verzekering: betaald uit premieheffing. Bestaat uit:
• Volksverzekering: of je nou wel/geen veel/weinig premie betaald hebt. Je krijgt het toch.
• Werknemersverzekering: voor de werknemers. Hoe hoger je loon, hoe hoger je uitkering en de premie die betaald moet worden.

Inkomensderving: als je een uitkering krijgt om inkomensverlies op te vangen. Dat heet inkomensderving.

BOX 1:
Deze box gaat over het arbeidsinkomen. Bevat het schijvenstelsel. Belasting en premies worden ingehouden.

BOX 3:
Inkomen uit vermogen. Belegd geld enzo. Over dit inkomen uit vermogen wordt vermogensrendementsheffing geheven. Er wordt 30% geheven over het denkbeeldige rendement van 4%. Dat komt neer op 1,2% over van het vermogen dat je hebt. Dat moet je betalen.

Heffingskorting → Dit wordt in mindering gebracht op de belasting.
Aftrekposten → Dit gaat van je vermogen af vóór de belastingheffing.


Overige directe belastingen → successie (erfenis), kansspel, venootschapsbelasting (winst van je bedrijf)

Indirecte belastingen → BTW, accijnzen, milieuheffing, invoerrechten, motorrijtuigenbelasting, retributies

Gemiddelde belastingdruk: Te betalen belastingen
Bruto inkomen x 100%

Marginale belastingdruk: percentage belasting van de hoogste schijf waar je invalt.

Nivellering: gelijker maken van de inkomensverdeling.
Denivellering: ongelijker maken van de inkomensverdeling.

Doelmatigheidsbeginsel: de opbrengst van de belasting moet groter zijn dan de inningskosten.
Profijtbeginsel: Belasting betalen alleen als je ervan profiteert. Motorrijtuigenbelasting (alleen als je een motorrijtuig hebt), Accijnzen (alleen als je tabak of drank koopt moet je dit betalen).

Belastingontwijking = op een legale manier eronderuit komen.
Belastingontduiking = op een illegale manier onder de belasting uitkomen.
Afwenteling = Belasting in de prijs doorberekenen. (winkeliers bijvoorbeeld die meer winst maken en daar dus belasting over moeten betalen berekenen dit door)


Primaire inkomensverdeling = Brutoloon

Lorenzcurve: Geeft de scheefte van de inkomens verdeling weer.

Hoe boller, hoe schever. De lijn wordt getekend aan de hand van
Een tabel die is ingevuld. (Niet moeilijk, deelsommen)

Secundaire inkomensverdeling: inkomensverdeling na belastingheffing of ontvangsten(uitkeringen). Ongeveer gelijk aan het nettoloon.
Tertiare inkomensverdeling: secundaire inkomen +/- consumptiegebonden betalingen/ontvangsten.

Consumptiegebonden = vaststellen wat iemand koopt en nagaan hoeveel prijsverhogende heffingen en prijsverlagende subsidies iemand heeft.

Vermogensverdeling: vermogen = waarde eigendommen – schulden.
Weet je wat iedereen aan vermogen heeft dan kun je van deze vermogensverdeling een Lorenzcurve maken.

Inkomensbeleid: overheid voert invloed uit op de scheve verdeling. Dit doen ze door het invoeren van bijvoorbeeld het minimumloon en huursubsidie.



REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.