Samenvatting kopen en werken hoofdstuk 5

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 263 woorden
  • 10 februari 2014
  • 46 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
46 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Als je in dienst van iemand anders werkt, ontvang je een loon of salaris. Dit betekent dat je in een loondienst werkt.

Werkgever = degene voor wie je werkt.

Werknemer = degene die werkt en loon ontvangt.

Deze 2 personen maken verschillende afspraken over de arbeidsvoorwaarden en leggen deze vast in een arbeidsovereenkomst.

Primaire arbeidsvoorwaarden = de arbeidsvoorwaarden die betrekking hebben op de hoogte van het loon en de arbeidstijd.

Secundaire arbeidsvoorwaarden = alle andere arbeidsvoorwaarden; pauzes, vakantieregeling, kinderopvang enz.

Een zzp’er = een zelfstandige zonder personeel.

In een ondernemingsplan vermeldt een alleenstaande ondernemer het doel van zijn onderneming, onderzoekt hij aan welke regels en voorschriften moet worden voldaan en welke vergunningen er nodig zijn.

Ook is het belangrijk om de inkoopprijzen & bedrijfskosten (= kosten die nodig zijn om je bedrijf uit te oefenen en producten te kunnen verkopen) er in te vermelden.

Omzet = het bedrag in geld dat de verkoper ontvangt van de kopers.

Je berekent de omzet zo: aantal artikelen die je verkoopt x de verkoopprijs per stuk.

Afzet = het aantal producten dat je verkoopt.

Verkoopprijs = de prijs waarvoor je een product verkoopt.

Dus eigenlijk is omzet = afzet x verkoopprijs.

De totale omzet hou je meestal nooit zelf. Altijd moet je nog andere dingen betalen, zoals de prijs die jij zelf voor de producten heb betaalt. ( = de inkoopwaarde van omzet; afzet x inkoopprijs).  Het geld wat hierna overblijft is de bruto winst.

Brutowinst = omzet x inkoopwaarde van de omzet

Nettowinst = brutowinst – bedrijfskosten

De nettowinst is dus de winst die je overhoudt na al je kosten. Als deze negatief is, heb je verlies. 

REACTIES

M.

M.

De brutowinst = omzet - inkoopwaarde van omzet. Dus niet omzet x inkoopwaarde van omzet. ?

9 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.