Economie Crisis
Hoofdstuk 1
Kredietcrisis: banken verstrekken te makkelijk hypothecaire leningen aan mensen die later de aflossing niet meer kunnen betalen. à Banken gaan failliet en worden voorzichtiger à minder consumeren/produceren à werkgelegenheid daalt.
Ook het consumentenvertrouwen kan hierdoor afnemen. Dit geeft informatie over de verwachtingen van consumenten over de ontwikkeling van de economie.
*Goederen: stoffelijk
*Diensten: onstoffelijk
Consumptie: kopen van producten voor behoeftebevrediging
Investeren: producten aangeschaft door een bedrijf om ermee te produceren.
Welvaart: mate waarin je in je behoeften kunt voorzien
*In enge zin: cijfers
*In ruime zin: gevoel
|
Budgetlijn: geeft de verschillende keuzemogelijkheden aan bij een gegeven budget. (Budget meestal in geld, soms in tijd)
*Verandering budgetlijn en opofferingskosten: door prijsverandering of budgetverandering.
Hoofdstuk 2
Arbeidsproductiviteit ß specialisatie ß arbeidsdeling
*Productie per persoon per tijdseenheid
|
Transactiekosten: alle inspanningen die verricht moeten worden om een transactie tussen twee ruilende partijen tot stand te laten komen. (Er moet meestal heel wat geregeld worden)
Algemeen aanvaard ruilmiddel: indirecte ruil, geld. Transactiekosten kleiner hierdoor.
Nominale waarde: de waarde die op de munt staat. (Tien gulden)
Intrinsieke waarde: de waarde van het materiaal van de munt. (Goud)
Hyperinflatie: zeer grote prijsstijging.
Munten uitgegeven door het Rijk. En bankbiljetten door De Nederlandse Bank (DNB). Dnb is een nationale afdeling van de Europese Centrale Bank (ECB).
Rekening-courant: bankrekening
Functies van geld: rekenmiddel, spaarmiddel en ruilmiddel.
(Het is een rekenmiddel om dat geld gebruik wordt om de waarde van goederen en diensten
vast te stellen)
(Het is een spaarmiddel omdat je het tijdelijk kunt bewaren)
Absoluut voordeel: wanneer één iemand in alle taken beter is.
Comperatief (relatief) voordeel: wanneer je er in verhouding korter over doet.
Functies banken: beheren betaalrekeningen en spaarrekeningen van hun klanten.
verzorgen het girale betalingsverkeer.
verstrekken krediet, ze lenen geld uit.
|
Kredietverlening à vraagt rente aan spaarders (Mensen die een lening hebben
Sparen à geeft rente aan spaarders
|
Spaargeld krediet ß De bank is een doorgeefluik.
Bank leent geld uit zonder dat er eerst spaargeld is binnengekomen à hoeveelheid geld in omloop neemt toe
(De hoeveelheid geld in omloop = maatschappelijke geldhoeveelheid)
|
Kredietcrisis: Banken hadden massaal hypotheken verstrekt aan mensen die niet of nauwelijks hun rente- en aflossingsverplichtingen konden voldoen. Hierdoor konden de banken de huizen niet meer verkopen. Zolang de huizenprijzen stijgen is er geen probleem voor de banken. Maar het probleem ontstond toen de huizenprijzen gingen dalen. Banken draaiden verlies.
Gevolgen: Banken dreigden failliet te gaan.
Bij sommige banken werden tegoeden massaal opgenomen
Door de (dreigende) faillissementen ban banken en andere bedrijven daalden aandelen-
koersen van banken.
Bankencrisis à minder krediet aan bedrijven/gezinnen à consumentenvertrouwen daalde à voorzichtiger geld uitgegeven à beleggers verloren geld op de beurs
REACTIES
1 seconde geleden
J.
J.
come on, de samenvatting is niet heel goed! maar op een 1 te geven is wel triest.. vind ik dan, die persoon kon ook gewoon geen samenvatting maken toch ? beter iets als niets
7 jaar geleden
Antwoorden