Economie hoofdstuk 8 – consumeren en welvaart.
8.Wat is het verband tussen behoeften, middelen en welvaart?
Een aantal factoren bepalen je behoeften van wat jij koopt:
* leeftijd
* status
*vrienden
*opleiding
*buurt
*land
*gezin waar je vandaan komt
Door meer geld stijgt je 'welvaart'.
Negatief: negatieve externe milieu effecten
8.Wel verband bestaat er tussen de gevraagde hoeveelheid en de prijs?
De vraag naar goederen daalt wanneer de prijs stijgt.
Toelichting: verband tussen beide valt negatief.
-Kwartje van de Kok: is er om het financieringstekkort enigszins terug te dringen.
*was op accijns op benzine, maar de automobilist bleek niet minder te rijden.
Toelichting: benzine is niet prijsgevoelig
*Maar het kan wel prijsgevoelig zijn voor een individuele automobilist.
- Collectieve vraag: (bedrijven zijn geïntereseerd in) het verband tussen prijs en totale vraag van het product.
X-as: hoeveelheid (Q) = prijsafzetlijn
Y-as: geld = prijsafzetfunctie
Deze lijn geeft het verband weer tussen de prijs en de gevraagd hoeveelheid, er kan een prijsverandering kunnen optreden en dat kan leiden tot een verschuiving langs de lijn van de oorspronkelijke prijs naar de nieuwe prijs.
* Toelichting: Dit geld alleen als alle andere omstandigheden niet veranderen (= prijzen van concurrenten, inkomen van consumenten, het aantal consumenten en behoeften)
- Bij economie ga je uit dat alles gelijkblijft = Ceteris-paribus-clausule (de overige omstandigheden gelijkblijvend; c.p.)
Als een van de omstandigheden verandert, gebeurt er iets met de afzetlijn.
(vb: stijging van inkomen: consumenten zullen dankzij hun hogere koopkracht bij dezelfde prijs meer kopen; de prijsafzetlijn schuift naar rechts)
*Toelichting: dat gebeurt ook als de concurrenten hun prijzen verhogen, als het aantal consumenten toeneemt en als het product beter in de markt komt te liggen.
8.Hoe meet je de prijsgevoeligheid van de gevraagde hoeveelheid?
- Totale omzet (TO): hangt af van de prijs (P) en de hoeveelheid producten (Q) (=Q: quantum betekent hoeveelheid)
* Toelichting: TO = P x Q
-Een voorbeeld: 14 euro cd's hij verkocht 10.000 cd's hoeveel was de omzet ?
14X10.000= TO
De verhouding tussen de procentuele veranderingen van de gevraagde hoeveelheid (Q) en de prijs (P) gebruiken we als maateenheid om de prijsgevoeligheid uit te drukken. Die maateenheid noem je: prijselasticiteit (EPV)
EPV= %Q/%P
-Prijsinelastische vraag: de teller is kleiner dan de noemer.
-Prijselastische vraag: de teller is groter dan de noemer.
Prijselastisch : EPV <-1
Prijsinelastisch: -1 EPV <0
P omhoog --> Q omlaag = TO omhoog = prijsinelastische vraag
P omhoog --> Q omlaag = TO omlaag = prijselastische vraag
P omlaag --> Q omhoog = TO omhoog = prijselastische vraag
P omlaag --> Q omhoog = TO omlaag = prijsinelastische vraag
8.Welke soorten goederen kun je onderscheiden?
Als producten onderling vervangbaar zijn (=vb Sony en Philips) dan noem je deze goederen: concurrerende goederen of substitutiegoederen
- Als producten elkaar aanvullen dan spreek je van: complementaire goederen (=vb: kop en schotel, benzine en auto)
- inkomensgevoeligheid: wat men kan kopen hangt af van het inkomen van mensen.
- Noodzakelijke of primaire goederen: zijn de eerste levensbehoeften en zijn weinig inkomensgevoelig en ook weinig prijsgevoelig.
- Luxe goederen: ga je pas consumeren vanaf een bepaald inkomen (D = drempelinkomen)
-Wet van Engel: verband tussen inkomen en uitgaven aan voeding. Hij ontdekte dat naarmate het budget later is, met een groter deel daarvan uitgeeft aan voeding.
*Toelichting: Engelkromme: (van een noodzakelijk of primair goed) snijdt de verticale as en verloopt degressief stijgend.
* (van een luxe goed) kent een drempelinkomen en verloopt progressief.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden