Module 5 inflatie/geldpolitiek

Beoordeling 4.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 1287 woorden
  • 29 juli 2004
  • 18 keer beoordeeld
Cijfer 4.5
18 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
ADVERTENTIE
Maak kans op 50 euro Bol.com tegoed 💜

Scholieren.com wil weten hoe school écht is voor jou. Vul de vragenlijst in (7 - 10 min) en laat weten wat er beter kan. Wij luisteren — en je maakt kans op 50 euro 💶

Doe mee
Economie module 5 hoofdstuk 3 Inflatie en geldpolitiek
Hoofdstuk 1:

Inflatie: gemiddeld prijspeil stijgt, er is meer geld nodig om hetzelfde pakket goederen en
diensten te kopen. Het is een vermindering van de koopkracht van het geld.

Deflatie: Het algemeen prijspeil daalt, er is minder geld nodig om hetzelfde pakket goederen
en diensten te kopen. Het is een vermeerdering van de koopkracht van het geld.
Wij willen weten hoe de Prijsstijging de koopkracht van de consumenten beïnvloeden:
Weten Gezinsbudget = gewogen gemiddelde van de verschillende prijzen
CBS onderzoekt steekproefsgewijs onderzoek naar
uitgavenpatroon van de consument. (budgetonderzoek)
Berekening van de consumentenprijsindex(CPI) vroeger prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie genoemd. Elk 5 jaar kiest CBS basisjaar reden: gezinnen gaan hun inkomen in de loop van de jaren op een andere manier uitgeven. Behoefte verandert en er komen nieuwe producten op de markt.
som van (wegingsfactoren x partiele indexcijfers)
Prijsindexcijfer= /
100 (=som van de wegingsfactoren)
CAO: Collectieve Arbeidsovereenkomsten afspraken: lonen aangepast aan de gestegen prijzen = geïndexeerde lonen.
Het prijsindexcijfers gebruikt door CBS als uitgangspunt voor de Automatische prijscompensatie
Werknemers niet reëel op achteruit = nettolonen ten minste hetzelfde % moeten stijgen als het
algemeen prijspeil
Defleren: het omzetten van nominale grootheden bijv inkomens in reële. Cijfers met elkaar
vergelijken.
Bijv indexcijfer voor de reële productie van 1999 uitrekenen.
1998 als basis. Bekend is dat de prijzen gemiddeld met 3% zij gestegen
Prijsindexcijfer voor 1999 met 1998 als basis is 103. De Nominale productie in 1998 = F 500 miljard stellen we op 100. Het indexcijfer voor de productie in 1999 F525 miljard wordt dan:
525
/ x 100 = 105
500
Indexcijfer voor de reële productie berekent: indexcijfer van de nominale productie = 105
/
prijsindexcijfer = 103
x 100 = 101,94
101,94 = het indexcijfer voor de reële productie
Hoofdstuk 2:

Bij inflatie spreken wij van ontwaarding omdat: je minder kunt kopen voor dezelfde prijs.

Ontvangen rente is een vergoeding voor 3 zaken:
• Uitstel van consumptie door de uitlener.
• Het risico dat de tegenpartij straks zijn schuld niet betaalt.
• De geldontwaarding.
Reële rente: de nominale rente gecorrigeerd voor de inflatie, precies nul.
Progressief: naarmate je meer verdient, moet je een hoger % van je inkomen aan belasting
Betalen.
Bijv: mevrouw per maand bruto inkomen: 5.000,- betaald 30% belasting netto = 3.500,-
Jaar later zijn de prijzen gemiddeld 10% gestegen= netto-maandinkomen 3.850,-
3.500 plus 10% van 3.500,- = netto-inkomenstijging van 350,-
bruto-inkomen ook met 10% gestegen = 500,- = 5.500,-
over de 500,- extra is zij geen 30 maar 40% verschuldigd = progressief tarief
netto houd zij 300,- van over 50,- minder dan nodig was om er reëel niet op achteruit te
gaan.
Inflatiecorrectie: het aanpassen van belastingtarieven door de minister van financiën
Inflatie nadeel: als de gemiddelde prijsstijging daar groter is dan in dat concurrerende buitenland. Het volume van de export zal afnemen slecht voor de werkgelegenheid. Ondernemers doorbreken de kostenstijgingen niet helemaal aan hun buitenlandse klanten
Deflatie nadeel voor mensen die geld hebben geleend: Bakker heeft een oven voor 50000 geleend prijzen van pizza’s dalen, dus zijn omzet daalt ook. Maar de rente en de aflossing moet wel betaald worden. Reëel wordt zijn schuld steeds zwaarder.
Een open economie kan leiden tot Kostenstijgingen: deze kunnen leiden tot een verkleining van de winstmarges.
Hoofdstuk 3:

Een stijging van bestedingen kan prijsstijgingen veroorzaken.

Overbesteding: de bestedingen zijn groter dan de productiecapaciteit toelaat.
Overbestedinginflatie: de inflatie die veroorzaakt wordt door te grote bestedingen.
1. Oplossing overbestedinginflatie: de overheid kan de belastingtarieven verhogen.
2. Krap begrotingsbeleid: beleid van belastingstarieven en/of bezuinigen op de
Overheidsuitgaven.
3. Krap monetair beleid: de bestedingsbeperkende politiek kan ook voor rekening van
De centrale bank komen. De centrale bank verhoogt de rente
Kortlopende leningen. Rood staan wordt duurder en remt de bestedingen.
Rente: huurprijs van krediet
Loonkosteninflatie: als de lonen sneller stijgen dan de arbeidsproductiviteit, stijgen de
Arbeidskosten per eenheid product; deze kostenstijging werkt door in de
prijzen.
Bijv: auto : 20 uur arbeid 100,- per uur
Arbeidskosten per auto 2.000,-
Door verbeterde werkmethoden 10 arbeidsuren per auto
De productie per werknemer per tijdseenheid is dan verdubbeld
De arbeidskosten per uur verdubbeld zonder dat de arbeidskosten per auto omhooggaan.Er zitten 10 arbeidsuren van 200,- in een auto. Nog steeds in totaal 2.000,-
Kans op loonkosteninflatie is het grootst in een situatie van overbesteding.
Loon-prijsspiraal: lonen en prijzen elkaar om beurten opdrijven
Oplossing loonkosteninflatie: de overheid kan een loonmaatregel opleggen. Hij schrijft voor aan sociale partners (werkgevers en nemers) met welk % de lonen maximaal omhoog mogen.
De overheid kan bijdragen aan een matige loonontwikkeling: verlaging van de premies voor de sociale verzekering (WAO premies) en de tarieven van de loonbelasting.
Werknemers minder loonstijgingen eisen van werkgevers om er netto toch op vooruit te gaan.
Kosteninflatie kan ontstaan door andere kostenstijgingen doorwerken in de product prijzen.
Als de prijzen stijgen van de producten die wij importeren zoals aardolie werkt dat door in ons gemiddelde prijspeil=
Geïmporteerde inflatie
Prijzen in Nederland voor de helft bepaald door invoerprijzen
Oorzaak voor kostenstijgingen in Nederland door: verhoging van milieuheffingen en aardgasprijzen de inflatie versterken.
Stagnatie: stijgende werkeloosheid
Stagflatie: het tegelijkertijd optreden van stagnatie en inflatie.
Oplossing kostenstijgingen: * door een koersstijging van de eigen munt
* laat de tariefstijgingen achterwege
Hoofdstuk 4

Geldpolitiek of monetaire politiek: beleid gericht op beïnvloeding van de grootte en samenstelling van de geldhoeveelheid, met als belangrijkste doel het tegengaan van inflatie.

1 JANUARI 1999 invoering monetaire politiek door de Europese Centrale Bank (ECB).
Europese Centrale Bank + Centrale banken van de deelnemende landen = Europees stelsel van de centrale banken (ESCB).
Hoofd doel ECB= handhaving van de prijsstabiliteit binnen het EMU-gebied
Inflatietempo = 2 % per jaar
Toporgaan van de ECB is de raad van Bestuur. Bestaat uit Directieleden van ECB en de presidenten van de nationale centrale banken.
Taken ECB
• Circulatiebank: enige bank die eurobiljetten in omloop mag brengen
• Bank van de banken: alle banken hebben een rekening bij de centrale bank
• Hoedster van de euro: waarde van de euro stabiel mogelijk houden 2 andere belangrijke valuta’s zijn de dollar en de yen.
• Bedrijfseconomisch toezichthouder: nationale banken zagen er op toe dat de banken in hun land bedrijfseconomisch gezond waren.
Hoofdstuk 5:

Rente belangrijkste instrument tegen bestrijding inflatie.
Disconto-politiek: is de rente waartegen de banken (onder voorwaarden) kortlopende krediet bij de centrale bank kunnen krijgen. Mensen kopen minder op krediet omdat als de centrale bank de rente verhoogt, zullen de particuliere banken niet achterblijven. Zij moeten duurder inkopen en hun klanten een hoger tarief in rekening brengen in rood staan wordt duurder.
door rentebeleid probeert de ECB inflatie te voorkomen en geen krap-geldpolitiek: hoge korte rente in te voeren.
Liquiditeitenmassa = (M3)

Geldgroei te snel
>
rente omhoog
>
bestedingen omlaag en inflatieverwachtingen omlaag
>
inflatiegevaar vermindert
Waardoor beperkt een rente verhoging het gevaar van een oplopende inflatie?
• Matigt een renteverhoging de ontwikkeling van de bestedingen: kopen op krediet wordt duurder
• Een tijdige renteverhoging heeft een signaalfunctie voor een economie. De centrale bank laat ermee weten vastbesloten te zijn de inflatie geen kans te geven.
• Het inflatiebeperkend effect kan van de hogere rente nog worden versterkt door de wisselkoers.
Voordelen Euro’s:
• De banken brengen kosten in rekening voor Het inwisselen van buitenlands geld. Dat hoeft niet meer want we hebben een gelijke munt.
• Een gemeenschappelijke munt maakt een einde aan de koersonzekerheden in het onderlinge betalingsverkeer. Ondernemingen hoeven zich niet nu niet meer bij de bank te verzekeren tegen dit soort risico’s
• Prijzen zijn in de verschillende landen gelijk aan elkaar om te vergelijken. Concurrentie tussen ondernemingen bevorderen voordeel: lagere productprijzen.
Introductie euro = kostbesparend.
Nadelen Euro’s
• Lidstaten van de EMU bijna geen instrumenten hebben om een zelfstandige economische politiek te voeren.als de Nederlandse conjunctuur inzakt terwijl het met de verdere landen goed gaat. Een aanpassing van de wisselkoers (een depreciatie van de eigen valuta.kan nu geen uitkomst meer brengen. De conjunctuur in de andere landen geven daar geen aanleiding toe
• Verlaging de rente ligt niet langer in de nationale instrumentenkast. Waarom zou de ECB de rente verlagen als alleen in Nederland de conjunctuur er slecht voor staat
Een depreciatie bevordert de inflatie

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.