Eindexamens 2025

Wij helpen je er doorheen ›

Module 5 Hoofdstuk 2

Beoordeling 7.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 648 woorden
  • 24 december 2004
  • 8 keer beoordeeld
Cijfer 7.7
8 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Economie Module 5 - Hoofdstuk 2 – Internationaal betalen
§1. De betalingsbalans

* Betalingsbalans: geeft een overzicht van alle in geld uitgedrukte transacties die in een jaar hebben plaatsgevonden tussen de ingezetenen van een land en niet-ingezetenen.

De betalingsbalans bestaat uit:
- goederenrekening: export en import van goederen.
- dienstenrekening: bijvoorbeeld vakantie-uitgaven van Europeaan in Tunesië betaling aan het buitenland  toerisme, verzekering en technische dienstverlening.
- primaire inkomensrekening: primaire inkomens, zoals rente van leningen en winst van ondernemingen
- inkomensoverdrachtenrekening: geen productieve tegenprestatie, zoals bedragen die werknemer Frans bedrijf overmaakt naar familie in Turkije, of voedselhulp aan arme landen.
* onzichtbaar verkeer: dienstenrekening, primaire inkomensrekening en inkomensoverdrachtenrekening.
* Lopende rekening: De 4 rekeningen samen
* Kapitaalrekening: op krediet, beleggingen en investeringen die de grens passeren: Ahold koopt supermarktketen in Azië: uitgavenkant.
* Saldo van de betalingsbalans: geven de lopende rekening en kapitaalrekening.
* Materieel evenwicht: als het saldo nul is (is bijna nooit zo)
* Salderingsrekening: De verandering van de officiële reserves: als een land meer ontvangsten dan uitgaven heeft stijgt ie, anders daalt ie.
* Formeel betalingsbalansevenwicht: evenwicht door gebruik reserves.
* Internationaal Monetair Fonds (IMF) 1945: komen de reserves bij en worden de reserves vandaan gehaald.
Ontvangsten Uitgaven
1. goederenrekening
2. dienstenrekening
3. primaire inkomensrekening
4. inkomensoverdrachtenrekening
Saldo lopende rekening
5. kapitaalrekening
Saldo betalingsbalans
100 110
Afname reserves Toename reserves
10 0
6. salderingsrekening
110 110
Formeel evenwicht
bedrijf
|
de bank
|
De Nederlandse Bank
|
Europese Centrale Bank
|
Internationaal Monetair Fonds (IMF)
§2. Betalingsbalans en wisselkoers

Stel je voor, er zijn 2 muntsoorten, de Dollar en de Euro, wat gebeurt er nou als de dollarkoers stijgt?

- Een hogere dollarkoers leidt tot duurdere import
- Duurdere import leidt tot een verminderde belangstelling voor ingevoerde producten
- Een kleinere gevraagde hoeveelheid ingevoerde producten leid tot een kleinere gevraagde hoeveelheid Dollars op de valutamarkt
* Appreciatie: koersstijging
* Depreciatie: koersdaling
§3. De wisselkoers: zwevend of stabiel?

* Zwevende wisselkoers: de koers wordt overgelaten aan het vrije spel van vraag en aanbod. De koers kan elk moment veranderen.

Inflatie te hoog --> exportprijzen te hoog --> export daalt --> wisselkoers daalt --> exportprijzen lager
* Stabiele wisselkoers: vaste onderlinge koersverhouding: spilkoers: koers mag niet meer van een afgesproken percentage afwijken van die spilkoers. Dit is afgesproken met de oprichting van het Europees Monetair Stelsel (EMS) --> 1979
* Interventiekoersen: de minimum- en maximumkoers
* Marge: de ruimte tussen de spilkoers en de interventiekoers
* Bandbreedte: de ruimte tussen de minimum- en maximumkoers
Wat kun je eraan doen als een koers te ver inzakt?
- De centrale bank aankoopt of verkoopt eigen valuta om de koers ervan te beïnvloeden. Centrale bank vraagt naar valuta --> vraag neemt toe --> koers stijgt.
- De centrale bank kan rente op kortlopend krediet beïnvloeden. Centrale bank verhoogt rente --> aantrekkelijk voor beleggers --> vraag stijgt --> koers stijgt.
§4. De Economische en Monetaire Unie (EMU)

- 1992: Verdrag van Maastricht --> oprichting EMU

Eisen waaraan lidstaten moeten voldoen om bij de EMU te mogen:
- Inflatie mag niet meer van 1,5 % boven het gemiddelde van de 3 lidstaten met de laagste inflatie komen.
- Rente op langlopende rekeningen (kapitaalmarktrente) mag niet meer dan 2 % boven het gemiddelde van de 3 lidstaten met de laagste inflatie.
- Het overheidstekort mag niet hoger zijn van 3 % van het BBP.
- De overheidsschuld mag niet hoger zijn dan 60 % van het BBP.
- De valuta moet zich in de 2 jaar voor toetreding tot de EMU zonder grote problemen hebben kunnen handhaven binnen het wisselkoersmechanisme van EMS
* Stabiliteitspact: Afspraak binnen de EU-landen, als het land boven 3 % van het begrotingstekort oploopt, moet het een boete betalen aan Brussel. Dit is dus om het begrotingstekort zo laag mogelijk te houden.
§5. Betalingsbalanspolitiek

Maatregelen om het tekort op de lopende rekening te verkleinen:
1. Bestedingsbeperkend beleid
belastingtarief omhoog --> bestedingen omlaag --> minder import --> daling tekort op lopende rekening
2. Krapgeldpolitiek
korte rente omhoog --> lenen duurder --> minder bestedingen --> minder import --> daling tekort op lopende rekening
3. Verlaging van de wisselkoers
koersdaling --> ruilvoetverslechtering (invoerprijzen hoger, uitvoerprijzen lager) --> export groter en import kleiner --> tekort lopende rekening kleiner

* Devaluatie: verlaging van de spilkoers.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.