Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Module 5

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 4319 woorden
  • 18 mei 2005
  • 26 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
26 keer beoordeeld

Hoofdstuk 1 Geld Tekst 1 Indirecte en directe ruil • Directe ruil: Goederen ruilen voor goederen. Ruil van goederen zonder dat er geld aan te pas komt. Nadelen: 1- Het is moeilijk om de waarde van goederen te schatten. 2- Het kost veel tijd om telkens de juiste ruilpartner te vinden. • Voordelen goud: 1- Iedereen wil goud hebben. 2- er kunnen mooie sieraden van gemaakt worden. 3- Het behoudt zijn waarde, omdat iedereen goud wil hebben en omdat er niet veel goud in de wereld is. 4- Goud kan niet bederven. 5- Goud is in kleine stukjes te delen. Er konden kleine muntjes van geslagen worden. • Goud is een intermediair of tussenmiddel bij de ruil. zo'n intermediair noemen we geld. • Geld: Algemeen aanvaard ruilmiddel
Voordeel: dat mensen geen tijd meer kwijt waren met het zoeken naar de juiste ruilpartner. Hierdoor konden ze zich totaal toeleggen op de werkzaamheden die ze het beste konden. • Indirecte ruil: Indien goederen niet meer tegen goederen maar tegen geld worden geruild. • arbeidsspecialisatie: Dankzij geld konden de mensen zich dus specialiseren. Tekst 2 Functies van geld • Geld heeft in totaal 3 functies in de economie: 1- Betaal of ruilmiddel

2- Rekenfuctie
3- Oppot- of spaarmiddel • Betaal- of ruilmiddel: Met geld kunnen we producten kopen. Met geld kunnen we ook diensten betalen. • Rekenfunctie: We kunnen met geld uitrekenen hoeveel iets waard is. Hierdoor kunnen we de waarde van goederen en diensten eenvoudig met elkaar ergelijken. We kunnen hiermee ook aangeven hoe rijk iemand is. De cent is wel een ruilmiddel maar geen rekenmiddel ( € 1,99, die ene cent krijg je immers niet meer terug). • Oppot- of spaarmiddel: Als we geld overhebben, kunnen we het bewren in een 'ouwe sok' of in een spaarpot. We kunnen het geld ook op de bank zetten. Over dit geld krijgen we als beloning rente. Tekst 3 Soorten geld • Legering: waarvan de munten tegenwoordig zijn samengesteld. Nikkel of een andere samenstelling. • Chartaal geld: De bankbiljetten en munten samen. • Intrinsieke waarde: De grondstofwaarde van geld. • Nominale waarde: De waarde die op het geld staat. • De grondstof waare van geld is dus veel minder waarde dan de waarde die op het geld staat. Anders gezegd > de intrinsieke waarde is veel kleiner dan de nominale waarde. • vertrouwens- of fiduciair geld: Ondanks het feit dat de nominale waarde groter is dan de intrinsieke waarde, accepteren we tegenwoordig altijd de bankbiljetten en munten. We vertrouwen erop dat we telkens goederen en diensten met geld kunnen kopen. Vertrouwen, of anders gezegd: fiducie, is heel belangrijk bij het geld. • giraal geld (of rekening coranttegoed): Het geld op de rekening. Dit is geld dat we zonder veel kosten direct kunnen opeisen bij de bank. • Giraal geld is niet hetzelfde als spaargeld. Spaargeld staat voor langere tijd vast op de bank.Hierover kun je niet direct en zonder grote kosten over beschikken. • Cheques en een pinpas: PIN staat voor Persoonlijk Identificatie Nummer. Zijn hulpmiddelen waarmee we aan ons girale geld kunnen komen. Door te pinnen krijg je chartaal geld. Met behulp van een cheque geven we dan de opdracht om geld van onze giro- of bankrekening over te maken op de rekening van een ander. • Creditcard: middel waarmee we op krediet altijd goederen kunnen kopen. Als we met creditcard betalen, krijgen we een schuld bij de creditcardmaatschappij. Meestal aan het eind van de maand krijg je dan een rekening wat je aan de maatschappij moet betalen. Tekst 4 Toekomstige ontwikkelingen van het geld • Chipknip: Een plastic kaart met en chip waarop we geld van onze bank- of girorekening kunnen 'opslaan'. Zonder gebruik van een pincode kan vervolgens worden betaald. • digitaal geld: De chipknip is een soort elektronische portemonnee. Op de kaart staan immers computertaal die aangeeft dat er geld op staat. • In het verschiet ligt ook dat we steeds meer betalen via de computer. Hierop worden vele diensten en producten aangeboden die te koop zijn met een creditkaart. • digitaal internetgeld: Hiervoor moet chartaal geld worden gestort op een rekening (of op een computer). Vervolgens kan digitaal betalingen worden verricht. • 'cashless society': Door al deze nieuwe geldvormen hebben we in de toekomst geen bankbiljetten en munten meer nodig. • In 2002 zal het Nederlandse chartale geld verdwijnen. In plaats van de gulden moet dan met de euro worden betaald. Het grote voordeel van de euuro zal zijn dat je in de eurolanden nooit meer geld hoeft te wisselen. Tekst 5 Maatschappelijke geldhoeveelheid • Publiek: gezinnen en bedrijven samen. • Maatschappelijk geldhoeveelheid (of Primaire Liquiditeiten): Al het girale en chartale geld dat het publeik in handen heeft. Primair betekent letterlijk de 1ste plaats. Dit is het eerste geldbegrip. Primaire liquiditeiten kunnen we dus direct gebruiken voor het afrekenen van aankopen. • Bijnageld, quasigeld OF secundaire liquiditeiten: Kunnen we met enige moeite gebruiken bij betalingen. Dit geld staat bijvoorbeeld enkele maanden vast op een rekening bij de bank. We kunnen het geld dus niet direct maar wel op korte termijn gebruiken. Secundair betekent "2", zodat we ook kunnen spreken van het 2e geldbegrip. • 3 soorten secundaire liquiditeiten: 1- Een korte termijndeposito: Als we hebben afgesproken met de bank om een hoeveelheid geld voor korte termijn vast te zetten. Voor zo'n termijndeposito krijgen we altijd meer rente dan op een normale bank- of girorekening. Een termijndeposito kan van enkele dagen tot enkele maanden duren. Na de termijn is dit geld beschikbaar en kunnen we het weer gebruiken om goederen mee te kopen. 2- Een valutategoed: Van een valutategoed us sprake als we geld in een vreemde valuta op een bankrekening zetten. Het geld kan in geval van nood altijd weer worden omgeisseld in guldens. Dit geld kan dan weer worden gebruikt bij de koop van Nederlandse goederen. 3- Spaarrekeningen met een looptijd korter dan 2 jaar: Mensen die geld korter dan gemiddeld 2 jaar op een spaarrekening hebben, kunnen op korte termijn dit geld gebruiken voor de consumptie. Meestal staat dit geld niet op de bank om te sparen maar om te gebruiken voor de aankoop van goederen of diensten. Vaak worden deze spaargelden gebruikt voor de incidentele aankoop van luxe en dure goederen, zoals een koelkast, een wasmachine of een • binnenlandse liquiditeitenmassa: De primaire en secundaire liquiden middelen bij elkaar opgeteld. Dit geld kunnen we direct of binnen 2 jaar met enige moeite gebruiken voor de consumptie. • de tertiaire liquiditeiten of niet-geld: Alle overige liquiditeiten vallen onder het 3e geldbegrip. Verschillende waardepapieren die alleen op zeer lange termijn en/of met hoge kosten zijn te gebruiken voor de aankoop van goederen en diensten. VB: lange spaargelden en aandelen. • AFbeelding 9: alle geldbegrippen samengevat > Tekst 6 De euro • De eurobankbiljetten zijn in alle landen uniform. • De munten zijn niet in alle deelnemende landen hetzelfde. Op de achterzijde van de munt mag ieder land zijn eigen nationaal symbool opzetten. • Voordelen: 1- Dat deze in verschillende landen een wettig betaalmiddel is. We hoeven in het buitenland geen geld meer te wisselen. Dit scheelt tijd en geld. 2- We kunnen zo zien hoe duur iets is. We hoeft niet meer om te rekenen. 3- Grote bedrijven hoeven geen rekening meer te houden met wisselkoersen. Dit scheelt veel kosten en zal de internationale concurrentiepositie verbeteren. • Nadelen: 1- Alle munten en bankbiljetten moeten geslagen en gedrukt worden. Kost geld. 2- Daarnaast moeten alle winkeliers hun prijzen veranderen. 3- Vooral voor consumenten zal dit lastig zijn. We moeten allemaal in euro's denken. 4- Door de euro moeten ook alle computersystemen verangen worden. 5- Alle wissel-, koffie- en snoepautomaten moeten worden aangepast. Dit zou 3 maanden in beslag nemen. Hoofdstuk 2 Dé banken Tekst 7 De banken in de wereld van het geld • Bank: zijn een soort van supermarkten waar allerlei financiële producten te koop zijn. • 3 soorten banken: Primaire of algemene banken: Deze banken leveren een breed pakket van financiële diensten. De belangrijkste activiteit van de primaire of algemene banken bestaat uit het verlenen van kredieten. Zij mogen meer geld uitlenen dan ze bezitten en kunnen dus rood staan. Dit heeft alles te maken met het scheppen van geld. > geldscheppende banken. Secundaire of specifieke banken: Kleiner dan algemene banken. Hebben zich meestal op enkele onderdelen van het tekenpakket van de benken gespecialiseerd. Voornamelijk: het beheren van spaargelden, het verlenen van hypotheken of andere kredietvormen. Kredietbemiddeling staat hierbij centraal. Secundaire banken zijn telkens op zoek naar sparen de mensen en mensen aan wie ze geld kunnen uitlenen. De uitgaande en ingaande gelden moeten in balans zijn. Overige financiële instellingen: Ze houden zich bezig met zaken die sterk verwant zijn met geld. > effectenkredietinstellingen, pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen. Zij richten zich Bijv. op het bemiddelen bij de aankoop en verkoop van aandelen, verzekeringen, enz. Tekst 8 De werkzaamheden van de banken in Nederland • Rente: als we het geld bij een bank in bewaring geven, krijgen we een vergoeding. • De banken verzorgen: - het betalingsverkeer - verlenen kredieten - beheren vermogens
ook: bemiddelen bij de handel in effecten (aandelen en obligaties), verkopen verzekeringen en handelen in vreemd geld. Tekst 9 Nieuwe ontwikkelingen in de bankwereld
Recente ontwikkelingen in het bankwezen: • Globalisering: ook wel > internationalisering. Het hele proces waarin grenzen tussen economieën vervagen. • Fusie: een samensmelting van 2 ondernemingen tot 1. Hierdoor kunnen ze hun klanten beter van dienst zijn. • Branchevervaging: ook wel parallellisatie genoemd. Naast het beheren en uitlenen van geld ging men zich ook bezighouden met de verkoop van reizen en verzekeringen. Tegenwoordig bieden de meeste banken in Nederland deze producten aan. Tekst 10 Balans • Jaarrekening: Aan het eind van elk jaar publiceren de banken de belangrijkste financiële resultaten, zodat de cliënten ook enig zicht kunnen krijgen op de financiële gang van zaken bij hun bank. • Balans: Onderdeel van de jaarrekening.Op de balans staan tegenover elkaar de beziitingen en de schulden van de bank op een gegeven tijdstip.We kunnen hieruit aflezen wat een bank bezit en gaat bezitten en hoe ze deze bezittingen heeft gefinancierd. Belangrijke posten zijn: 'kas' of 'liquide middelen', 'debiteuren', 'eigen vermogen' en 'rekening-couranttegoed'. • Dekking van de bank: geeft de verhouding weer tussen de liquide middelen van de bank en tegoed van de centrale bank ten opzichte van rekening-coranttegoeden. Hieruit is af te lezen of de bank genoeg geld heeft als alle cliënten tegelijkertijd het geld van hun giro- of bankrekening opnemen. Formule = liquide middelen + tegoed centrale bank
Dekking = X 100% rekening-couranttegoed
Voorbeeld Balans: Activia Passiva
Liquide middelen Eigen vermogen
Tegoed centrale bank Spaargelden
Debiteuren Termijn deposito's
Onroerende zaken en inventaris Rekening-coranttegoed
Overige activia Overige schulden cliënten
Totaal Totaal Hoofdstuk 3 Veranderingen van de maatschappelijke geldhoeveelheid Tekst 11 Geld scheppen en geld vernietigen • Geldschepping: Als de banken zorgen dat de geldhoeveelheid in handen van het publiek toeneemt. Banken kunnen er dus voor zorgen dat er meer chartaal en giraal geld komt in handen van gezinnen en bedrijven, dus daarmee de economie. • Het geld dat banken in hun bezit hebben, behoort niet tot de maatschappelijke geldhoeveelheid. Zij hebben dit geld namelijk niet nodig om er goederen en diensten mee te kopen.Het geld dat het publiek (gezinnen en bedrijven) in handen heeft, behoort wel tot de geldhoeveelheid. • Geldvernietiging: Als de consumenten of bedrijven het geld naar de bank brengen, neemt de geldhoeveelheid af. Tekst 12 Geld scheppen en vernietigingen; substitutie • Substitutie: Letterlijk betekent substitutie 'plaatsvervanging'. Er wordt giraal geld vervangen door chartaal geld. Hierdoor verandert de samenstelling van de maatschappelijke geldhoeveelheid. Bij substitutie verandert dus alleen de samenstelling en niet de grootte van de maatschappelijke geldhoeveelheid. • Samengevat: Verandering in giraal geld in handen van het publiek - 100
Veranderingen chartaal geld in handen van het publiek + 100 Verandering maatschappelijke geldhoeveelheid 0

Tekst 13 Geldscheppen en vernietigingen; transformatie • Buitenlands geld is niet algemeen aanvaard in Nederland. Het buitenlands geld beschouwen we daarom niet tot de maatschappelijke geldhoeveelheid en noemen we niet-geld. • Transformatie: Stel dat we 100 US-dollars omwisselen in guldens. Als 1 dollar 2 gulden waard is, krijgen we hierdoor 200 gulden meer in handen. Er is sprake van een toename van de maatschappelijke geldhoeveelheid. Verandering chartaal geld in handen van het publiek + 200
Verandering maatschappelijke geldhoeveelheid + 200 (Er is dus sprake van geld schepping) • Via transformatie kan de maatschappelijke geldhoeveelheid ook afnemen. Dit bijv. het geval als we ons verdiende geld op de spaarrekening zetten. Geld op de spaarrekening behoort niet tot de maatschappelijke geldhoeveelheid. Geld op een spaarrekening is niet direct opeisbaar, dus dit behoort niet tot het girale geld. Het chartale geld is afgenomen. Dus de maatschappelijke geldhoeveelheid is gedaald. Verandering giraal gekd in handen van het publiek 0
Verandering chartaal geld in handen van het publiek - 75
Verandering maatschappelijke geldhoeveelheid - 75 (geldvernietiging) Tekst 14 Geld scheppen en vernietigingen; wederzijdse schuldaanvaring • Wederzijdse schuldaanvaring: Als we rood staan op onze giro- of bankrekening, schept de bank geld. We lenen dan geld van de bank. Beide partijen hebben een schuld. De bank heeft de schuld, omdat ze beloofd hebben ons geld te lenen. Wij hebben de schuld, omdat we geld moeten terug betalen. • Op de balans van de bank is dit te zien aan de posten debiteuren en rekening-couranttegoed. Deze 2 posten zijn daarom ook kenmerkend voor een geldscheppende bank. • 1000 studenten maken gebruik van de kredietmogelijkheid van 2.000,- Door de kredietverlening van de bank stijgt de post rekening-couranttegoed. > 300.000
De post debiteuren stijgt dus ook met 2.000 × 1.000
Verandering giraal geld in handen van het publiek + 2.000.000
Verandering chartaal geld in handen van het publiek 0
Verandering Maatschappelijke geldhoeveelheid ` + 2.000.000 • Door wederzijdse schuldaanvaaring verandert de verhouding rekening-couranttegoed, en de kas en het tegoed Centrale Bank van de bank. Anders gezegd: het beïnvloedt de dekking van de bank. De bank leent meer uit terwijl ze dit geld niet extra heeft aangetrokken. liquide middelen + tegoed centrale bank
Dekking = X 100% rekening-couranttegoed (wordt groter) Hoofdstuk 4 Prijsinflatie Tekst 15 Prijsinflatie • Prijsinflatie: betekent een stijging van het gemiddelde prijspeil in een land. Anders gezegd wordt het geld steeds minder waard. > geldontwaarding. • Deflatie: Een daling van de prijzen. • hyperinflatie: Als de prijsinflatie extremere vormen aanneemt, dus zoals in Turkije. Tekst 16 Berekenen van prijsinflatie • Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS): hierbij wordt de prijsinflatie berekent. • Indexcijfers: Dit zijn verhoudingsgetallen waarmee op een eenvoudige wijze kan worden aangegeven in hoeverre er veranderingen zijn opgetreden te opzichte van het basisjaar. In het basisjaar is het indexcijfer altijd 100. Formule = gegevens gevraagd jaar

indexcijfer = × 100% gegevens basisjaar • Wegingsfactor: Elk goed heeft een nummer gekregen op basis van belangrijkheid voor het huishouden. Zo is het hebben van een dak boven het hoofd veel belangrijker dan het hebben van een telefoon. Het belang van de categorie goederen wordt bepaald met een wegingsfactor. • Consumenten PrijsIndexcijfer (CPI): Het totaal indexcijfer (kun je berekenen aan de hand van het indexcijfer en de wegingsfactor). Formule = gewicht1 × prijs goed1 + gewicht² × prijs goed² + gewicht³ × prijs goed³ CPI = gewicht1 + gewicht² + gewicht³ Tekst 17 Gevolgen prijsinflatie • Gevolgen prijsinflatie: - Koopkracht: Als er inflatie is, kunnen we van ons inkomen steeds minder kopen. De koopkracht neemt dus af. Nominaal, in geld, houden we hetzelfde inkomen. Het inkomen dat op ons salarisstrookje staat, zal niet veranderen door de prijsinflatie. In goederen uitgedrukt of reëel gesproken daalt ons inkomen wel. Het reële inkomen is het nominale inkomen gecorrigeerd voor inflatie. - Veranderingen van het bestedingsgedrag: Als de prijzen steeds veranderen, gaan we ook ons bestedingsgedrag veranderen. Wij willen immers altijd zo goedkoop mogelijk onze goederen en diensten kopen. Als we weten dat morgen door inflatie alles weer duurder is geworden, zullen we het geld nu gaan besteden. Als er hoge inflatie is, gaat iedereen kopen als het loon is ontvangen. Er ontstaan dan lange rijen voor de winkels en veel winkels zullen lege schappen hebben. - Sparen en lenen: Het geld op de spaarrekening wordt telkens minder waard (renten 4% lager dan inflatie 5%). Als je geld uitleent of spaart, kan de inflatie de koopkracht negatief aantasten. In het omgekeerde geval, als je geld uitleent, heb je voordeel van prijsinflatie. Je leent dan nu koopkrachtige guldens terwijl je straks je schuld afbetaalt met guldens die veel kleinere koopkracht hebben. - Vast inkomen: Ouderen kunnen met hun pensioen veel minder betalen (waar zij vroeger premies voor hebben betaald). Indien er bij het betalen van de pensioenpremie rekening is gehouden met de inflatie, zal de koopkracht van de uiteindelijke uitkering gelijk blijven. > Waardevast inkomen. - Internationale concurrentiepositie bedrijven: Prijsinflatie hoger dan in andere landen > verslechterd concurrentiepositie. Export zal dalen omdat buitenlandse bedrijven minder goederen kopen, omdat die steeds duurder worden. Binnenland zal meer buitenlandse producten gaan kopen, omdat deze goedkoper zijn > importen toenemen. Uiteindelijk zal dit ook gevolgen hebben voor de werkgelegenheid en de wisselkoers van de nationale munt. Tekst 18 De oorzaken van prijsinflatie • Oorzaken prijsinflatie: - Overbesteding: Doordat we meer goederen en diensten willen kopen dan we produceren. > bestedingsinflatie: Productie uitbreiden. personeel laten overwerken. Personeelsadvertenties. Als gevolg hiervan zullen de ondernemers de prijzen van hun goederen laten stijgen (het kost meer geld). Kan ook ontstaan als de rente erg laag is. Banken verlenen dan veel kredieten die weer worden gebruikt om goederen mee te kopen. - Kosten inflatie: Deze is gelegen in de hogere kosten die ondernemers moeten maken. Bijv: Transport bedrijven moeten gebruik maken van duurdere benzineprijzen, werknemers eisen meer loon waardoor loonkosten toenemen. - Geïmporteerde inflatie: Als de prijsinflatie wordt veroorzaakt door hogere prijzen van geïmporteerde goederen. Omdat Nederland veel handel drijft met het buitenland, zijn wij zeer gevoelig voor deze inflatie. • De loonkosten zullen zowel een oorzaak als gevolg zijn van prijsinflatie. Prijsinflatie zorgt immers voor een daling van de koopkracht. Om dit tegen te gaan kunnen we een prijscompensatie eisen van onze werkgevers. Hogere lonen betekenen voor de werkgevers hogere kosten die zij weer in hun prijzen verrekenen. Hierdoor stijgt het algemeen prijspeil weer. >> Loon-prijsspiraal. Hoofdstuk 5 De vermogensmarkt Tekst 19 Investeren en sparen • markt: Een plek waar vraag en aanbod bij elkaar komen. • Vermogensmarkt: Markt waar vraag en aanbod naar allerlei financiële middelen samen komen. > de bank (Hier komen op een aanwijsbare plaats vragers en aanbieders van geld samen). • Niet alleen ondernemingen vragen vermogen, ook particulieren, overheid, banken en institionele beleggers vragen geld of kapitaal. Particulieren vragen bijv. geld voor duurzame consumptiegoederen, zoals een computer of een huis. Zulke kredieten waarbij de woning als onderpand voor het krediet geld heet > hypothecaire leningen • staatsobligaties: Dit is een bewijs dat je geld hebt geleend aan de overheid . Over het geleende geld ontvang je rente.Staatsobligaties zijn gewild bij als beleggingen bij de grote pensioenfondsen en banken. De overheid is immers een betrouwbare partij die op tijd de rente en aflossingen betaalt. • institutionele beleggers: verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen. > grootste aanbieders van geld in nederland. Zij lenen voor een groot deel aan de overheid. Tekst 20 De vermogensmarkt nader bekeken • doorlopende spaarrekening > hier kunnen we met enige moeite ook op korte termijn over ons geld beschikken. • deposito > nadeel: dat we tussentijds niet het geld ter beschikking hebben. • geldmarkt: een markt voor de korte termijn. Op de geldmarkt hebben de leningen en spaargelden een looptijd korter dan 2 jaar. De algemene banken zijn de grootste spelers op de geldmarkt. Als we bijv. enige tijd rood staan op onze bankrekening, lenen we geld van de bank. We bevinden ons dan op de geldmarkt. • kapitaalmarkt: een markt voor de lange termijn. Als bedrijven geld lenen dat ze pas na 10 jaar terug betalen, bevinden ze zich op de kapitaalmarkt. op de kapitaalmarkt is de looptijd van het aangeboden en het gevraagde geld altijd langer dan 2 jaar. Een hypotheek en langlopende spaartegoeden zijn voorbeelden van financiële titels die op de kapitaalmarkt worden verhandeld. Tekst 21 De rente • rente: het geld dat we extra moeten betalen als we geld lenen. (vrager vermogensmarkt). • De kapitaalmarktrente is meestal hoger dan de geldmarktrente. omdat er veel kan gebeuren op lange termijn > risico. • omgekeerde rentestructuur: De geldmarktrente is dan hoger dan de kapitaalmarktrente. • Rente wordt bepaald door: * Hoelang je je rente op de spaarrekening zet (meer risico) of leent (?) * Of je schulden hebt. Bank moet het eens zijn over aflossingtermijn en rente. * Bepaald door de ruimte op de vermogensmarkt. > de verhouding tussen de vraag en het aanbod van geld.Als er veel geld beschikbaar is zal de rente laag zijn. Er is dan zoveel geld beschikbaar, dat alle mensen die geld willen hebben, bij veel aanbieders terecht kunnen. * De rente zal gecorrigeerd moeten zijn voor de prijsinflatie. (reële rente). Als we geld op de bank zetten, moet de rente dus hoger zijn dan de prijsinflatie. * De rente wordt ook deels bepaald door de Europese Centrale Bank. Zij probeert de prijsinflatie te beïnvloeden. • Bureau Krediet Registratie: Houdt bij of we kredietwaardig zijn. Er wordt bekeken of we geen grote schulden hebben en of we in staat zijn om het bedrag in de toekomst terug te betalen. • ruime geldmarkt: Indien het aanbod grote is dan de vraag naar geld (rente dalen). • krappe geldmarkt: is sprake als er meer vraag dan aanbod van geld is. (rente stijgen). Tekst 22 De effectenbeurs • Effectenbeurs is een voorbeeld van een kapitaalmarkt. • effecten: verzamelnaam voor aandelen en obligaties. Als een bedrijf zo groot wordt dat het niet meer mogelijk is om kapitaal bij familie weg te halen, komt de effectenbeurs in beeld. • Aandeel: is een bewijs dat we mede-eigenaar zijn van een onderneming. We hebben dan geld aan een bedrijf gegeven en er in ruil voor een aandeel gekregen. We zijn dan aandeelhouder en krijgen een deel van de winst > dividend. • Obligatie: is een schuldbewijzen. We hebben dan geld aan een onderneming geleend. Als tegenprestatie ontvangen we dan een jaarlijkse rente. Aan het eind van de looptijd van de obligatie krijgen we weer het geleende geld terug. • primaire of eerstehandsmarkt: als een bedrijf nieuwe aandelen of obligaties uitgeeft. • Secundaire of tweedehandsmarkt: vindt de doorverkoop van bestaande aandelen en obligaties plaats. Als we genoeg hebben van een aandeel, omdat bij. het dividend te laag is of we zijn het niet eens met de bedrijfsstrategie, kunnen we het aandeel op de beurs aan iemand anders verkopen. • commissionairs: Banken en mensen die zich hebben gespecialiseerd in de bemiddeling bij de effectenhandel. Willen we aandelen kopen op verkopen, dan moeten we dit via deze mensen doen. • provisie: een vergoeding die de bank vraagt voor het doen van opdrachten (kopen van effecten). • AEX-index:Dit is een samengesteld indexcijfer van de beurskoersen van de 25 meest verhandelde bedrijven op de beurs.Aan de hand van de AEX-index kunnen we zien hoe het met het bedrijfsleven en de economie gaat. Als we willen weten hoe het met de aandeelprijzen is gesteld. • Opties: Een optie is een recht om gedurende een bepaalde periode bijv. een aandeel te kopen (calloptie) of te verkopen (putoptie) tegen een van tevoren afgesproken prijs. Hoofdstuk 6 Het Europese stelsel van Centrale Banken Tekst 23 Van koning Willem I tot bankpresident Duisenberg • Als er iets mis is met het geld of de banken in Nederland, komen we terecht bij De Nederlandse Bank (DNB). • Europese Stelsel van Centrale Banken (ESCB): De Nederlandse Bank onderdeel van een netwerk van centrale banken in Europa. Aan dit stelsel van banken wordt leiding gegeven door de Europese Centrale Bank (ECB) die gevestigd is in Frankfurt. > aan het hoofd Nederlander Wim Duisenberg. • Regelmatig komen alle Europese Bankpresidenten samen om het geldbeleid te bepalen. Samen zorgen ze ervoor dat de euro een stabiele munt is die we allemaal kunnen vertrouwen. Tekst 24 Taken van de Europese Centrale Bank • Het bestuur van de ECB bepaalt het beleid en de nationale centrale banken voeren dit beleid uit. • De belangrijkste doelstelling van de ECB is ervoor te zorgen dat iedereen in Europa vertrouwen blijft houden in de euro.De Europese Centrale Bank kunnen we daarom de hoedster van de euro noemen. • Taken ECB: * De interne waarde van de euro stabiel houden. Hiermee wordt bedoeld hoeveel we met één euro in de eurolanden kunnen kopen. Groot monetair beleid: Het bewaken van de interne waarde van het geld * Het op peil houden van de externe waarde van de euro. De ECB probeert ervoor te zorgen dat de wsselkoers tussen de euro en de Deense Kroon en de Griekse Drachme gelijk blijft. Dit vergemakkelijkt de handel tussen deze landen en de eurolanden. Klein monetair beleid: bedoelen we het op peil houden van de externe waarde van de euro. * De ECB beheert de officiële reserves van de eurolanden. * De ECB regelt het betalingsverkeer in de eurolanden. * De ECB draagt ook zorg voor het internationale betalingsverkeer. Tekst 25 Taken van De Nederlandse Bank
1) Verzorgen van de bankbiljettencirculatie en de munt uitgifste
2) Toezicht uitoefenen op het bank- en kredietwezen
3) Bevorderen van het betalingsverkeer
4) Kassier van het Rijk
5) Verzamelen van Statistische informatie
6) Uitvoeren van valutamarkttransacties namens de ECB
7) Overige taken (Betalingsbalans en internationaal overleg
Tekst 26 De Europese Centrale Bank en de rente in Europa • Om ervoor te zorgen dat er voldoende geld aanwezig is moet De Europese Centrale Bank bijhouden hoeveel geld er in de eurolanden nodig is. Hiervoor houdt ze naast geldhoeveelheid ook bij hoeveel er wordt geconsumeerd, gespaard en geïnvesteerd en hoeveel we samen verdienen. Als we meer verdienen of consumeren, zal er meer geld beschikbaar moeten zijn om alle financiële transacties te verwezenlijken. • Aan de hand van deze liquiditeitsquote kan de ECB analyseren of er voldoende geld aanwezig is. Formule: binnenlandse liquiditeitenmassa
liquiditeitsquote = × 100% Nationaal Inkomen (Y) • disconto = De rente die banken aan de ECB moeten betalen. • Prijsinflatie dalen > Klanten lenen minder feld, waardoor ze minder kunnen besteden. • Rente direct beïnvloeden > door het disconto te veranderen. Uiteindelijk prijsinflatie dalen. • Rente indirect beïnvloeden > De ECB kan de banken verplichten meer geld op haar rekening te storten. Banken hebben dan nog minder geld, waardoor ze nog meer bij de ECB moeten lenen > rentekosten nemen dan toe. Tekst 27 Instrumenten van De Europese Centrale Bank • In de praktijk heeft de ECB verschillende instrumenten om de geldmarktrente in Europa te bepalen. • De 3 instrumenten: 1) Reserveverplichting

2) Permanente faciliteiten
3) Open-Markt politiek • Via de Reserveverplichting zijn de banken verplicht geld te storten op de rekening van de ECB. Over dit geld ontvangen ze een kleine rentevergoeding. Door deze stortingen hebben de banken liquiditeitstekort. We zeggen dan dat er sprake is van een krapte op de geldmarkt. • Open-marktpolitiek: politiek van geld uitlenen aan banken. Om de banken tegemoet te komen aan hun krapte. Belangrijkste leningen > herfinancieringsleningen of repo's. refirente: de rente die de banken moeten betalen over DEZE lening. • Permanente faciliteiten: Als de klanten toch geld blijven vragen, zou de rente fors kunnen stijgen. Om dit te voorkomen kunnen de banken altijd extra geld lenen bij de ECB. Banken moeten wel een hogere rente betalen > Marginale rente of Lombardrente.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.