Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Module 4, hoofdstuk 9-12

Beoordeling 7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vmbo | 1450 woorden
  • 2 september 2008
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 7
3 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Economie Samenvatting H9

Paragraaf 1.

Het maken van goederen en diensten heet produceren. De agrarische sector en de industriële sector produceren goederen.
• Tot de agrarische sector behoren alle bedrijven die hun producten direct aan de natuur onttrekken. bv: bedrijven in de landbouw (veeteelt, akkerbouw, tuinbouw), de visserij en de mijnbouw.
• De industriële sector bewerkt de grondstoffen die de agrarische sector uit de natuur gehaald heeft.
Diensten worden geproduceerd in de dienstensector. Daartoe behoren bv: de banken, handelsondernemingen en de politie.

Om te produceren, worden de productiefactoren natuur, arbeid en kapitaal gebruikt:
• Natuur; alles wat de natuur beidt, bv: grond, water, klimaat, windkracht en vroeger het veen.
• Arbeid; het werken van mensen.
• Kapitaal; productiemiddelen die eerder geproduceerd zijn, zoals een kruiwagen, een machine, een vrachtauto of een weg.
Productie kunnen we op verschillende manieren definiëren.
• Productie in ruime zin; dit is alle productie.
• Poductie in enge zin; productie van goederen en diensten in bedrijven of door de overheid. Voor deze goederen en diensten moet worden betaald.

Extra

De Bedrijfdkolom is de weg die een product aflegt van oerproduct naar consument. Het begint bij de oerproduct en eindigt bij de consumenten.
Een bedrijfstak bestaat uit bedrijven die hetzelfde produceren, bv: alle koffiebranders.
Elke stap binne de bedrijfskolom voegt waarde toe. Het maakt product voor de consument nuttiger.

Paragraaf 2.

Een verkoper is de winkelier of detailist. Het aantal stuks die een winkelier verkoopt, noem je de afzet. De omzet is de afzet x met de verkoopprijs.
In formule: verkoopprijs x afzet = omzet.

Per stuk die je verkoopt moet je de Btw ervanaf trekken, wat overblijft is de opbrengst.
In formule: verkoopprijs - BTW = opbrengst.
De inkoopwaarde is het bedrag waarvoor een handelaar goederen inkoopt.
De opbrengst min de inkoopwaarde heet brutowinst. ((opbrengst - inkoopwaarde = brutowinst))
Er is ook nog bedrijfskosten; de winkelhuur, de kosten van de verzekeringen en de betaalde rente.
De nettowinst ishet bedrag dat hij uiteindelijk verdient, als alle kosten van de opbrengsten zijn afgetrokken.
In formule: brutowinst - bedrijfskosten = nettowinst.
Als de kosten hoger zijn dan de opbrengsten is er sprake van Verlies.

Paragraaf 3.

De wegwerpartikelen zijn goederen. Goederen zijn materiële zaken, dingen die je kunt zien en vastpakken. Diensten zijn immateriële zaken, je kunt ze niet vastpakken.
De dienstensector kun je verdelen in twee groepen:
• Commerciële dienstverlening; producten willen hiermee winst maken. vb zijn de diensten van vezekeringsmaatschappijen, banken, winkels.
• Niet-commerciële dienstverlening; de producenten willen hiermee géén winst maken. Het gaat hierbij vooral om dienstverlening aan burgers. Vb zijn onderwijs, politie en verpleeghuizen.

De toegenomen welvaart maakte het voor veel mensen mogelijk om meer luxe goederen te consumeren.
Een voorbeeld van commerciële dienstverlening is de handel.
Handel is het verkopen van goederen om ze met winst te verkopen.
Handel heeft diverse functies in de economie. Door de handel:
• komen goederen bij de consumenten.
• kunne we het hele jaar alle goederen kopen.
• kunnen wij kiezen uit een groot aantal producten.
Consumenten met dezelfde wensen noemen we een doelgroep. Marketing is het zich richten op een doelgroep. Door middel van Reclame probeert de verkoper zijn product onder de aandacht van de doelgroep te brengen.

Economie Samenvatting H10.


Paragraaf 1.

Mensen die in een formele sector zitten hebben een officiële baan en werken bij een bedrijf of bij de overheid.
Mensen die in een informele sector zitten hebben een niet officiële werk: zwart werken en onbetaalde arbeid, zoals vrijwillgerswerk en huishoudelijk werk.
De formele sector bestaat uit vier sectoren:

• Primaire sector; dit word ook wel de agrarische sector genoemd. Hier onttrekt men producten aan de natuur. Behalve de landbouw zijn er de visserij en mijnbouw. Consumenten beschikken door deze sector over de producten die de natuur biedt.
• Secundaire sector; dit is de industriële sector, ofwel de industrie en de bouw. Producten van de primaire sector zijn vaak niet geschikt om zo te gebruiken. Denk maar aan suikerbieten, aardolie en ijzererts. De secundaire sector bewerkt de producten van de primaire sector.
• Tertiare sector; dit is commerciële dienstverlening. Hier verricht men diensten om daarme winst te maken. vb: zijn Banken, verzekeringen en vervoer.
• Kwartaire sector; dit is niet commerciële dienstverlening. Hier gaat het er niet om winst te maken, maar om nuttige diensten te verrichten. vb: zijn ziekenhuizen, brandweer en politie.
De tertiare sector groeit het snelst. Herintreders zijn mensen die na een aantal jaren weer willen gaan werken. Meerstal gaat het om vrouwen waarvan de kinderen nu naar school gaan.

Extra

Er is oud-economie en nieuw-economie. Onder de oude-economie rekenen we bedrijven die al geruime tijd bestaan, zoals oliemaatschappijen, autofabrieken, luchtvaartmaatschappijen en levensmiddelenbedrijven.
De nieuw-economie bestaat uit bedrijven die ICT-producten maken of gebruiken. ICT betekend Informatie en Communicatietechnologie. Voorbeelden van deze bedrijven zijn coputerproducten, mobiele telefoniebedrijven, internetproviders e-commerce-bedrijven en kabelbedrijven.

Paragraaf 2.

Er zijn verschillende typen werk, dat noemen we functies. Meestal zien we drie Functionele kaders:
• Uitvoerende Werk; uitvoerenden doen het werk waarvoor de organisatie bedoeld is.
• Middenkader; dat organiseert het werk en geeft leiding aan de uitvoerenden.bv: coordinatoor, hoofd van conciërges ens0.

• Management; dit is de directie.Management op school bestaat uit rector en de conrectoren. Zij beslissen bv: of er een nieuwe gymzaal word gebouwd.

Paragraaf 3.

In een individuele arbeidsovereenkomst staan de afspraken tussen één werkgever en één werknemer.
Er is een collectieve arbeidsovereenkomst ((CAO)). In een CAO zijn afspraken opgenomen die gelden voor alle werknemers in een groot bedrijf of in een hele bedrijfstak. Werkgever en werknemersorganisatie onderhandelen met elkaar over de inhoud van de CAO. Zaken die goed afgesproken moeten zijn:
• De hoogte van het loon
• De arbeidstijden en de pauzes
• Het soort werk dat verricht zal worden
• De hoogte van de vergoedingen, bv: voor een reiskosten.
De CAO is aan regels gebonden. Zo bestaat Nederland aan het minimumloon. De werkgever mag nooit minder dan dit minimumloon betalen.

Extra

De Arbeidsomstandigheden ((arbo-wet)) verplicht de werkgever te zorgen voor een goede werkplek en voldoende licht. Ook moet de werkgever geluidshinder bestrijden. Maar ook werknemers hebben plichten.
Zij moeten de beschermingsmiddelen en de apparatuur op de juiste manier gebruiken.

Hoofdstuk 11


paragraaf 1

- Vraag naar arbeid

Bedrijven en overheid die personeel zoeken.
- Aanbod van arbeid
Mensen die zich aanmelden om betaald te werken
- beroepsbevolking
Iedereen tussen de 15 en 65 jaar.
Minstens 12 uur per week wil werken.

Mensen die wel willen werken maar geen betaald werk hebben zijn werkloos.
Geregisterde werkeloosheid bestaat uit werkelozen die:
- staan ingeschreven bij het arbeidsbureau
- geen betaald werk van 12 uur of meer hebben
- beschikbaar zijn vooreen ban van 12 uur of meer.

Verborgen werkeloosheid
Mensen die wel willen werken maar niet hebben ingeschreven bij het arbeidsbureau.

Oorzaken van werkeloosheid:
- minder vraag naar goederen.
- Veranderingen bij de productie van goederen en diensten doordat:
Machines of computers het werk overnemen

Nederlandse bedrijven verhuizen
Bedrijven meer mensen met hoge opleiding vragen

Paragraaf 2

Arbeidsmarkt
De vraag van werkgevers en het aanbod van werknemers bij elkaar.

Als het aanbod groter is dan de vraag ontstaat er werkloosheid.
Persoonlijke gevolgen van werkloosheid
Een werkeloze krijgt geen loon. Je betaalt WW-uitkering. Als je werkloosheid bent ben je verzekerd van een uitkering. Je hebt enkele tijd recht op 70% van je vorig verdiende loon. Na een paar jaar stopt dit en kom je in de bijstand.
Sociale gevolgen van werkloosheid
Je ontmoet minder mensen
Maatschappelijke gevolgen
Kan tot politieke onrust leiden
Economische gevolgen
Werkloosheid premies worden door werknemers en gevers betaald. Hoe meer werklozer hoe hoger de premie. Dus hoe meer mensen moeten betalen

Paragraaf 3

Stimuleren van vraag naar goederen en diensten:

- belasting verlagen. Mensen houden geld over. Gaan meer kopen. Bedrijven hebben personeel nodig
- uitgaven vergroten. Bijv, een spoor aanleggen daar zijn mensen voor nodig

Werkloosheid bestrijden:
- de stijging van lonen afremmen. Werkgevers nemen meer mensen in dienst
- arbeidstijdverkorting. Hetzelfde werk moet door meer mensen worden gedaan
- kinderopvang. Veel vrouwen kunnen dan aan de slag
- scholing en voorlichting. Veel mensen zijn onvoldoende geschoold

Hoofdstuk 12


Paragraaf 1

Arbeidsproductiviteit
Productie per werknemer per tijdseenheid.

Arbeidsproductiviteit stijgen:
- meer kapitaal goederen
- technologische ontwikkeling hierdoor kan meer worden geproduceerd
- mechanisatie lichamelijk arbeid wordt overgenomen
- automatisering geestelijk arbeid wordt door computers over genomen
- betere organisatie door snelle planning kan sneller worden gewerkt
- scholing mensen moeten met machines en computers om kunnen gaan

Paragraaf 2

Bij een stijging van arbeidsproductiviteit produceert een bedrijf met evenveel mensen meer producten.

Voor het bedrijf is dit gunstig:
Individuele baten
Opbrengsten van een bedrijf.
Individuele kosten
Kosten van een bedrijf.
Ook de samenleving heeft voordeel bij arbeidsproductiviteitsstijging:
Maatschappelijke baten
Wij beschikken nu over meer producten dan vroeger
Maatschappelijke kosten
Werknemers krijgen steeds meer moeite met hogere arbeidsproductiviteit. Daardoor zijn ze vaker ziek.

Paragraaf 3

Bedrijven willen verkopen. Door steeds nieuwe producten te gebruiken stimuleren ze de consumptie. Meer consumptie leidt tot meer productie.
Dit tast het milieu aan. Bijv: verbruik van energie, grondstoffen en hulpstoffen, luchtverontreiniging, bodemverontreiniging, lawaai en afval.

Wie werken aan verbetering van het milieu

- de overheid maakt wetten.
- Particuliere organisaties
- Consumenten

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.