Waar heb jij je schoolspullen gekocht?

Doe mee aan het Back To School onderzoek over schoolspullen en maak kans op een Bol.com bon van 25 euro.

Module 3, Vraag & Aanbod

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 908 woorden
  • 4 februari 2009
  • 58 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
58 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
5 belangrijke vragen die je jezelf moet stellen als studiezoeker

Met keuze uit ruim 1.600 hbo- en wo-bachelors in Nederland is het best lastig om een studie te kiezen. Hoe begin je met zoeken, en hoe kom je dichterbij de studie die bij je past? Om je daarbij te helpen, hebben we vijf belangrijke vragen op een rijtje gezet die je jezelf moet stellen tijdens je studiezoektocht.

Naar de pagina
Module 3 Vraag & Aanbod – Havo 4

Hoofdstuk 1 De markt

§ 1 Wat is de markt?

1) Concrete markt = Vraag en aanbod op één aanwijsbare ontmoetingsplaats.
Markten
2) Abstracte markt = Vraag en aanbod, maar er is geen aanwijsbare ontmoetingsplaats.

Prijs - opbrengst voor de producent
- uitgave voor de consument

De prijs als basis voor economische keuzes:
Koper: Ben ik bereid om deze prijs te betalen voor deze hoeveelheid?

Verkoper: Wil ik deze hoeveelheid verkopen voor deze prijs?

§ 2 Aanbod en aangeboden hoeveelheid

Een producent biedt bij een hogere prijs meer aan dan bij een lagere prijs. (Daarom staat er een + in de formule van de aanbodlijn!)

Het verband tussen de prijs (P) en de aangeboden hoeveelheid (Qa) kan op drie manieren worden weergegeven:
1. Tabel
2. Grafiek (aanbodlijk loopt altijd omhoog)
3. Vergelijking (bijv. Qa = 3,5p – 50)

Het collectieve aanbod (= totale aanbod) wordt bepaald door bij elke prijs de aangeboden hoeveelheden van elk van de producenten op te tellen.

§ 3 Verschuivingen langs en van de aanbodlijn

Verschuiving langs de aanbodlijn  prijsverhoging (Of een prijsverlaging). Ceteris paribus – voorwaarde = alleen de prijs verandert.

Prijselasticiteit van het aanbod geeft aan hoe sterk de producenten reageren op een prijsverandering.

Ea = % verandering van Qa
___________________
% verandering van P
Bij een uitkomst tussen 0 en 1 is het aanbod inelastisch. Dat betekend dat de producenten niet of nauwelijks op een prijsverandering reageren. Bij een uitkomst groter dan 1 is het aanbod elastisch.

Verschuiving van de aanbodlijn door:

1. Kostenontwikkelingen (lagere kosten  verschuiving naar rechts)
2. Stand van de techniek (betere techniek  verschuiving naar rechts)
3. Het aantal aanbieders (meer aanbieders  verschuiving naar rechts)

§ 4 Marktevenwicht

Collectieve aanbodlijn = stijgend  bij hoge prijs is Qa groter dan bij lage prijs.
Collectieve vraaglijn = dalend  bij een hoge prijs is Qv kleiner dan bij een lage prijs.
Evenwichtsprijs: bij deze prijs  gevraagde hoeveelheid = aangeboden hoeveelheid.

Evenwichtshoeveelheid = de hoeveelheid die verkocht wordt bij de evenwichtsprijs.
(Dit kan je berekenen door P in te vullen in de formule van Qa of Qv)

Eigenschappen van een perfecte markt:

1. Homogene goederen (alle producten zijn identiek)
2. Veel vragers
3. Zoveel aanbieders dat één aanbieder geen invloed heeft op de prijs
4. Transparante markt (alle informatie beschikbaar)
5. Geen toetredingsbelemmeringen (iedereen mag het product verkopen)

Vraagoverschot = aanbodtekort (de vraag is groter dan het aanbod).
Aanbodoverschot = vraagtekort (het aanbod is groter dan de vraag).

Je moet aan de hand van de Qa en Qv formule de evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid kunnen berekenen. Dat doe je door Qa en Qv gelijk te stellen, dus Qa=Qv.

§ 5 Het bijna perfecte marktmechanisme

Verandering van collectieve vraaglijn door behoeften, inkomen, prijs andere producten en aantal vragers. Verandering collectieve aanbodlijn door kosten, stand van techniek en aantal aanbieders.

Bij een toename van de vraag: prijs stijgt.
Bij een afname van de vraag: prijs daalt.
Bij een toename van het aanbod: prijs daalt.
Bij een afname van het aanbod: prijs stijgt.
Signaalfunctie van de prijs  het laat aan de producent zien aan welke goederen behoefte is. De producent kan dan bepalen hoeveel en welke productiemiddelen nodig zijn.

Marktmechanisme  vraag en aanbod bepalen de prijs. Tekortkomingen:

1. Sommige goederen hebben geen prijs (bijv. Straatverlichting)  overheid.
2. Maatschappelijk onaanvaardbare prijzen (instellen van minimum/maximum prijs).
3. Onrechtvaardige inkomensverdeling (herverdeling via belasting).
4. De markt komt niet tot een evenwicht, omdat het aanbod vertraagd reageert.
5. Prijzen bevatten niet alle informatie (bijv. Milieuvervuiling van auto’s).

6. Er is niet voor elk goed een perfect werkende markt (denk aan monopolie).
7. De arbeidsmarkt werkt niet als een gewone markt (lonen zijn minder flexibel).
8. De kopers en verkopers hebben onvolledige markt (bijv. 2e hands auto).

Hoofdstuk 2 Marktvormen


§ 1 Kenmerken van de verschillende marktvormen

Marktvorm = omstandigheden op de markt waaronder de concurrentie plaatsvindt.
1. Aantal aanbieders (één, weinig of veel)
2. Aard van het goed (homogeen of heterogeen)
3. Transparantie van de markt
4. Toetredingsmogelijkheden

Hoofdstuk 3 Overheidsingrijpen in de markt

§ 1 Waar bemoeit de overheid zich mee?

Bemoeigoederen  Goederen waar de overheid zich mee bemoeit.
Methoden om het gebruik van goederen te ontmoedigen:

1. Verbieden
2. Voorlichting geven
3. Kwaliteitseisen stellen
4. Goederen duurder maken door accijns of heffing. (Dit is marktconform ingrijpen!)
Methoden om het gebruik van goederen te stimuleren:
1. Voorlichting geven
2. Goederen goedkoper maken door subsidie. (Dit is marktconform ingrijpen!)

§ 2 Gaan we terug naar de perfecte markt?

Op veel markten heerst een heterogeen oligopolie. Risico’s: (misbruik maken van) economische machtsposities, kartelvorming, verstarring op de markt.

Mededingingsbeleid: een beleid gericht op het bevorderen en instandhouden van gezonde concurrentie. De Mededingingswet verbiedt:
1. Kartelafspraken

2. Misbruik van economische machtposities
3. Andere manieren van beperking van de medediging.
De Nederlandse Mededingsautoriteit zorgt voor handhaving hiervan.

Het Europese mededingsbeleid gaat over de handel tussen lidstaten.

§ 3 Maximumprijzen en minimumprijzen

De behoeftebevrediging van consumenten kan in gevaar komen door te hoge prijzen. De overheid kan hierin ingrijpen door een maximumprijs in te stellen. Dit wordt alleen gedaan bij noodzakelijke goederen.
Bij een maximum prijs is de vraag groter dan het aanbod : vraagoverschot. Er een zwarte markt ontstaan. De overheid zou een distributiestelsel in kunnen voeren.


De evenwichtsprijs kan te laag zijn voor de producent om zijn bedrijf te kunnen voortzetten (dus dit gaat niet over winst!). De overheid kan een minimumprijs in stellen. Bij een minimumprijs is het aanbod groter dan de vraag : aanbodoverschot. De overheid koopt het aanbodoverschot op tegen de minimumprijs. ( In een grafiek tekenen)
Toepassing minimumprijs:
1. Een bepaalde bedrijfstak in stand houden
2. Producenten beschermen tegen seizoensinvloeden (garantieprijs)
3. De EU beschermt bedrijfstakken tegen concurrentie buiten de EU

§ 4 Andere manieren van ingrijpen in de markt

De overheid kan ook ingrijpen via wetgeving:
1. Vergunningenstelsels  alleen produceren met toestemming van de overheid.
2. Quota  maximale hoeveelheid produceren. Bij overschrijding moet een heffing betaald worden.

De overheid treedt steeds verder terug (deregulering). Bedrijven maken zelf afspraken met de overheid, zo’n afspraak heet een convenant.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.