Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Module 2, Hoofdstuk 1

Beoordeling 5.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 2071 woorden
  • 11 juli 2007
  • 11 keer beoordeeld
Cijfer 5.7
11 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Economie Module 2 Hoofdstuk 1 Tekst 1 In elke economie moet het allocatievraagstuk worden opgelost. Het gaat daarbij om de richting waarin de beschikbare productiefactoren worden aangewend. Het allocatievraagstuk: vragen als; - Wat wordt er geproduceerd - Hoeveel er van elk product wordt geproduceerd, bijv hoe vaak per uur rijdt de bus of trein naar een bepaalde bestemmingen - Door wie wordt er geproduceerd, door de overheid of door particuliere ondernemingen - Hoe wordt er geproduceerd, met machines (kapitaalintensief) of met arbeid (arbeidsintensief) - Waar er wordt geproduceerd, binnenland of buitenland. Allocatie = toewijzing. Het gaat om de vraag hoe in de economie de beschikbare, schaarse productiemiddelen moeten worden gebruikt. Tekst 2 De verschillende soorten goederen in een economie kunnen worden onderscheiden met de begrippen rivaliteit en uitsluitbaarheid. Individuele goederen: - Rivaliteit: kunnen slechts door één persoon worden geconsumeerd, zoals een trui kan maar door één persoon op een bepaald moment worden gedragen. De consumptie van zo’n goed rivaliseert met de consumptie van datzelfde goed door een ander. - Uitsluitbaarheid: De consument van de consumptie kan worden uitgesloten (bijv als hij niet wil betalen); hij is niet verplicht het goed te consumeren. Collectieve goederen: Geen sprake van rivaliserende consumptie. - Non-rivaliteit: Bijvoorbeeld een dijk (dat de een droge voeten heeft verhindert niet dat de anderen dat dan ook hebben); doordat het goed aan één individu ter beschikking staat, staat dat goed zonder extra kosten ook aan anderen ter beschikking. - Niet Uitsluitbaarheid: Individuele consumenten kunnen niet van de consumptie van een collectief goed worden uitgesloten en zij kunnen zich niet aan de consumptie ervan onttrekken. Als het er eenmaal is, is het er voor iedereen of je nu wilt of niet. Bijvoorbeeld Defensie. Quasi-collectieve goederen: Als consument kun je, net als bij individuele goederen, je aan de consumptie onttrekken en kun je door de producent van de consumptie worden uitgesloten. Voorbeeld; openbaar vervoer > je hoeft niet met de trein te reizen en zonder kaartje kun je uit de trein worden gezet. Het woord collectief heeft hier betrekking op het feit dat de overheid de productie van deze goederen (en diensten ) voor haar rekening neemt of subsidieert. Collectief heeft hier nog een andere betekenis. Binnen zekere grenzen rivaliseert de consumptie van de één niet met de consumptie van de ander; als de trein rijdt, rijdt hij tegen evenveel kosten voor één als voor honderd passagiers. Uitsluitbaarheid en gesubsidieerd door de overheid.
Tekst 3 Bij het beschrijven van de economische orde van een land maken we gebruik van grondvormen of ideaaltypen. Het markt-, budget-, en planmechanisme zijn manieren om productie en consumptie op elkaar af te stemmen. Economische orde of economisch stelsel: de manier waarop het proces van productie en consumptie is georganiseerd. Het gaat om de manier waarop de economische beslissingen worden genomen. Elementen die de economische orde van een land in belangrijke mate bepalen zijn: - De eigendomsverhoudingen: wie bezit de productiemiddelen? De staat of de particulieren? - De verdeling van de beslissingsbevoegdheden: Wie is er in het economisch proces bevoegd om beslissingen te nemen? Op grond van deze twee elementen kun je typen van economische orde onderscheiden; Markteconomie of markthuishouding: Marktmechanisme zorgt voor de afstemming van de productie op de consumptie. Democratische huishouding: Het budgetmechanisme is het middel waarmee de coördinatie van de economische besluitvorming plaatsvindt. Bureaucratische huishouding of centraal geleide economie: Planmechanisme. Alle beslissingsbevoegdheden zijn gecentraliseerd in één instantie en de beslissingen worden dus op centraal niveau genomen.  Ideaal typen, komen niet voor in hun zuivere vorm. Het zijn altijd mengvormen van de genoemde typen.  Sommige landen kunnen een grondvorm wel dicht naderen.  VS: markteconomie  NL: gemengde economie van markt, democratische en planhuishouding.  Het gaat steeds om wat de mensen willen en wat mogelijk is op elkaar af te stemmen Tekst 4 Bij het marktmechanisme ontstaan evenwicht doordat de marktprijs een richtlijn vormt voor het handelen van vragers en aanbieders. Marktmechanisme: elke consument beslist zelf wat en hoeveel hij aanschaft, en elke producent beslist zelf wat en hoeveel hij produceert. De afstemming van de productiemogelijkheden op de consumptiewensen gebeurt dmv marktmechanisme. - Consument: de vraag naar een product neemt af (bijv door smaakverandering) - Winkeliers: blijven met het product zitten. Om er nog zoveel mogelijk van te verkopen, zullen ze concurreren en daalt de prijs. De winkeliers leiden door de prijsdaling verlies en kopen minder in bij de producenten - Producenten: De productie van de producten moet verminderen of stop gezet worden. Bij een nieuw product maken ze veel reclame wat invloed kan hebben op de prijs van het product.  Dynamische mechanisme van vraag en aanbod zorgt voor evenwicht
Beslissingen worden decentraal genomen. De prijzen werken als gevolg van de beslissingen. Nachtwakersstaat: De economieën zijn gebaseerd op particulier eigendom van de productiemiddelen en de overheid speelt bijna geen rol. Overheid moet rechtsorde en veiligheid bewaken en toezien op toezien op de ‘spelregels’ tav de concurrentie en de naleving van contracten. Tekst 5 Het marktmechanisme kan zorgen voor een doelmatige aanwending van de beschikbare middelen. Er zijn echter ook verschillende nadelen aan verbonden. Baten (nut) en Kosten (offer): worden vergeleken via het marktmechanisme. Voor de consument zijn dit de te betalen prijs en de behoeftebevrediging die de aanschaf van het goed oplevert. Voor de producent zijn dit de kosten van de productie en de opbrengsten daarvan. Voordeel marktmechanisme: Optimale allocatie. In een economie wordt daardoor de aanwezige schaarse middelen doelmatig ingezet waar er het meeste vraag naar is. Direct verband tussen beslissen, genieten en betalen (wie beslist over het aanschaf van een pc kan er zelf van genieten maar moet ook betalen) Nadeel marktmechanisme: - Bijv. als gevolg van een misoogst, kunnen extreem hoge prijzen ontstaan waardoor het product voor sommigen onbetaalbaar wordt. De uitkomst van het marktmechanisme kan dan maatschappelijk onaanvaardbaar worden gevonden. - Aanpassingsprocessen via het marktmechanisme loopt niet altijd even soepel. De productie kan niet heel snel worden aangepast, wat leidt tot prijsschommelingen en langdurige werkloosheid. - De stabiliteit van het systeem is niet erg groot. - Ondernemingen hebben in werkelijkheid niet zelden een machtspositie op de markt waardoor ze een hogere prijs kunnen vaststellen dan bij volkomen concurrentie. De doelmatigheid van het marktmechanisme wordt weer verminderd; het prijsmechanisme kan dan niet goed haar werk doen. - Collectieve goederen kunnen niet worden geproduceerd door het marktmechanisme. Ze zijn namelijk niet te splitsen in individueel leverbare middelen. Er is geen prijs van vast te stellen. - Quasi-collectieve goederen kunnen via het marktmechanisme in onvoldoende mate worden voorgebracht, bijv. omdat de kosten te hoog zijn. Er zijn zo bijv weinig particuliere scholen. Maatschappelijke kosten of externe effecten: buiten de marktblijvende effecten van productie en consumptie. Bijv. vervuiling van het viswater, het wordt niet vergoed. Tekst 6 Bij het budgetmechanisme komen beslissingen over de aanwending van de beschikbare middelen via democratische besluitvormingsprocessen tot stand. Budgetmechanisme: Beslissingen worden decentraal genomen. De gemeenschap beslist over de vraag wat er hoeveel er geproduceerd moet worden. Op een democratische wijze wordt er via stemming een besluit genomen. Volksvertegenwoordiging wordt gekozen (heeft de beslissingsmacht) en bepaalt via een politiek proces welke taken door de overheid zullen worden uitgevoerd en hoeveel daarvoor mag worden uitgegeven. Ze stelt de regering voor een bepaalde taak een bepaald bedrag of budget ter beschikking. Afwegings- en besluitingsproces doet zich voor op het niveau van de centrale overheid, parlement, Provinciale Staten, gemeenteraden, schoolbesturen. Het gaat om de meerderheid voor een voorstel. Eigendomsverhoudingen zullen een gemengd beeld opleveren.  Particulier eigendom van productiemiddelen kan samengaan met wettelijke maatregelen die de beslissingsmacht van de particuliere ondernemer beperken. Vb. Vestigingswet, Wet milieubeheer, Winkelsluitwet.  Het Staatseigendom is in vitale sectoren van de economie als energievoorziening en infrastructuur Tekst 7 Bij het budgetmechanisme is de relatie tussen beslissen, genieten en betalen niet altijd aanwezig. Er zijn echter verschillende redenen waarom de overheid zich met de voortbrenging van bepaalde goederen bemoeit. Nadeel budgetmechanisme: de band tussen beslissen, genieten en betalen is er niet want de volksvertegenwoordiging beslist over het toekennen van een subsidie, de ontvangers hebben het genot ervan en de belastingbetalers moeten het betalen. De kosten en baten van overheidsvoorzieningen worden niet direct met elkaar in verband gebracht waardoor de keuze moeilijker wordt gemaakt en het risico vergroot wordt dat de doelmatigheid van de keuze onvoldoende is. Door onvolledige kennis van de overheid worden niet altijd de juiste beslissingen genomen. Voordeel budgetmechanisme: - De overheid kan de ongewenste uitkomsten van het budgetmechanisme corrigeren en bepaalde

doelstellingen (als rechtvaardige inkomensverdeling en behoud van milieu) nastreven. - De overheid kan ervoor zorgen dat bepaalde collectieve en quasi-collectieve goederen worden geproduceerd, die anders niet voldoende voorgebracht zouden worden
Redenen waarom de overheid zich bemoeit met de quasi-collectieve goederen: - Te hoge inningskosten: De productie kost te veel om het door te markt te laten verzorgen - Geen inkomensdrempel: De overheid vind het niet juist dat de individuele goederen af zouden hangen van de hoogte van het inkomen. Zoals onderwijs, men wil een groot aantal soorten onderwijs zo toegankelijk mogelijk houden en daarom worden die beneden de kostprijs aangeboden. Ze worden betaald uit de belastingen. - Positief effect voor de maatschappij: positief effect voor gebruiker en samenleving en de overheid wil het gebruik van die goederen stimuleren. Vb. openbaar vervoer > vermindert fileprobleem + beter voor het milieu. Vb. onderwijs > goed opgeleide mensen. - Bemoeigoederen of merit goods: De overheid vindt dat de burgers er meer van zouden moeten gebruiken. Museumbezoek wordt vb gratis of onder kostprijs aangeboden. - Demerit goods: Tabak en alcohol. De overheid maakt deze goederen door accijnzen juist extra duur Tekst 8 In een centraal geleide economie vindt de besluitvorming over de aanwending van de productiemiddelen voornamelijk plaats op centraal niveau. Planmechanisme of centraal geleide economie: besluit op centraal niveau en het productieapparaat is in handen van de staan. Producten en consumenten motiveren om overeenkomstig dat plan te handelen > kan onder dwang gebeuren ; Macht is belangrijk middel om naleving van een plan af te dwingen. De centrale instantie kan ook het gedrag van de consumenten en producenten in de door haar gewenste richting sturen dmv vaststelling van de hoogte van lonen en prijzen. > Brood en energieprijzen worden kunstmatig laag gehouden. Eerder in SU. Tekst 9 Bureaucratie en centrale plannen kunnen efficiency en voorziening in de behoeften van de consumenten belemmeren. Voordeel planmechanisme: - conjunctuurschommelingen ontbreken (de golfbewegingen in het economische leven die zich uiten
in afwisselende hogere en lagere groeipercentages van het nationale inkomen, investeringen, werkgelegenheid.) - Werkloosheid en inflatie komen bij niet voor. - Kleinere inkomensverschillen - Onderwijs en Gezondheidszorg voor iedereen beschikbaar. Nadeel planmechanisme: - Grote politieke onvrijheid - Gebrek aan efficiency; de besluitvorming verliep erg traag en de productie voorzag de productie niet vaak in behoeften van de consumenten. - Er was geen financiële prikkel die de motivatie om meer te produceren bevorderden. - De complexe economie was moeilijk in een centraal plan te ‘vangen’ Tekst 10 Binnen een economie kun je een onderscheid maken tussen een marktsector en een collectieve sector. De verhouding tussen die twee sectoren kan in de loop van de tijd veranderen. Marktsector: vraag en aanbod van goederen en diensten wordt verzorgd door ondernemingen. Consumenten, overheid en andere ondernemingen zijn de vragers van de goederen en diensten. Het marktmechanisme zorgt voor afstemmingen van vraag en aanbod. De overheid grijpt wel in dmv Prijzenwet, Vestigingswet etc. Collectieve sector: De door de overheid zelf geproduceerde voorzieningen, als rechtspraak en politie. De overheid subsidieert de goederen als openbaar vervoer, bibliotheken, sociale zekerheid. Het gaat om de productie van goederen en diensten die voor iedereen bestemd zijn, en waar iedereen aan meebetaald door belastingen. Afstemming van de productie op de consumptie door het budgetmechanisme. Planmechanisme doordat de overheid bureaucratisch is georganiseerd (bijv. opdrachten die dagelijks aan ambtenaren worden gegeven.) Is sterk toegenomen tov de marktsector; zowel de omvang van de collectieve uitgaven (in % van het NI) als het aantal wettelijke regelingen.  discussies leidden tot inkrimping van de collectieve sector en versterking van de marktsector Tekst 11 Het allocatieprobleem kan bekeken worden op individueel, landelijk en internationaal niveau. Allocatie op individueel (micro)niveau: als een startende ondernemer een investeringsplan maakt en zich hierbij afvraagt waar, hoe en welke producten hij moet gaan produceren. Allocatie op landelijk (macro)niveau: de rol van de overheid. Ongeveer 5 á 10 jaar komt de overheid in Nederland met een nota Ruimtelijke Ordening. Hier staan plannen in over de ruimtelijke indeling van Nederland. Zo wordt besloten waar ruimte is voor industrie, natuur etc. Allocatie op internationaal niveau: World Trade Organization waar meer dan honderd landen bij zijn aangesloten, heeft tot doel de internationale handelsbelemmeringen te verminderen en daarmee de internationale allocatie van productiefactoren te bevorderen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.